direct naar inhoud van Toelichting
Plan: IJzerenkuilenweg 21
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0938.BP03010-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het plangebied is gelegen aan de IJzerenkuilenweg 21 te Rothem, ten zuidoosten van deze kern. Het plangebied is gelegen onder een hoogspanningnet. Om deze reden heeft de gemeente de grond middels de 'Regeling specifieke uitkering aankoop woningen onder een hoogspanningsverbinding' gekocht. De gemeente Meerssen is daarmee eigenaar van de woning met bijbehorende gronden.

De gemeente is voornemens om de woning in het plangebied te slopen en de gronden te verkopen aan de eigenaar van het naastgelegen woonperceel IJzerenkuilenweg 23 (kadastraal bekend als gemeente Meerssen, sectie B, nummer 3870). Het is niet wenselijk dat, na sloop van de huidige woning, er een nieuwe woning in het plangebied gerealiseerd kan worden.

Concreet bestaat het plan om het bouwvlak van het perceel te halen, zodat het oprichten van een hoofdgebouw in de vorm van een woning niet meer toegestaan is. Er wordt qua bouwen enkel de mogelijkheid geboden tot de bouw van bijgebouwen door middel van een bouwaanduiding 'bijgebouwen' over het gehele achtererf te plaatsen (3 meter achter de voorgevelrooilijn van de aangrenzende woning). Het gebruik van de bijgebouwen als verblijfsruimte direct grenzend aan het bouwvlak van de IJzerenkuilenweg 23 wordt aangemerkt als strijdig gebruik. Dit is aangeduiding middels de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - geen verblijfsruimte toegestaan'.

Om de verwijdering van het bouwvlak, de bouw van bijgebouwen op het perceel en verblijfsruimte uit te sluiten direct grenzen aan het bouwvlak van de IJzerenkuilenweg 23 planologisch-juridisch mogelijk te maken, dient het vigerend bestemmingsplan te worden herzien. Hiertoe is onderhavig bestemmingsplan opgegesteld. Dit document voorziet in de toelichting op het bestemmingsplan.

1.2 Begrenzing

Het plangebied is gelegen aan de IJzerenkuilenweg 21, aan de zuid-oostelijke zijde van de kern Rothem. Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Meerssen, sectie B, nummer 3869.

afbeelding "i_NL.IMRO.0938.BP03010-ON01_0001.png"

Begrenzing plangebied

Het plangebied is gelegen nabij de grens tussen het bebouwde gebied van de kern Rothem (gemeente Meerssen) en het buitengebied van het dorp Amby (gemeente Maastricht). Het plangebied wordt omringd door agrarische gronden met daarnaast direct de A79 (noord-westzijde). Het perceel ten zuiden kent net zoals als het plangebied zelf een woonbestemming. Aangrenzend hieraan is een bosperceel gelegen. De A79 zorgt voor een scheiding tussen het buitengebied en de kern van Rothem.

Ten westen van het perceel liggen op de grens met gemeente Maastricht agrarische gronden, het bestemmingsplan 'Terrespark/Ambyerveld' is hier op van toepassing.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Op basis van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied' is ter plaatse van het plangebied de enkelbestemming 'Wonen', de dubbelbestemmingen 'Leiding - Hoogspanningsverbinding', 'Waarde- Archeologie' en 'Waarde -Landschapselemenenten van kracht. Verder zijn er nog de volgende vijf gebiedsaanduidingen van toepassing: 'milieuzone-bodembeschermingsgebied', milieuzone - waterwingebied', 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen', 'vrijwaringszone - weg 0 - 50 meter' en tot slot 'vrijwaringszone - weg 50 - 100 meter'. Tot slot is op het perceel is ook een bouwvlak opgenomen, in combinatie met de aanduiding 'bijgebouwen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0938.BP03010-ON01_0002.png"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied'

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt eerst een beschrijving van de huidige situatie en het planvoornemen gegeven in Hoofdstuk 2. Vervolgens wordt in Hoofdstuk 3 ingegaan op de relevante beleidskaders van het Rijk. In Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de milieu- en omgevingsaspecten. In Hoofdstuk 5 wordt aangegeven hoe het planvoornemen is verwoord in de planregels (juridische planopzet). Tot slot wordt in Hoofdstuk 6 en Hoofdstuk 7 ingegaan op respectievelijk de maatschappelijk en economische uitvoerbaarheid van het planvoornemen en de procedure.

Hoofdstuk 2 Plangebied en planontwikkeling

2.1 Ruimtelijke en functionele context

Het plangebied is gelegen aan de IJzerenkuilenweg 21, aan de zuidoostelijke zijde van de kern van Rothem. De IJzerenkuilenweg is gelegen in het buitengebied, op de grens van de gemeente Meersen en gemeente Maastricht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0938.BP03010-ON01_0003.png"

Ligging plangebied rood omkadert

Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Meerssen en ter plekke staat een twee onder een kap woning. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen andere woningen te vinden en bestaat grotendeels uit agrarische en bospercelen. Aan de noord-westzijde is de A79 gelegen, welke een scheiding vormt naar de kern Rothem. Ten oosten van het plangebied is een agrarisch perceel gelegen met daarachter natuur. Ten zuiden van het plangebied is een woonperceel, waarvan de woning direct grenst aan de woning op het plangebied met aansluitend een bosperceel.

De omringende percelen zijn grotendeels agrarisch op het naastgelegen woonperceel na, met daarbij aangrenzend een bedrijfsperceel. Ten oosten is de NV waterleiding maatschappij limburg gelegen.

2.2 Huidige situatie

Het plangebied betreft een groot woonperceel, gelegen aan de IJzerenkuilenweg 21 te Meersen. Op het woonperceel is een woning in twee bouwlagen met kap aanwezig. De bijbehorende gronden zijn in gebruik als tuin/erf. Op het achtererf zijn geen bijgebouwen aanwezig. Over het woonperceel lopen de draden van de hoogspanningsverbinding met op enige afstand, aan de achterzijde, een hoogspanningsmast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0938.BP03010-ON01_0004.png"

Vooraanzicht plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0938.BP03010-ON01_0005.png"

vooraanzicht in vogelvlucht perspectief

afbeelding "i_NL.IMRO.0938.BP03010-ON01_0006.png"

Achteraanzicht in vogelvluchtperspectief van het plangebied

2.3 Toekomstige situatie

Het planvoornemen bestaat om de woning te slopen en de gronden te verkopen aan de eigenaar van het naast gelegen woonperceel. Het is niet wenselijk dat vanwege de 'Regeling specifieke uitkering aankoop woningen onder een hoogspanningsverbinding' een nieuwe woning terug gebouwd kan worden. Het is derhalve noodzakelijk dat het bouwvlak wegbestemd wordt en vervangen wordt door de aanduiding bijgebouwen zodat op dit deel van het woonperceel enkel bijgebouwen behorende bij de woning IJzerenkuilenweg 23 zijn toegestaan. Om te voorkomen dat eventuele, aan de woning, aangebouwde bijgebouwen ingericht worden als verblijfsruimte, wordt het gebruik als verblijfruimte aangemerkt als strijdig gebruik. Het oprichten van bijgebouwen in de vorm van een garage, berging dan wel tuinhuisje is en blijft toegestaan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Regeling specifieke uitkering aankoop woningen onder een hoogspanningsverbinding

Op 1 januari 2017 is de Regeling van de Minister van Economische Zaken van 8 december 2016, nr. WJZ/16188568, houdende regels over het verstrekken van een specifieke uitkering aan gemeenten voor aankoop van woningen onder een hoogspanningsverbinding (Regeling specifieke uitkering aankoop woningen onder een hoogspanningsverbinding) in werking getreden.

De uitkoopregeling maakt het mogelijk dat gemeenten woningen aankopen of laten verplaatsen, als de eigenaren (en eventuele huurders) daarvoor kiezen. Het gaat daarbij om woningen die recht onder de draden van een hoogspanningsverbinding staan. Woningeigenaren die gebruik willen maken van de uitkoopregeling kunnen zich tussen 1 januari 2017 en 1 juli 2021 melden bij hun gemeente. Om in aanmerking te komen voor deze regeling moet een woning aan de volgende eisen voldoen:

  • Recht onder of tussen de draden van een hoogspanningslijn van 220 of 380 kV (kilovolt) staat.
  • Recht onder of tussen de draden van een hoogspanningslijn van 50, 110 of 150 kV staat. En buiten een bevolkingskern ligt.
  • Recht onder of tussen de draden van een hoogspanningslijn van 110 of 150 kV staat. En binnen een bevolkingskern ligt, waarbij de lengte van de route korter is dan 1 kilometer. Of 500 meter in geval van een eind- of tussenstation.

Daarnaast mag de hoogspanningslijn niet aangewezen zijn voor verkabeling of verplaatsing op grond van de Besluit aanwijzing delen hoogspanningsnetten ex art. 22a Elektriciteitswet 1998.

Binnen de gemeente Meerssen komen in totaal vijf woningen in aanmerking voor de uitkoopregeling waarvan Ijzerenkuilenweg 21 er een was. Op onderstaande figuur is een uitsnede zichtbaar hoeveel woningen in de desbetreffende gemeenten in aanmerking komen voor de regeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0938.BP03010-ON01_0007.png"

Uitsnede zuidelijke gemeenten

Op basis van de Regeling specifieke uitkering aankoop woningen onder een hoogspanningsverbinding heeft de gemeente Meerssen de woning aan de IJzerenkuilenweg 21 te Meerssen gekocht. Deze woning staat loodrecht onder een bestaande hoogspanningsverbinden en voldoet aan alle eisen welke zijn gesteld door de rijksoverheid om uitgekocht te worden.

3.2 Conclusie

Het planvoornemen voorziet in het slopen en wegbestemmen van een woning. Door het wegbestemmen van het bouwvlak en het vervangen door de aanduiding 'bijgebouwen' is het niet mogelijk om ter plaatse een nieuwe woning te bouwen. Daarnaast worden verblijfstruimte binnen aangebouwde bijgebouwen aangemerkt als strijdig gebruik. Hiermee wordt voorkomen dat de woning IJzerenkuilenweg 23 kan worden uitgebreid. Daarmee is het planvoornemen in lijn met het uitgangspunt dat het aankopen van de woning leidt tot de structurele beëindiging van de bewoning op de desbetreffende locatie. De aangekochte woning wordt aan het woningaanbod onttrokken en is daarmee in lijn met de 'Regeling specifieke uitkering aankoop woningen

3.3 Overig beleidskaders rijk, provincie en gemeente

De wijziging c.q. herziening ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied' is verder van ongeschikte aard. Er is geen sprake van een nieuwe ontwikkeling. Er wordt juist een woning wegbestemt als gevolg van de ligging onder een hoogspanningsleiding. De gronden die hierbij vrijkomen worden toegevoegd aan het aangrenzende woonperceel. Hierbij wijzigt de functie niet. Gezien de aard van de wijziging c.q. herziening zijn hiermee verder geen rijks, provinciale of gemeentelijke belangen in het geding.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Bij de realisering van een project moet rekening worden gehouden met diverse aspecten uit de omgeving die een negatieve invloed kunnen hebben op het plangebied. Dit geldt omgekeerd ook voor de uitwerking die het project heeft op zijn omgeving.

Gelet op de sloop van de woning, het wegbestemmen van het bouwvlak en het beperken van de bouw- (enkel bijgebouwen toegestaan en gebruiksmogelijkheden (geen verblijfsruimte toegestaan in aangebouwde bijgebouwen) kan er worden gesteld dat er geen nadelige gevolgen zijn gelet op de milieu- en omgevingsaspecten. Daarbij kijkende naar de volgende aspecten: geluid, bodem, bedrijven en milieuzonering, luchtkwaliteit, geur, externe veiligheid, archelologie en cultuur historie, kabels en leidingen, soorten beschermingen en tot slot waterhuishouding. Er wordt een milieugevoelig object in de vorm van een woning wegbestemt. Het betreffen geen nieuwe activiteiten. Het bouwen en gebruik wordt juist beperkt. Er kan gesteld worden dat het planvoornemen juist voordeliger is voor boven genoemde aspecten. Per milieu- en omgevingsaspect volgt hierna een korte toelichting.

4.2 Geluid

Met betrekking tot het aspect geluid kan sprake zijn van geluidbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai, industrielawaai en spoorweglawaai. Voorliggend voornemen voorziet in het planologisch verwijderen van het bouwvlak, welke wordt vervangen door de bouwaanduiding 'bijgebouwen'. Tevens worden verblijfsruimte in aangebouwde bijgebouwen aan de belendende woning uitgesloten. Het oprichting van nieuwe geluidsgevoelige objecten is hiermee uitgesloten. Gelet op vorenstaande vormt het aspect geluid geen belemmeringen voor de beoogde planontwikkeling.

4.3 Bodem

Indien sprake is van een planologische functiewijziging, dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Voorliggend voornemen voorziet in het planologisch verwijderen van het bouwvlak, welke wordt vervangen door de bouwaanduiding 'bijgebouwen'. Tevens worden verblijfsruimte in aangebouwde bijgebouwen aan de belendende woning uitgesloten. De woonbestemming en het gebruik als tuin c.q. erf zal ter plekke niet worden gewijzigd, waardoor een bodemonderzoek niet aan de orde is.

Gelet op vorenstaande vormt het aspect bodem geen belemmeringen voor de beoogde planontwikkeling.

4.4 Bedrijven en milieuzonering

Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat (andersom) nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. Het waar mogelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
  • het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

De gemeente beslist zelf of zij op een bepaalde locatie bedrijven of woningen mogelijk wilt maken. Voorliggend voornemen voorziet in het planologisch verwijderen van het bouwvlak, welke wordt vervangen door de bouwaanduiding 'bijgebouwen'. Tevens worden verblijfsruimte in aangebouwde bijgebouwen aan de belendende woning uitgesloten. Het oprichten van milieugevoelige objecten wordt hiermee uitgesloten. De gronden worden enkel als tuin c.q. erf betrokken bij de belendende woning.

Gelet op vorenstaande vormt het aspect milieuzonering geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling.

4.5 Luchtkwaliteit

NIBM wanneer het aannemelijk is dat het een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Het NSL is vanaf augustus 2009 van kracht, zodat de 3% grens aangehouden dient te worden. In de regeling NIBM is (onder andere) aangegeven dat een plan tot 1.500 woningen niet in betekenende mate bijdraagt aan de toename van de concentratie fijn stof en stikstofdioxide in de lucht.

Van een dergelijk aantal is in casu geenszins sprake, er wordt juist een woning onttrokken aan de woonvooraad. Gelet op vorenstaande vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen voor onderhavige planontwikkeling.

4.6 Externe veiligheid

Het beleid in het kader van de externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico’s voor de omgeving voor wat betreft handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen, als op het vervoer van deze stoffen.

Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, vloeit de verplichting voort om in het kader van ruimtelijke plannen in te gaan op de risico’s in het plangebied als gevolg van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze risico’s worden beoordeeld op twee soorten risico’s: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

In onderhavig geval is sprake van het wegbestemmen van een bouwvlak welke wordt vervangen door de bouwaanduiding 'bijgebouwen'. Tevens worden verblijfsruimte in aangebouwde bijgebouwen aan de belendende woning uitgesloten. Het oprichten van milieugevoelige objecten wordt hiermee uitgesloten. De gronden worden enkel als tuin c.q. erf betrokken bij de belendende woning. Doordat de er niet meer wordt gewoond neemt het aantal personen ter plaatse van het plangebied juist af.

Gelet op vorenstaande vormt het aspect externe veiligheid geen belemmeringen voor onderhavige planontwikkeling.

4.7 Archeologie en cultuurhistorie

4.7.1 Archeologie

Archeologische waarden zijn bij wet beschermd. Daaromtrent zijn in de Erfgoedwet bepalingen opgenomen die de gemeenteraad in acht moet nemen.

Blijkens de Archeologische beleidskaart van de gemeente Meerssen is onderhavig plangebied enerzijds gelegen binnen 'Waardecategorie 4: Gebied met een hoge trefkans' en anderzijds binnen 'Waardecategorie 6: Gebied met een lage trefkans. Deze categorieën zijn doorvertaald in de dubbelbstemming 'Waarde - Archeologie. Dit houdt in dat bij bodemgrepen meer dan 500 m2 en dieper dan 30 cm archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Met de sloop van de woning blijven de bodemingrepen beperkt tot de footprint van de woning. Het oppervlak hiervan is minder dan 500 m2. Daarnaast zijn de gronden ter plaatse van de te sloop woning reeds geroerd bij de realisatie van de woning.

Om de archeologische waarden te beschermen, wordt in voorliggend bestemmingsplan de archeologische dubbelbestemming overgenomen. Op basis van de Erfgoedwet geldt echter de verplichting dat, indien tijdens toekomstige graafwerkzaamheden desondanks archeologische materialen en/of sporen aangetroffen worden aangetroffen, deze per direct gemeld dienen te worden bij de gemeente Meerssen.

Omdat sprake is van een het wegbestemmen van een bouwvlak, welke wordt vervangen door de bouwaanduiding 'bijgebouwen' en er geen sprake is van concrete bodemingrepen, vormt het aspect archeologie geen belemmering.

4.7.2 Cultuurhistorie

De te slopen woning is niet aangemerkt als rijks- dan wel gemeentelijke monument. Ook is geen sprake van een karakteristiek pand met cultuurhistorische waarden dan wel elementen. Er zijn dan ook geen cultuurhistoriche waarden in het geding.

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering.

4.8 Flora en Fauna

Op termijn zal de woning worden gesloopt. Gezien de 'leeftijd' van deze woning is de kans aanwezig dat de bebouwing van de woning geschikt is voor beschermende soorten, zoals vleermuizen, huismus, gierzwaluw, uilen dan wel eventueel steenmarter. Om nu ten behoeve van onderhavig bestemmingsplan een quickscan flora en fauna uit te voeren heeft geen toegevoegde waarde aangezien tussen het uitvoeren er van en de daadwerkelijk sloop als nog eventuele beschermende soorten in het geding zullen zijn.

Derhalve zal een quickscan flora en fauna uitgevoerd worden in het kader van de sloop van de woning om te waarborgen dat er geen strijdigheid is met de Wet natuurbescherming. Het 'uitstel' van de uitvoering van de quickscan leidt er niet toe dat het bestemmingsplan niet uitvoerbaar is.

4.9 Stikstofdepositie

Het plangebied ligt op ongeveer 3,9 km, 3,1 km en 2,5 km van respectievelijk de Natura 2000-gebieden Grensmaas/Uiterwaarden langs de Limburgse Maas met Vijverbroek, Bunder- & Elsloërbos en Bemelerberg & Schiepersberg. Gezien de ruime afstand zijn negatieve effecten door licht, geluid en trillingen op deze Natura 2000-gebieden uit te sluiten.

Negatieve effecten ten aanzien van stikstof zijn op voorhand niet uit te sluiten. Echter door de sloop van de woning zal de stikstofdepositie enigzins afnemen omdat er geen sprake meer is van gasgebruik op deze lokatie omdat de gronden enkel gebruikt gaan worden als tuin c.q. erf. Een vergunning in het kader van de Wet Natuurbescherming is derhalve niet vereist.

4.10 Kabels en leidingen

Boven het plangebied is een hoogspanningsverbinding gelegen, om deze reden wordt de huidige woning gesloopt en komt het bouwvlak te vervallen zodat het oprichten van een nieuwe woning niet meer mogelijk is. Er mogen enkel nog bijgebouwen opgericht worden ten dienste van de belendende woning. De gehele ontwikkeling ziet mede op een verbetering ten opzichte van de hoogspanningsverbinding.

Gelet op vorenstaande vormt het aspect kabels en leidingen geen belemmering voor onderhavige planontwikkeling.

4.11 Waterhuishouding

Voorliggend planvoornemen voorziet in het wegbestemmen van een woning, welke wordt vervangen door de bouwaanduiding 'bijgebouwen'. Tevens worden verblijfsruimte in aangebouwde bijgebouwen aan de belendende woning uitgesloten. Ter plaatse van het plangebied is geen sprake van een waterschapsbelang of de aantasting van een waterschapsbelang. De waterhuishoudkundige situatie ter plaatse blijft ongewijzigd dan wel wordt verbetert door de afname van het verhard oppervlak als gevolg van de sloop van de woning en het toekomstig gebruik als tuin c.q. erf.

Het aspect waterhuishouding vormt geen belemmering voor voorliggend project.

Hoofdstuk 5 Planopzet

5.1 Inleiding

In een bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een bepaald gebied opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan regelt de inrichting van het gebied op hoofdlijnen door voor de gronden bestemmingen aan te wijzen. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (kaart) in samenhang met de regels. In deze paragraaf wordt het juridische deel van het bestemmingsplan nader toegelicht.

5.2 Uitgangspunten

5.2.1 Wettelijk kader

Het wettelijk kader wordt sinds 1 juli 2008 gevormd door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De wettelijke regeling voor bestemmingsplannen is vervolgens verder ingevuld door het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het bestemmingsplan dient te voldoen aan de als bijlage bij de voornoemde Regeling opgenomen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Dit betekent dat bestemmingsplannen kwalitatief gelijkwaardig zijn en uniform in aanpak, uitvoering, uitwisseling van gegevens en raadpleging daarvan.

5.2.2 Planonderdelen

Onderhavig bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, de regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden opgenomen en toegepast.

Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels. Een gedeelte van de informatie op de analoge verbeelding heeft geen juridische betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een BGT/BRK ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding. Bij eventuele verschillen tussen de digitale en analoge verbeelding is de digitale verbeelding juridisch bindend.

De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de gebruiks- en bouwmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd conform de door het SVBP2012 voorgeschreven systematiek en gebaseerd op de regels uit het vigerende bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied'. De bestemming 'Wonen' en dubbelbestemmingen 'Leiding- Hoogspanningsverbinding', 'Waarde- Archeologie' en 'Waarde- Landschapselementen' zijn tevens overgenomen uit het vigerend bestemmingsplan. Ook de gebiedsaanduidingen 'milieuzone- bodembeschermingsgebied', 'milieuzone- waterwingebied', 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen', 'vrijwaringszone - weg 0-50 meter' en 'vrijwaringszone - weg 50-100 meter' zijn overgenomen uit het vigerend bestemmingsplan .

De regels omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en ten slotte de overgangs- en slotregels.

5.3 Toelichting op de planregels

5.3.1 Inleidende regels

In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om onduidelijkheid door interpretatieverschillen te voorkomen. Er zijn alleen begripsbepalingen opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Een gedeelte van de begrippen is omschreven in het SVBP en dient letterlijk daaruit te worden overgenomen. Deze begrippen en de voorgeschreven omschrijvingen zijn overgenomen.

Ook over de bepaling van afstanden, hoogtes en oppervlaktes kunnen interpretatieverschillen ontstaan. Om op een eenduidige manier afstanden, hoogtes en oppervlakten te bepalen, wordt in de 'wijze van meten' uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden. Ook voor de wijze van meten worden in de SVBP2012 regels gegeven, welke in het plan letterlijk zijn overgenomen.

5.3.2 Bestemmingsregels

Per bestemming, die op de verbeelding wordt gebruikt, worden gebruiks- en bouwregels opgenomen. De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Nadere eisen;
  • Afwijken van de bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
  • Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
  • Wijzigingsbevoegdheid;

Niet alle onderdelen komen bij elke bestemming voor. Van de meest gebruikte onderdelen volgt hieronder een korte toelichting.

Bestemmingsomschrijving

In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie(s) worden als eerste genoemd. Indien van toepassing worden ook de aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies genoemd. De ondergeschiktheid kan worden aangegeven door de woorden 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie binnen de betreffende bestemming.

Bouwregels

In de bouwregels is bepaald welke bouwwerken mogen worden opgericht, waarbij in ieder geval een onderscheid wordt gemaakt tussen de regeling van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en daar waar van toepassing ook tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen. Voorts bevatten de bouwregels, voor zover van toepassing, minimale en maximale maatvoeringen voor de diverse bouwwerken zoals goothoogtes, bouwhoogtes, oppervlaktes en dakhellingen.

Afwijken van de bouwregels

Door het opnemen van afwijkingsbevoegdheden wordt flexibiliteit in bestemmingsregels gecreëerd door mogelijkheden te bieden om in beperkte mate af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Deze bevoegdheden zijn niet bedoeld voor afwijkingen van de bouwregels, waarvan de verwachting is, dat ze veelal kunnen worden verleend. In dat geval zijn de bouwregels hierop aangepast. Voor elke afwijking is aangegeven waarvan een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels wordt verleend, de maximale afwijking die met de omgevingsvergunning kan worden toegestaan en meestal de situaties of voorwaarden waaronder een omgevingsvergunning wordt verleend. Het gaat hier om afwijkingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 van de regels (zijnde algemene regels).

Afwijken van de gebruiksregels

Door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels kan van de gebruiksregels in het plan worden afgeweken ten behoeve van een concrete vorm van grondgebruik. Dit mag echter niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat wel kan worden afgeweken van de gebruiksregels ten behoeve van functies die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies, maar dat via het afwijken geen 'nieuwe' functies kunnen worden toegestaan. Het afwijken van de gebruiksregels dient te zien op kleinere, planologisch minder ingrijpende onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ruimtelijke ingrepen dienen te worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid of een afzonderlijke bestemmingsplanherziening.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden

Met een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een werk of werkzaamheid worden verbonden. Onder deze inrichtingsactiviteiten valt niet het bouwen en het gebruiken. Een vergunningenstelsel wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals landschappelijke of natuurlijke waarden, ecologische waarden of de groen- en/of waterstructuur. Een vergunningenstelsel kan in specifieke en bijzondere situaties worden opgenomen in verband met bijvoorbeeld het verwijderen van waardevolle boombeplanting.

5.4 Toelichting op bestemmingen

5.4.1 Bestemming Wonen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn enkel bestemd voor wonen met de bouwaanduiding 'bijgebouwen'. Ter plaatse van deze bouwaanduiding is het realiseren van bijgebouwen, ondergeschikt aan een woning met de daarbij behorende tuinen en erven toegestaan, met daaraan ondergeschikt parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, verhardingen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen zoals energievoorzieningen.

Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn bijgebouwen behorende bij een woning toegestaan met een gezamenlijk oppervlak van maximaal 150 m2. Dit moet in samenhang gezien worden met de woning IJzerenkuilenweg 23. Om te voorkomen dat aangebouwde bijgebouwen gebruikt worden als verblijfsruimte is dit aangemerkt als stijdig gebruik. Dit is gekoppeld aan een aanduiding op de verbeelding.

5.4.2 Dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding

De voor 'Leiding-Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bovengrondse leidingen voor de transmissie van elektriciteit. De hartlijn van de leiding voor de transmissie van elektriciteit is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding'. Het is enkel toegestaan om uitsluitend hoogspanningsmasten en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de betreffende leiding te bouwen. Hier kan van afgeweken worden als het belang van de leiding, gehoord de leidingbeheerder, niet onevenredig nadelig wordt aangetast en deze geen gevaar opleveren voor de leiding of aan het functioneren van de leiding geen afbreuk doen en/of door het aan de vergunning verbinden van voorwaarden een en ander kan worden voorkomen.

5.4.3 Dubbelbestemming Waarde- Archeologie

De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geldt voor de gronden die bestemd zijn voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden oudheidkunidge waardevolle elementen en/of terreinen. Afhankelijk van de diepte en omvang van eventuele bodemverstoringen dient voorafgaant daaraan archeologisch onderzoek plaats te vinden. Binnen deze regeling wordt een aantal catogorieën onderscheiden met ondergrenzen voor archeologisch onderzoek.

Voor waardecategorie 1, zijnde een beschermd archeologisch monument als bedoeld in artikel 1, lid c van de Monumentenwet 1998, dient op grond van art. 11 en 14 van de Monumentenwet 1988 een vergunning te worden overlegd van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, vertegenwoordigd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).

Voor waardecategorie 2 dient aan burgemeester en wethouders een rapport te worden overlegd over de archeologische waarde op basis van een inventariserend onderzoek uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Indien blijkt dat de archeologische waarden kunnen worden verstoord, kunnen burgemeesters en wethouders verschillende maatregelen treffen.

Voor waardecategorie 3 t/m 6 dient aan burgemeester en wethouders een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

5.4.4 Dubbelbestemming Waarde-Landschap

De voor 'Waarde - Landschapselementen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en herstel van de in het buitengebied aanwezige kleinschalige landschapselementen en de daarmee samenhangende landschappelijke en natuurlijke waarden, alsmede het daarmee samenhangende waterbergend vermogen van de grond, een en ander zoals nader aangeduid op de als bij deze regels gevoegde kaart met landschapselementen.

5.5 Algemene regels

5.5.1 Anti-dubbeltelregeling

Overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel wordt opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel of een bepaalde oppervlakte van een bouwperceel mogen beslaan, het resterende onbebouwde terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

5.5.2 Algemene bouwregels

Voor het hele plangebied, en dus alle bestemmingen, gelden eveneens een aantal algemene bouwregels. Deze zijn dus niet opgenomen in de afzonderlijke bestemmingen.

5.5.3 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een bepaling opgenomen waarin het wordt verboden de gronden en bouwwerken in dit plan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

5.5.4 Algemene aanduidingsregels

De gebiedsaanduidingen worden in deze bepaling geregeld. Deze kunnen ook bij iedere afzonderlijke bestemming worden geregeld, maar omdat een gebiedsaanduiding veelal binnen meerdere bestemmingen ligt, hoeft de aanduiding in een algemeen artikel slechts eenmalig te worden opgenomen.

De gebiedsaanduidingen betreffen zoneringen die vanuit milieuwetgeving op kaart gezet moeten worden. Deze aanduidingen betreffen in de meeste gevallen een nadere regulering van de bouwregels.

Conform de SVBP2012 worden gebiedsaanduidingen ondergebracht in hoofdgroepen, te weten ‘geluidzone’, ‘luchtvaartverkeerzone’, ‘vrijwaringszone’, ‘veiligheidszone‘, ‘milieuzone’, ‘wro-zone’ en ‘reconstructiewetzone’. Om nieuwe, niet genoemde gebiedsaanduidingen, die niet onder te brengen zijn onder de bestaande groepen mogelijk te maken, is aan de lijst een groep ‘overig’ toegevoegd. De naam van de gebiedsaanduiding kan dan de gewenste naam krijgen (zonder dat daarin de naam overig terug hoeft te komen). In de gevallen dat gebruik wordt gemaakt van de groep overig dient dit in de plantoelichting te worden gemotiveerd.

In onderhavig bestemmingsplan zijn de van toepassing zijnde gebiedsaanduidingen, zoals benoemd in paragraaf 1.3, 1 op 1 overgenomen.

5.5.5 Algemene afwijkingsregels

Behalve de specifieke afwijkingsregels, opgenomen binnen de bestemmingsregels, kent het plan ook een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden. Deze bevoegdheden hebben als doel om flexibel te kunnen inspelen op afwijkingen en overschrijdingen van beperkte aard of omvang.

5.5.6 Algemene wijzigingsregels

De specifieke en algemene wijzigingsbevoegdheden hebben als doel het bestemmingsplan van flexibiliteit te voorzien. Via gedeeltelijke planwijziging, zoals bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, kan worden besloten tot wijziging van het plan, zonder dat daarvoor een normale (integrale) herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk is.

5.5.7 Algemene procedureregels

In deze bepaling wordt aangegeven welke procedure moeten worden doorlopen bij het stellen van nadere eisen. De procedure voor het wijzigen of het afwijken van het bestemmingsplan is al bij wet geregeld.

5.5.8 Overige regels

In dit artikel zijn (wettelijke) regels, regels ten aanzien van het oprichten van geluidgevoelige objecten en voorrangsregels opgenomen.

5.6 Overgangs- en slotregels

5.6.1 Overgangsrecht

In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening, overgenomen.

5.6.2 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen, ook zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel schrijft voor hoe het plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

Naast het toetsen van een bestemmingsplan aan diverse omgevingsaspecten, dient het bestemmingsplan ook getoetst te worden aan de uitvoerbaarheid van het plan. Hierbij wordt gekeken naar de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Het betreft hier geen nieuwe ontwikkeling, maar enkel het wegbestemmen van een woning onder een hoogspanningsleiding. De woning met bijbehorende gronden is in dit kader aangekocht door de gemeente Meerssen op grond van de 'Regeling specifieke uitkering aankoop woningen onder een hoogspanningsverbinding'. Middels deze regeling verleent de minister op aanvraag van een college van burgemeester en wethouders een uitkering voor de aankoop van een woning welke geheel of gedeeltelijk loodrecht is gelegen onder een hoogspanningsverbinding met een spanningsniveau van 50 kV tot en met 380 kV, of onder het gedeelte tussen die lijnen. Na sloop van de woning worden de gronden weer verkocht aan de eigenaar van het naastgelegen perceel aan de zuidzijde, ten behoeve van tuin c.q. erf. De kosten van de aankoop en sloop van de woning zijn hiermee in voldoende mate verzekerd.

Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de economische en financiële uitvoerbaarheid van het project voldoende is gegarandeerd.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het planvoornemen ziet in hetwegbestemmen van een woning, welke wordt vervangen door de bouwaanduiding 'bijgebouwen'. Tevens worden verblijfsruimte in aangebouwde bijgebouwen aan de belendende woning uitgesloten. De woning wordt hiervoor gesloopt en de vrijkomende gronden worden vervolgens aan de eigenaar van het naastgelegen perceel aan de zuidzijde verkocht, ten behoeve van tuin c.q. erf. Het planvoornemen ziet hiermee op een algemeen maatschappelijk belang gelet het wegbestemmen van een woning onder een hoogspanningsverbinding op bais van de 'Regeling specifieke uitkering aankoop woningen onder een hoogspanningsverbinding'. Daarnaast ontstaat er een meerwaarde voor de eigenaar van het naastgelegen perceel omdat hij de gronden kan aankopen en betrekken bij zijn eigen woonperceel en zijn woning vrij komt te staan. Verder zijn in de directe omgeving van het plangebied geen belanghebbenden aanwezig.

Het bestemmingsplan wordt conform de gebruikelijke procedure gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens de periode van ter inzage legging kunnen bewoners, bedrijven, dorps- en stadsraden en andere geïnteresseerden of belanghebbenden reageren op het plan. In dezelfde periode is ook overleg gevoerd met andere overheden over het plan. De resultaten van de ter inzage legging kunnen leiden tot aanpassingen, verbeteringen of wijzigingen van het plan.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Te volgen procedure

Het bestemmingsplan doorloopt als ontwerp respectievelijk vastgesteld en onherroepelijk bestemmingsplan de volgende procedure, te weten:

  • a. Ontwerp:
    • 1. 1e ter inzage legging (ontwerp bestemmingsplan)
  • b. Vaststelling:
    • 1. Vaststelling door de Raad
    • 2. 2e ter inzage legging (vastgesteld bestemmingsplan)
  • c. Beroep:
    • 1. (Gedeeltelijk) onherroepelijk bestemmingsplan
    • 2. Reactieve aanwijzing
    • 3. Beroep bij Raad van State

In het kader van deze procedure kunnen gedurende de ter inzageligging van het ontwerp bestemmingsplan (fase b) zienswijzen worden ingesteld. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Uiteindelijk besluit de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien nodig, over het plan in zijn onherroepelijke vorm.

7.2 Kennisgeving

Overeenkomstig artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op ..... 2021 kennis gegeven van het voornemen tot het voorbereiden van het bestemmingsplan 'IJzerenkuilenweg 21'. Hierbij is aangegeven dat dit bestemmingsplan een herziening betreft van het geldende bestemmingsplan in verband met het verwijderen van het bouwvlak, de toevoeging van de aanduiding bijgebouwen over het gehele percel met daarbij de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - geen verblijfsruimte toegestaan'.

7.3 Vooroverleg met instanties

Onderhavig planvoornemen heeft betrekking op het wegbestemmen van een woning, welke wordt vervangen door de bouwaanduiding 'bijgebouwen'. Tevens worden verblijfsruimte in aangebouwde bijgebouwen aan de belendende woning uitgesloten. Hiermee wordt invulling gegeven aan een rijksbelang aan gezien een woning wordt gesloopt en wegbestemd onder een hoogspanningsverbinding. Verder zijn geen provinciale en gemeentelijke belangen in het geding. Om deze reden is er geen voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. De vooroverlegpartners zijn wel geinformeerd over de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.

7.4 Ontwerp en vaststelling

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van (datum) gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is iedereen in de gelegenheid gesteld om zijn/haar zienswijze kenbaar te maken. In totaal zijn er PM zienswijzen ingediend. Er zijn enkele zienswijzen geheel of gedeeltelijk gegrond verklaard en deze leiden tot aanpassingen van het bestemmingsplan. Dit betreft ...

Daarnaast worden wel/niet ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. Dit betreft..

Het bestemmingsplan is in de raadsvergadering van datum ongewijzigd/gewijzigd vastgesteld.