Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bunderstraat 88
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0938.BP03009-VA01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
het bestemmingsplan Bunderstraat 88 met identificatienummer NL.IMRO.0938.BP03009-VA01 van de gemeente Meerssen.
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlage.
 
1.3 aan huis verbonden bedrijf
het  verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit ter plaatse, in een gedeelte van de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar functie behoudt en de desbetreffende bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die passend is bij de woonfunctie. Het gaat enkel om bedrijven die niet vergunning- of meldingsplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving.
 
1.4 aan huis verbonden beroep
de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen kan wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar functie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die passend is bij de woonfunctie. Hieronder dienen niet te worden begrepen detailhandel, escortbedrijven of seksinrichtingen.
 
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.7 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van het huishouden uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
 
1.8 ambachtelijk(e)
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen waarbij het accent niet ligt op massavervaardiging, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht.
 
1.9 ander bouwwerk
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak. Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met dak wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk.
 
1.10 antennedrager
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
 
1.11 antenne-drager
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
 
1.12 archeologische waarde
waarde van zaken in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
 
1.13 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.
 
1.14 bed & breakfast
bed & breakfast is een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als toeristisch-recreatieve activiteit, die ondergeschikt is aan de woonbestemming. Onder een bed & breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
 
1.15 begane grond
de eerste bouwlaag boven het peil en waarvan het vloerniveau (nagenoeg) ter hoogte van het aansluitende maaiveld ligt.
 
1.16 bestaand
  1. Bij bouwwerken: de situatie zoals deze bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  2. Bij gebruik: de situatie zoals deze bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan of het betreffende planonderdeel.
1.17 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.18 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.19 bevoegd gezag
bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
 
1.20 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk.
 
1.21 bijgebouw (aangebouwd of vrijstaand)
een gebouw dat in stedenbouwkundig en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat het functionele gebruik van het gebouw in relatie tot het hoofdgebouw niet relevant is, maar wel ten dienste staat van het hoofdgebouw.
 
1.22 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
 
1.23 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.24 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grondlaag en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder.
 
ter verduidelijking:
 
bij bepaling van één bouwlaag gleden de bepalingen zoals die zijn opgenomen in het Bouwbesluit en de Bouwverordening en overige zich onder de kap bevindende ruimten met een maximale hoogte van 3,50 meter voor woningen en 4,50 meter voor andere gebouwen.
 
1.25 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.26 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
 
1.27 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
1.28 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
1.29 carport/overkapping
een bouwwerk met tenminste een dak en niet of aan maximaal twee zijden van wanden voorzien, inclusief bestaande wanden.
 
1.30 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop, te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop of verhuur of leasing, alsmede het verkopen en/of leveren en/of bewaren van goederen aan personen, die die goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Dienstverlening door een horecabedrijf, een coffeeshop en een sekswinkel worden hieronder niet begrepen.
 
1.31 dienstverlening
bedrijf of instelling voor het bedrijfsmatig verrichten van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen een kapperszaak, schoonheidsinstituut, fotostudio, uitzendbureau, bank, stomerij, wasserette, apotheek, reisbureau en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf, een horecabedrijf, een centrum voor fysiotherapie, een fitnesscentrum, een seksinrichting en een coffeeshop.
 
Bij de toetsing van deze regels wordt als volgt geoordeeld:
 
een dienstverlenend bedrijf dient te passen in een woonwijk (geen baliefunctie) en aan de woonfunctie ondergeschikt te zijn.
 
1.32 doeleinden van openbaar nut
kleinschalige nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, kabels en leidingen, straatvoorzieningen, telefooncellen, e.d.
 
1.33 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van het gebouw.
 
ter verduidelijking: 
  • achtererf is het gedeelte dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen;
  • zijerf is het gedeelte dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen;
  • voorerf is het gedeelte dat voor de voorgevelrooilijn is gelegen, zijnde gelegen voor het bouwvlak.
     
1.34 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.35 hoofdgebouw
één of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
1.36 huishouden
een alleenstaande, dan wel twee of meerdere personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren.
 
1.37 internethandel/webwinkel
een detailhandelsvestiging waar goederen via het internet of via de telefoon worden besteld en betaald.
 
1.38 kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, met uitzondering van een bijzettentje voor bijvoorbeeld de kinderen. Een en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen zijn voorzien van een as-/wielstelsel en verplaatsbaar zijn, alsmede geheel zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
 
1.39 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
 
1.40 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, waaronder elektriciteitsvoorzieningen, gasregelstations en pompinstallaties.
 
1.41 onderbouw/kelder
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.
 
1.42 ondergeschikte functie
een functie die qua omvang en uitstraling ondergeschikt is aan een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie, maar indien dat in de bestemmingsomschrijving niet expliciet is aangegeven aan die functie niet ten dienste hoeft te staan c.q. daar functioneel mee verbonden hoeft te zijn.
 
1.43 ondergronds bouwen
het bouwen en in gebruik nemen van een ruimte onder het peil.
 
1.44 onderkomens
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, tenten, schuiltenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf,  voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.
 
1.45 onzelfstandige woonruimte
ruimte met een afsluitbare toegang, die door een huishouden kan worden bewoond, waarbij het huishouden afhankelijk is van de voor bewoning noodzakelijke voorzieningen (waaronder kan worden verstaan: keuken, toilet en/of badkamer) buiten de woonruimte, waarbij minimaal twee van die voorzieningen uitsluitend buiten die woonruimte zijn gesitueerd.
 
1.46 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
1.47 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
 
1.48 peil
  1. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. voor een ander bouwwerk: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
1.49 perceel
een deel van het Nederlands grondgebied van welk deel de Dienst voor het kadaster en openbare register, de begrenzing met behulp van landmeetkundige gegevens heeft vastgelegd op grond van gegevens betreffende de rechtstoestand, bestemming en het gebruik dat door zijn kadastrale aanduiding is gekenmerkt.
 
1.50 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen tegen vergoeding, daaronder begrepen straatprostitutie.
 
1.51 ruimtelijke kwaliteit
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte.
 
1.52 seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan: een (raam-)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.53 stedenbouwkundig beeld
ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de aansluitend terreinen, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen.
 
1.54 straatmeubilair
verkeersgeleiders, rampalen/amsterdammertjes, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-/glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, abri's, kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen, pinautomaten, kleinschalige constructies voor een jongerenontmoetingsplaats en daarmee vergelijkbare objecten.
 
1.55 straatprostitutie
het zich op de openbare weg of in een zich op de openbare weg bevindend voertuig beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen tegen vergoeding.
 
1.56 vervangende nieuwbouw
het realiseren van een hoofdgebouw ter vervanging van en ter plaatse van een bestaand hoofdgebouw, waarbij geen toename van het aantal zelfstandige wooneenheden plaatsvindt.
 
1.57 voorgevel
gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van een weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van een gebouw vormt.
 
1.58 voorgevelrooilijn
de bouwgrens/lijn die is gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens, die behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde of de van de weg afgekeerde zijde niet mag worden overschreden.
  
1.59 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten, etc.
 
1.60 weg
een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde  weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
 
1.61 woning/wooneenheid
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden; in een woning kan ook sprake zijn van kamerverhuur, indien daarbij centrale voorzieningen, zoals een keuken, een douche en andere voorzieningen gedeeld worden.
 
1.62 zelfstandige woonruimte
wooneenheid met een eigen toegang, die door een huishouden kan worden bewoond zonder dat het huishouden daarbij afhankelijk is van voor bewoning noodzakelijke voorzieningen, zoals een keuken, een toilet en badkamer, buiten die woonruimte.
 
1.63 zolder
ruimte(n) in een gebouw die geheel is/zijn afgedekt met schuine daken, met een borstwering van maximaal 1,00 meter hoog en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 Gebouwen en bouwwerken
 
2.1.1 de afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
 
2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en andere naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.1.3 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.1.4 de hoogte van een bouwlaag
de afstand tussen de scheidende vloerdelen, gemeten van bovenkant afgewerkte vloer tot bovenkant afgewerkte vloer.
 
2.1.5 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.1.6 de lengte, breedte en diepte van bouwwerk
de buitenwerks (tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren) gemeten afstand.
 
2.1.7 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet mee gerekend.
 
2.1.8 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.1.9 ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, lichtkoepels, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- en/of de bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 meter wordt overschreden. Voor luifels, erkers en balkons geldt dat de bouw- en/of bestemmingsgrens met niet meer dan 1,00 meter wordt overschreden.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
3.1.1 Algemeen
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen in woningen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep;
  2. bijgebouwen, carports en overkappingen, 
met de daarbij behorende:
  1. tuinen, erven en verhardingen;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. parkeervoorzieningen, uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtname van het parkeerbeleid uit artikel 12 lid 3.2;
  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  5. doeleinden van openbaar nut.
3.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 12 lid 4.1.
 
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Algemeen
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. gestapelde woningen, ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' met dien verstande dat deze uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gerealiseerd;
  2. de daarbij behorende andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen, die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
3.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak
Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:
  1. binnen het bouwvlak mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  2. het hoofdgebouw dient in het bouwvlak te worden gebouwd;
  3. de hoogte van een bouwlaag mag niet meer bedragen dan 3,50 meter;
  4. de voorgevel dient in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd, met dien verstande, dat de voorgevel niet meer dan 3,00 meter uit de naar de weg gekeerde bouwgrens mag worden gebouwd;
  5. de voorgevelbreedte van de woning dient ten minste 5,50 meter te bedragen;
  6. de bouwhoogte mag ten hoogste 12,50 meter bedragen;
  7. gebouwen dienen plat of met een kap van ten minste 30o en ten hoogste 60o te worden afgedekt. Overkappingen en serres mogen worden afgedekt met een kap van ten hoogste 30o
3.2.3 Overige regels met betrekking tot bebouwing
Voor het bouwen gelden de volgende overige regels:
  1. het bouwvlak c.q. de voorgelrooilijn mag niet door bebouwing, waaronder begrepen een carport/overkapping, worden overschreden, met uitzondering van overschrijding ten behoeve van:
    1. de bouw van erkers, waarbij de erker niet meer dan 70% van de voorgevel beslaat en/of maximaal 40% van de zijgevel van de woning, mits de diepte van de erker niet meer bedraagt dan 1,50 meter, de bouwhoogte van de erker niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, de afstand tot de bestemming 'Verkeer' niet minder dan 3,00 meter bedraagt, gemeten vanuit de bouwgrens en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 1,00 meter bedraagt;
    2. aansluitende luifels boven de voordeur en kappen op erkers, mits deze vanuit het stedenbouwkundig beeld en afmeting van ondergeschikte betekenis zijn en de afstand tot de bestemming 'Verkeer' niet minder dan 3,00 meter bedraagt, gemeten vanuit de bouwgrens;
    3. ondergeschikte onderdelen van het gebouw, zoals schoorstenen, lichtkoepels en antennes, met uitzondering van liftopbouwen en luchtbehandelingsinstallaties;
  2. binnen het bestemmingsvlak mag de bouwhoogte van andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen, ten hoogste 3,00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of de bijgebouwgrens niet meer dan 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of bijgebouwgrens niet meer dan 2,00 meter mag bedragen.
3.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 11 lid 1.
 
3.4 Afwijken van de bouwregels
 
3.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:
  1. ten behoeve van de privacy voldoende afstand tot aangrenzende percelen wordt aangehouden;
  2. ten behoeve van de verkeersveiligheid voldoende afstand tot de bestemming 'Verkeer' wordt aangehouden;
  3. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 10,00 meter bedraagt;
  4. deze afwijkingsbevoegdheid niet van toepassing is wanneer de afwijkingsbevoegdheid uit artikel 9 lid 1 kan worden toegepast;
  5. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in  artikel 9 lid 2 .
3.5 Specifieke gebruiksregels
 
3.5.1 Gebruik van de grond
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van parkeervoorzieningen voor derden en het gebruik van gronden anders dan voor:
  1. wonen;
  2. tuin/erf;
  3. parkeer- en/of groenvoorzieningen;
  4. opslagdoeleinden, ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van explosie- en/of brandgevaarlijke goederen en stoffen.
3.5.2 Gebruik van opstallen
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:
  1. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  2. groothandel;
  3. detailhandel;
  4. horeca;
  5. dienstverlening;
  6. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van bij normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van explosie- en/of brandgevaarlijke goederen en stoffen.
3.5.3 Aan huis verbonden beroep
Het verbod om de voor 'Wonen' aangewezen gronden en opstallen te gebruiken als beroepsmatige werk- en/of opslagruimte is niet van toepassing op het gebruik van ruimten binnen de woning of in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. ten minste 50% van het vloeroppervlak van de woning zonder bijgebouwen blijft gehandhaafd alsmede, bij woningen met een vloeroppervlak van minder dan 240 m², een vloeroppervlak van de woning zonder bijgebouwen van 100 m² behouden blijft;
  2. degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  3. de activiteit zonder werknemers in dienst wordt uitgeoefend;
  4. dit gebruik mag geen ernstige of evenredig nadelige hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  5. de ruimtelijke uitstraling is in overeenstemming met de woonfunctie;
  6. in de parkeerbehoefte wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de richtcijfers uit de ASVV/CROW;
  7. er is geen sprake van een grote verkeersaantrekkende werking. De aanwezige infrastructuur moet hierop berekend zijn;
  8. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat:
  1. ten minste 50% van het vloeroppervlak van de woning (exclusief bijgebouwen) blijft gehandhaafd alsmede bij woningen met een vloeroppervlak van minder dan 240 m² blijft een vloeroppervlak van de woning (exclusief bijgebouwen) van 100 m² behouden;
  2. degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  3. de activiteit zonder werknemers in dienst wordt uitgeoefend;
  4. de activiteiten qua aard, omvang en uitstraling passen in een woonomgeving;
  5. de ruimtelijke uitstraling in overeenstemming is met de woonfunctie;
  6. er geen strijd ontstaat met het Bouwbesluit of de gemeente bouwverordening;
  7. er geen detailhandel ter plaatse mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteiten;
  8. de bedrijfsactiviteiten niet betreffen het oprichten, veranderen of in werking hebben van een vergunning- of meldingplichtige inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of de Wet milieubeheer;
  9. maximaal zijn toegestaan een of meer elektromotoren en/of een of meer verbrandingsmotoren met een vermogen of een gezamenlijk vermogen tot en met 1,5 kW, met dien verstande, dat bij de berekening van het gezamenlijk vermogen een elektromotor en/of een verbrandingsmotor met een vermogen van 0,25 kW of minder buiten beschouwing wordt gelaten;
  10. in de parkeerbehoefte wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de richtcijfers van ASVV/CROW;
  11. er geen sprake is van een verkeersaantrekkende werking. De aanwezige infrastructuur moet hierop berekend zijn;
  12. aan de omgevingsvergunning de voorwaarde wordt verbonden dat de vergunning komt te vervallen als de gronden c.q. de bebouwing gedurende een aaneengesloten periode van minimaal twee jaar niet meer als zodanig zijn gebruikt;
  13. aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden ter voorkoming van hinder voor de omgeving. Deze voorwaarden betreffen in ieder geval:
    1. vastlegging van werktijden;
    2. vastlegging maximum personeelsbestand;
    3. vastlegging parkeren van motorvoertuigen van personeel, klanten en zaakvoerder;
    4. vastlegging maximum werkvloeroppervlak;
    5. frequentie en plaats van laden en lossen;
    6. beperking omvang reclame-uiting / bedrijfsnaamuiting tot maximaal 50 cm x 50 cm x 2 cm (dikte) aan de voorgevel op maximaal 2,00 meter hoogte;
    7. beperking van emissie (geluid, stof, geur) naar de omgeving;
    8. verbieden/beperken van opslag en/of activiteiten op onbebouwd perceel;
  14. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 9 lid 2 .
3.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een verblijfsrecreatieve functie in de vorm van bed & breakfast,
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een verblijfsrecreatieve voorziening in de vorm van een bed & breakfast, onder de voorwaarden dat:
  1. de hoofdfunctie wonen in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  2. de voorziening ten behoeve van de bed & breakfast binnen de hoofdbebouwing dient te worden gerealiseerd, niet zijnde vrijstaande bijgebouwen;
  3. de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het pand of complex behouden dienen te blijven;
  4. de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag functioneren als een zelfstandige woning. Dit betekent mede dat een aparte kookgelegenheid niet is toegestaan;
  5. bed & breakfast aan maximaal 8 personen mag worden aangeboden;
  6. de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de richtcijfers van de ASVV/CROW;
  7. belangen van derden niet onevenredig nadelig mogen worden geschaad of kunnen worden geschaad;
  8. ter voorkoming van permanente bewoning een maximale aaneengesloten verblijfsduur wordt gehanteerd van 12 weken. Daarnaast dient met een initiatiefnemer een overeenkomst te worden gesloten waarin wordt bedongen dat, indien sprake is van permanente bewoning, een boeteclausule in werking zal treden;
  9. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 9 lid 2 .
Artikel 4 Waarde - Archeologie
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
4.1.1 Algemeen
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en), primair bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen en/of terreinen, een en ander conform de als bijlage 1 bij deze regels gevoegde Archeologische beleidskaart.
 
4.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 12 lid 4.1.
 
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Algemeen
Als ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk, al dan niet in combinatie met het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 4 lid 4.1, de bodem van gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie' zal worden verstoord voor een oppervlakte en tot een diepte groter dan aangegeven in onderstaande tabel (welke maten gelden voor het oprichten van een bouwwerk en indien van toepassing het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden tezamen) voor de verschillende waardecategorieën, zoals nader aangeduid in de als Bijlage 1 bij deze regels gevoegde Archeologische beleidskaart, wordt een omgevingsvergunning uitsluitend verleend indien voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 4 lid 2.2 en artikel 4 lid 2.3


 
4.2.2 Waardecategorie 1
Voor waardecategorie 1, zijnde een beschermd archeologisch monument als bedoeld in artikel 3, lid 1 van de Erfgoedwet, dient op grond van artikel 9, lid 1 van de Erfgoedwet een vergunning te worden overlegd van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, vertegenwoordigd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).
 
4.2.3 Waardecategorie 2, 3, 4, 5 en 6
  1. Voor waardecategorie 2 t/m 6 dient aan het bevoegd gezag een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  2. De omgevingsvergunning voor het bouwen wordt uitsluitend verleend indien:
    1. uit dit rapport blijkt dat er geen monumentale waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad of door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veilig gesteld;
    2. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
  3. Het bevoegd gezag kan de volgende voorschriften verbinden aan de vergunning:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumentale waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
    4. indien sub 3 van toepassing is, een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
  4. Het bepaalde onder a t/m c is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
    1. normale onderhoudswerkzaamheden;
    2. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
    3. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
    4. werken of werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering zijn of krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
    5. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    6. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd, waarvan de bouwhoogte maximaal 3,00 m bedraagt;
    7. gronden die door burgemeester en wethouders archeologisch zijn vrijgegeven.
4.3 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en wethouders door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.3 met betrekking tot het laten uitvoeren van een inventariserend onderzoek en het overhandigen van een rapport over de waarde van het terrein, indien een onafhankelijke deskundige het betreffende (bouw)plan heeft beoordeeld en heeft geconcludeerd dat geen archeologische waarden in het geding zijn.
 
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
4.4.1 Vergunningsplicht
Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het verstoren van de bodem voor een oppervlakte en op een diepte groter dan aangegeven in de tabel in  (waarbij deze maten gelden voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden en indien van toepassing het oprichten van een bouwwerk tezamen) tenzij voor wat betreft waardecategorie 1 een specifieke diepte is toegestaan in een kennisgeving (de zg. Richtlijn vrijstelling vergunningplicht) van de Minister aan de eigenaar van het archeologisch monument ter gelegenheid van de aanwijzing van het archeologisch monument;
  2. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  3. het rooien, verwijderen of aanbrengen van diepwortelende beplantingen of bomen;
  4. het uitvoeren van grondwerk;
  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze drijven van voorwerpen in de grond;
  6. het aanbrengen van ondergrondse leidingen of andere ondergrondse constructies;
  7. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen of bomen;
  8. het scheuren van grasland;
  9. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  10. het afgraven van gronden en/of het ophogen of verlagen (egaliseren) van het terrein;
  11. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers e.d.;
  12. het tot onder maaiveld slopen van gebouwen en andere bouwwerken of het slopen van gedeelten daarvan, anders dan voor de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning.
4.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 4 lid 4.1 is niet van toepassing voor de werken en werkzaamheden:
  1. waarvoor ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning is verleend;
  2. welke ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en waarvoor tot het van kracht worden van het plan geen omgevingsvergunning vereist was;
  3. welke noodzakelijk zijn ten behoeve van het beheer/onderhoud van de aanwezige archeologische waarden;
  4. normale onderhoudswerkzaamheden, tenzij het waardecategorie 1 betreft;
  5. op gronden die door burgemeester en wethouders archeologisch zijn vrijgegeven.
4.4.3 Voorwaarden
De in artikel 4 lid 4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend:
  1. voor waardecategorie 1, zijnde een beschermd archeologisch monument als bedoeld in artikel 1, lid c van de Monumentenwet 1998: na overlegging van een vergunning van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, vertegenwoordigd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) op grond van artikel 11 en 14 van de Monumentenwet 1988;
  2. voor waardecategorie 2 t/m 6: na overlegging van een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  3. indien uit het rapport bedoeld onder b. blijkt dat er geen monumentale waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad of door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veilig gesteld;
  4. schade door de werken of werkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
4.4.4 Toepassingscriteria
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 4 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 4 lid 1.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig nadelig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
 
4.4.5 Voorschriften aan vergunning
Burgemeester en wethouders kunnen de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen.
  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  4. indien het bepaalde onder c. van toepassing is, een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werken of werkzaamheden.
3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen  bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 6 Algemene bouwregels
 
6.1 Verbodsbepaling overschrijding bouwgrens
Het is verboden op de in het plan begrepen gronden enig bouwwerk te bouwen, waarbij de bouwgrens wordt overschreden, uitgezonderd overschrijdingen, die volgens deze regels zijn toegestaan.
 
6.2 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten
 
6.2.1 Maximale maten
Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan meer bedragen dan ingevolge de bestemmingsregels in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
 
6.2.2 Minimale maten
Indien de afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
 
6.2.3 Uitzonderingen
In het geval van (her)oprichting van bouwwerken is het bepaalde in artikel 6 lid 2.1 en in artikel 6 lid 2.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
 
6.2.4 Woningsplitsing en nieuwbouw van woningen
Woningsplitsing en nieuwbouw van woningen anders dan vervangende nieuwbouw is, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingsregels, niet toegestaan.
 
6.3 Ondergronds bouwen
 
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens de in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, mits voldaan wordt aan het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen voor wat betreft de maximale oppervlakte. Deze maximale oppervlakte geldt voor de ondergrondse en bovengrondse bouwwerken tezamen;
  2. ondergrondse bouwwerken worden minimaal 1,00 meter uit de perceelsgrens opgericht;
  3. de bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,50 meter onder peil.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
 
7.1 Algemeen gebruiksverbod
 
Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken en/of te doen en/of te laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).
 
7.2 Gebruiksverbod
 
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor het beroepsmatig verlenen van diensten op het gebied van prostitutie en/of een seksinrichting en/of escortbedrijf.
 
7.3 Woningsplitsing en toename aantal woningen
 
Woningsplitsing of anderszins een gebruikswijziging met toename van het aantal woningen tot gevolg is, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingsregels, niet toegestaan.
 
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
 
8.1 geluidzone - grote luchtvaart
 
Ter plaatse van de aanduiding geluidzone - grote luchtvaart van de luchthaven Maastricht Aachen Airport geldt het gestelde in het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart (Bggl).
 
8.2 milieuzone - beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg
 
Ter plaatse van de aanduiding milieuzone - beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - tevens dienen voor de bescherming van de kwaliteit van de bodem en het grondwater en de waarden daarvan. De regels ter bescherming va de bodem, zoals vermeld in Hoofdstuk 4, paragraaf 5 van de Omgevingsverordening Limburg 2014 zijn in het Beschermingsgebied Nationaal landschap Zuid-Limburg van toepassing.
 
8.3 vrijwaringszone - luchtvaart
 
Ter plaatse van de aanduiding vrijwaringszone - luchtvaart is het verboden bouwwerken op te richten met een grotere bouwhoogte dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte'. De aangegeven bouwhoogte in meters ten opzichte van N.A.P. mag evenmin overschreden worden door schoorstenen, dakkapellen, antennes, vlaggenmasten, opbouwen ten behoeve van lift- en luchtbehandelingsinstallaties, reclameborden of -verlichting en dergelijke, alsmede door enig deel van windturbines.
 
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
 
9.1 Algemene afwijkingsregels
 
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het afwijken van de regels van het bestemmingsplan ten aanzien van de in hoofdstuk 2 genoemde en op de verbeelding van het plan aangeduide maten en percentages, met uitzondering van bestemmingsgrenzen, met dien verstande dat:
  1. de afwijking niet meer bedraagt dan 10%;
  2. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 9 lid 2.
9.2 Algemene voorwaarden bij afwijken
  1. er wordt geen substantiële afbreuk gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  2. belangen van derden worden niet onevenredig nadelig geschaad of kunnen niet onevenredig nadelig geschaad worden;
  3. er vindt geen onevenredig nadelige aantasting plaats van:
    1. de milieusituatie;
    2. het woonmilieu en de leefbaarheid ter plaatse;
    3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende grond;
    4. de verkeersveiligheid;
    5. de parkeerbalans in de directe omgeving, waarbij de parkeernormen overeenkomstig de richtcijfers van de ASVV/CROW in acht worden genomen.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
 
10.1 Algemene wijziging
 
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het in geringe mate, tot niet meer dan 2,00 meter, verschuiven van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de verbeelding, ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken.
 
Artikel 11 Algemene procedureregels
 
11.1 Procedure bij het stellen van nadere eisen
 
Bij het stellen van nadere eisen wordt de volgende procedure gevoerd:
  1. het ontwerp-besluit ligt gedurende 4 weken op het gemeentehuis ter inzage;
  2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van het ontwerp-besluit in één of meer dag-/ nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze bekend;
  3. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid voor belanghebbenden om schriftelijk of mondeling zienswijzen over het ontwerp-besluit bij burgemeester en wethouders naar voren te brengen gedurende de termijn van terinzagelegging;
  4. burgemeester en wethouders maken aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht, de beslissing omtrent die zienswijzen bekend.
Artikel 12 Overige regels
 
12.1 Burgemeester en wethouders
 
In deze regels wordt, voor zover het de afwijkingsregels betreft, onder burgemeester en wethouders mede verstaan elk ander bevoegd ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
12.2 Wettelijke regels
 
Indien en voor zover in deze regels of op de verbeelding wordt verwezen naar wettelijke regelingen, dienen deze regelingen ter worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
 
12.3 Gemeentelijke regels
 
12.3.1 Algemeen
Indien en voor zover in deze regels of op de verbeelding wordt verwezen naar gemeentelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
 
12.3.2 Bouwen en parkeernormen
Ten aanzien van bouwen en parkeernormen geldt dat:
  1. op eigen terrein in voldoende mate in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
  2. de op het tijdstip van de aanvraag van de omgevingsvergunning geldende parkeernorm moet worden gehanteerd. De gemeente beschouwt de ASVV/CROW in het kader van dit bestemmingsplan als een gemeentelijke regeling.
12.4 Voorrangsregels
 
12.4.1 Strijdigheid belangen
In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, met name aan de orde bij wijzigingsbevoegdheden, gaat het belang van de dubbelbestemming voor. De dubbelbestemming vormt het toegevoegde na te streven nieuwe beleid en levert als zodanig extra criteria op voor de uit te voeren toetsing bij de wijzigingsbevoegdheid. Kan bij wijziging niet aan deze criteria voldaan worden en/of wordt op enig vlak onevenredige nadelige schade aangebracht, dan kan geen gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
 
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. Indien het gebruik, als bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorgeen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
 
Deze regels met bijlage worden aangehaald als:
 
'Regels van het bestemmingsplan Bunderstraat 88  van de gemeente Meerssen'.