direct naar inhoud van Artikel 30 Leiding
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0938.BP05000-VG01

Artikel 30 Leiding

30.1 Bestemmingsomschrijving
30.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van ondergrondse leidingen voor gastransport, riolering, brandstof en watertransport. De hartlijn van de leiding voor gastransport is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'. De hartlijn van de leiding voor riolering is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool'. De hartlijn van de leiding voor brandstof is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - brandstof'.
30.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 51.5.

30.2 Bouwregels
30.2.1 Algemeen

Op de voor 'Leiding' aangewezen gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken van geringe omvang ten dienste van of ter instandhouding van de betreffende leiding,

met dien verstande dat:

    • 1. de bouwhoogte ten hoogste 3.50 meter mag bedragen.
30.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bebouwing binnen de voor 'Leiding' aangewezen gronden, met dien verstande dat:

  • a. het belang van de leiding, gehoord de leidingbeheerder, niet onevenredig nadelig wordt aangetast;
  • b. dit geen gevaar oplevert voor de leiding of aan het functioneren van de leiding geen afbreuk doet en/of door het aan de vergunning verbinden van voorwaarden een en ander kan worden voorkomen;
  • c. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.
30.4 Specifieke gebruiksregels
30.4.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden:

  • a. op een wijze die gevaar kan opleveren voor de leiding of aan het functioneren van de leiding afbreuk kan doen;
  • b. voor het uitvoeren van ontgrondingen, dan wel anderszins het bodemniveau wijzigen;
  • c. voor het aanbrengen van gesloten oppervlakteverharding;
  • d. voor het aanbrengen van diep wortelende beplanting;
  • e. voor het verrichten van grondwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • f. voor het verrichten van grondophogingen;
  • g. voor het heien of anderszins voorwerpen in de grond aanbrengen.
30.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 30.4.1 onder b t/m g, ten behoeve van het uitvoeren van de vermelde activiteiten, met dien verstande dat:

  • a. het belang van de leiding, gehoord de leidingbeheerder, niet onevenredig nadelig wordt aangetast;
  • b. deze geen gevaar opleveren voor de leiding of aan het functioneren van de leiding geen afbreuk doen en/of door het aan de vergunning verbinden van voorwaarden een en ander kan worden voorkomen.