direct naar inhoud van Regels
Plan: Kernen
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0938.BHV03001-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 beheersverordening:

de beheersverordening Kernen van de gemeente Meerssen, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0938.BHV03001-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.2 aan huis verbonden beroep:

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar functie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die passend is bij de woonfunctie. Hieronder dienen niet te worden begrepen detailhandel, escortbedrijven of seksinrichtingen.

1.3 aan huis verbonden bedrijf:

het verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit ter plaatse, in een gedeelte van de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar functie behoudt en de desbetreffende bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die passend is bij de woonfunctie. Het gaat enkel om bedrijven die niet vergunning- of meldingplichtig zijn in het kader van milieuwetgeving.

1.4 aan horeca verwante bedrijvigheid:

het exploiteren van een gebouw als bijvoorbeeld een bingozaal, discotheek of speelautomatenhal.

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van gronden.

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 afhaalpunt ten behoeve van internethandel:

Een locatie waar de consument uitsluitend via internethandel bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten.

1.8 afhaalservice:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide kleine etenswaren voor consumptie elders, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwakalcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.9 afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van het huishouden uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.10 agrarisch bedrijf:

bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden of fokken van dieren.

1.11 ambacht(elijke):

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen waarbij het accent niet ligt op massavervaardiging, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht.

1.12 ander bouwwerk:

bouwwerken, geen gebouw zijnde, zonder dak. Een bouwwerk geen gebouw zijnde met dak wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk.

1.13 antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.14 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.15 archeologisch monument:

terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument.

1.16 archeologische waarde:

waarde van zaken in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.17 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.18 bebouwingspercentage:

een in de verbeelding van de beheersverordening of in de regels aangegeven percentage, dat het deel van het bestemmingsvlak dan wel van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.19 bedrijfsactiviteiten:

vormen van bedrijf naar aard en omvang gelijk te stellen met of zoals opgenomen in Bijlage 1 Toegesneden lijst van bedrijfstypen solitaire bedrijven en Bijlage 2 Toegesneden lijst van bedrijfstypen bedrijventerrein, conform de bijlage uit de brochure Bedrijven en milieuzonering.

1.20 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.21 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.22 bedrijfsvloeroppervlak:

het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

1.23 beeldbepalend pand:

te handhaven gebouw of bouwwerk gezien het karakter en de betekenis voor het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.

1.24 beeldkwaliteit:

de aan een bouwwerk toegekende architectonische waarde met betrekking tot de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten.

1.25 Beeldkwaliteitplan Kom Bunde:

het Beeldkwaliteitplan Kom Bunde, bevattende de intenties, aanbevelingen en/of richtlijnen voor het veiligstellen, creëren en verbeteren van de beeldkwaliteit in de kern Bunde, vastgesteld d.d. 7 juli 2011.

1.26 Beeldkwaliteitplan Kom Geulle:

het Beeldkwaliteitplan Kom Geulle, bevattende de intenties, aanbevelingen en/of richtlijnen voor het veiligstellen, creëren en verbeteren van de beeldkwaliteit in de kern Geulle, vastgesteld d.d. 4 juni 2009.

1.27 Beeldkwaliteitplan op hoofdlijnen, Meerssen, Rothem en Weert:

het Beeldkwaliteitplan op hoofdlijnen, Meerssen, Rothem en Weert, bevattende de intenties, aanbevelingen en/of richtlijnen voor het veiligstellen, creëren en verbeteren van de beeldkwaliteit in de kernen Meerssen, Rothem en Weert vastgesteld d.d. 16 oktober 2003.

1.28 Beeldkwaliteitplan Kom Ulestraten:

het Beeldkwaliteitplan Kom Ulestraten, bevattende de intenties, aanbevelingen en/of richtlijnen voor het veiligstellen, creëren en verbeteren van de beeldkwaliteit in de kern Ulestraten, vastgesteld d.d. 4 juni 2009.

1.29 begane grond:

de eerste bouwlaag boven het peil.

1.30 beperkt kwetsbaar object:

een object dat in het Besluit externe veiligheid inrichtingen als beperkt kwetsbaar is

aangemerkt.

1.31 beschermde monumenten:

onroerende monumenten welke zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers of krachtens een gemeentelijke verordening bescherming genieten.

1.32 bestaand:
  • a. bij bouwwerken: bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening;
  • b. bij gebruik: bestaand op het tijdstip van de inwerkingtreding van de beheersverordening of het betreffende onderdeel daarvan.
1.33 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.34 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.35 bevoegd gezag:

het bevoegd gezag in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Als hoofdregel is dit het college van burgemeester en wethouders van Meerssen.

1.36 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak (zoals een caport of overkapping).

1.37 bijgebouw (aangebouwd en vrijstaand):

een gebouw dat in stedenbouwkundig en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat het functionele gebruik van het gebouw in relatie tot het hoofdgebouw niet relevant is, maar wel ten dienste staat van het hoofdgebouw.

1.38 bijgebouwgrens:

de grens van de (bouw)aanduiding 'bijgebouwen'.

1.39 borstwering:

het bovenste deel van de gevel wat boven de zoldervloer uitsteekt, waarop de muurplaat rust.

1.40 (bouw)aanduiding 'bijgebouwen':

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.41 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.42 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.43 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grondlaag en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder;

ter verduidelijking:

bij bepaling van één bouwlaag gelden de bepalingen zoals die zijn opgenomen in het bouwbesluit en de bouwverordening en overige zich onder de kap bevindende ruimten met een maximale hoogte van 3.50 meter voor woningen en 4.50 meter voor andere gebouwen.

1.44 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.45 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.46 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.47 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.48 (eet-)café:

een horecabedrijf, waarin alcoholvrije en alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse, eventueel met daaraan ondergeschikt het bereiden en verstrekken van maaltijden, waarbij geen nachtverblijf wordt verstrekt.

1.49 carport/overkapping:

een bouwwerk met tenminste een dak en niet of aan maximaal twee zijden van wanden voorzien, inclusief bestaande wanden.

1.50 cultuurhistorische waarde:

de aan het bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

ter verduidelijking:

daarbij gaat het om archeologisch, historisch-landschappelijk en/of historisch-bouwkundig waardevolle zaken, zoals die tot uitdrukking kunnen komen in archeologische elementen, bodemprofiel en reliëf (met name oude akkers), beplanting, verkaveling, slotenpatroon en bebouwing.

1.51 dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten.

1.52 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop of te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop of verhuur of leasing, alsmede het verkopen en/of leveren en/of bewaren van goederen aan personen die, die goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

ter verduidelijking:

dienstverlening door een horecabedrijf, een coffeeshop en een sekswinkel worden hieronder niet begrepen.

1.53 detailhandel in brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen:

detailhandel in goederen die naar hun aard zodanig brand- en/of explosiegevaar kunnen opleveren dat uitstalling ten verkoop in een woon-/winkelgebied niet verantwoord is.

1.54 detailhandel in dagelijkse goederen:

handel in onder meer – van oorsprong - dierlijke voedingsmiddelen (te weten wild en gevogelte, vis, vlees en vleeswaren, melk en zuivelproducten) en detailhandel in plantaardige voedingsmiddelen, genotmiddelen resp. levensmiddelen algemeen sortiment (te weten aardappelen, groente en fruit, brood, koek en banket, chocolade en suikerwerken, consumptie-ijs, alcoholhoudende en alcoholvrije dranken, tabaksprodukten, gespecialiseerd in niet elders genoemde voedings- en genotmiddelen, levensmiddelen, algemeen assortiment, parfumerie-, toilet- en cosmetische artikelen, drogisterij-artikelen, bloemen en planten, zaden en tuinbenodigdheden.

1.55 detailhandel in niet-dagelijkse goederen:

detailhandel, niet zijnde detailhandel in dagelijkse goederen.

1.56 detailhandel in ter plaatse geproduceerde goederen/productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.57 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een relatief groot oppervlakte nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair, meubelen, bouwmarkten en detailhandel in landbouwwerktuigen.

1.58 dienstverlening:

bedrijf of instelling voor het bedrijfsmatig verrichten van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen een kapperszaak, schoonheidsinstituut, fotostudio, uitzendbureau, bank, stomerij, wasserette, apotheek, reisbureau en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf, een horecabedrijf, een centrum voor fysiotherapie, een fitnesscentrum, een seksinrichting en een coffeeshop;

bij de toetsing van deze regels wordt als volgt geoordeeld:

een dienstverlenend bedrijf dient te passen in een woonwijk (geen baliefunctie) en aan de woonfunctie ondergeschikt te zijn.

1.59 doeleinden van openbaar nut:

kleinschalige nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, kabels en leidingen, straatvoorzieningen, telefooncellen e.d.

1.60 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van het gebouw;

ter verduidelijking:

achtererf is het gedeelte dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen;

zijerf is het gedeelte dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen;

voorerf is het gedeelte dat voor de voorgevelrooilijn is gelegen, zijnde gelegen voor het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen'.

1.61 escortbedrijf:

bedrijf gevoerd door een natuurlijk persoon, groep van personen, en/of rechtspersoon die prostitutie aanbiedt, die uitgeoefend wordt op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte of woning.

1.62 extensief recreatief medegebruik:

vormen van recreatief medegebruik gericht op natuur- en landschapsbeleving, die plaatsvinden in gebieden met weinig of geen recreatieve voorzieningen en waarbij per oppervlakte-eenheid weinig mensen aanwezig zijn.

1.63 gastouderopvang:

gastouderopvang als bedoeld in artikel 1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

1.64 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.65 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.

1.66 gestapelde woning/meergezinswoning:

een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen en/of wooneenheden bevat.

1.67 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengingsvermogen van de grond.

1.68 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.69 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, situering, afmetingen of bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.70 horeca van categorie 1:

een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen (winkelondersteunende horeca) en waar kleine etenswaren en drank worden verstrekt. Daaronder worden begrepen: automatiek (verkoopautomaat), broodjeszaak, croissanterie, koffiebar, lunchroom, tearoom, ijssalon (hoofddoel verstrekken van consumptie-ijs voor gebruik ter plaatse), traiteur (iemand die spijzen bereidt en aan huis bezorgt).

1.71 horeca van categorie 2:

een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren al dan niet voor consumptie ter plaatse. Daaronder worden begrepen: bistro, brasserie, restaurant, cafetaria, snackbar, proeflokaal inclusief verstrekken van maaltijden/etenswaren, shoarma/grillroom, met eventueel een bezorg- of afhaalservice (pizzeria, chinees).

1.72 horeca van categorie 3:

een horecabedrijf waarbij de exploitatie geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, eventueel in combinatie met het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd (zwaartepunt is verstrekken van dranken). Voor een goed functioneren zijn deze zaken ook een gedeelte van de nacht geopend. Daaronder worden begrepen: café (al dan niet met bijbehorende zaal), eetcafé, danscafé, grand café, bierhuis, biljartcentrum/snookercafe, proeflokaal exclusief verstrekken van maaltijden/etenswaren.

1.73 horeca van categorie 4:

een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van nachtverblijf. Dat kan worden gecombineerd met bijvoorbeeld een restaurant. Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.

1.74 horeca van categorie 5:

een horecabedrijf die gelet op vloeroppervlakte veel bezoekers trekt en waar geluid een belangrijk onderdeel is van de bedrijfsvoering. Onder deze categorie vallen zaken die geheel of in overwegende mate zijn gericht op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot dansen, al dan niet met livemuziek en al dan niet in combinatie met het verstrekken van alcohol houdende dranken en etenswaren. Daaronder worden begrepen: zalenverhuur/partycentrum (regulier gebruik t.b.v. feesten, muziek, dansevenementen), dancing, discotheek, bar/nachtclub, casino of amusementscentrum met horeca.

1.75 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt en/of waarin zaalaccommodatie wordt geëxploiteerd;

ter verduidelijking:

onder exploitatie van zaalaccommodatie wordt verstaan: het bieden van ruimte en voorzieningen voor congressen, feesten en dergelijke, zulks met uitsluiting van discotheek, seksinrichting, detailhandel en/of van 'vliegende' winkels, ingericht voor tijdelijke verkoop.

1.76 huishouden:

een alleenstaande, dan wel twee of meerdere personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren.

1.77 intensieve veehouderij:

agrarisch bedrijf met een bedrijfvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij.

1.78 internethandel/webwinkel:

een detailhandelsvestiging waar goederen via het internet of via de telefoon worden besteld en betaald.

1.79 invliegfunnel:

een denkbeeldige door vlakken gevormde ruimte, die aansluit op en ligt in het verlengde van de startbaan van het vliegveld Maastricht Aachen Airport en die geprojecteerd op het aardoppervlak een bepaald gebied beslaat waarboven de start- en landingsprocedures nog veilig kunnen worden uitgevoerd. Genoemde vlakken zijn op de verbeelding aangegeven met (bouwhoogte)lijnen. De door deze lijnen getrokken vlakken mogen nergens, qua bouwhoogte, door enige bebouwing worden doorstoken.

1.80 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, met uitzondering van een bijzettentje voor bijvoorbeeld de kinderen. Eén en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen zijn voorzien van een as-/wielstelsel en verplaatsbaar zijn, alsmede geheel zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.81 kampeerplaats:

een in of op het terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, door middel van nummering, stroomvoorzieningen, erfafscheiding of anderszins, voor het plaatsen of geplaatst houden van maximaal één kampeermiddel ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf;

ter verduidelijking:

een bijzettentje voor bijvoorbeeld de kinderen wordt niet gezien als apart kampeermiddel.

1.82 kantoor:

een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bedoeld zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;

ter verduidelijking:

kantoren kunnen worden onderscheiden in kantoren met en zonder een baliefunctie.

1.83 'karakteristiek':

alle rijks- en gemeentelijke monumenten, welke zijn opgenomen in Bijlage 4 bij de regels: 'Overzicht monumenten' en overige als karakteristiek aan te merken bebouwing.

1.84 karakteristieke bebouwing:

te handhaven gebouw of bouwwerk gezien de betekenis voor het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.

1.85 karakteristieke openheid:

te handhaven openheid van een gebied (zich manifesterend door de afwezigheid van elementen zoals bebouwing en hoogopgaande beplanting e.d.) gezien de betekenis voor het landschappelijk beeld ter plaatse.

1.86 karakteristiek reliëf:

te handhaven afwisseling van hoogten en laagten in het landschap gezien de betekenis voor het landschappelijk beeld ter plaatse.

1.87 kleinschalig recreatieve voorziening:

voorziening ter ondersteuning van het recreatieve medegebruik.

1.88 konditorei:

banketbakkerij waar men ook koffie of thee kan drinken.

1.89 kwetsbaar object:

een object dat in het Besluit externe veiligheid inrichtingen als kwetsbaar is aangemerkt.

1.90 maatschappelijke doeleinden:

doeleinden ten behoeve van educatieve, sociale, religieuze, culturele, sportieve, recreatieve, verzorgende en overheidsfuncties.

1.91 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.92 monumentale waarde:

waarden van zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.

1.93 monumenten:

alle rijks- en gemeentelijke monumenten, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde, alsmede terreinen van algemeen belang wegens de aanwezigheid daar van voornoemde zaken.

1.94 natuurwetenschappelijke/natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische , bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.95 niet grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering, waarbij hoofdzakelijk geen gebruik wordt gemaakt van open grond en waaronder ten minste wordt verstaan een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij en een intensief veehouderijbedrijf dan wel een tak van deze bedrijvigheid.

1.96 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, waaronder electriciteitsvoorzieningen, gasregelstations en pompinstallaties.

1.97 onderbouw/kelder:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1.20 meter boven peil is gelegen.

1.98 ondergeschikte functie:

een functie die qua omvang en uitstraling ondergeschikt is aan een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie, maar indien dat in de bestemmingsomschrijving niet expliciet is aangegeven aan die functie niet ten dienste hoeft te staan c.q. daar functioneel mee verbonden hoeft te zijn.

1.99 ondergronds bouwen:

het bouwen en in gebruik nemen van de ruimte onder het peil.

1.100 onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, tenten, schuiltenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

1.101 onzelfstandige woonruimte:

ruimte met een afsluitbare toegang die door een huishouden kan worden bewoond, waarbij het huishouden afhankelijk is van de voor bewoning noodzakelijke voorzieningen (waaronder worden verstaan: keuken, toilet en/of badkamer) buiten die woonruimte, waarbij minimaal twee van die voorzieningen uitsluitend buiten die woonruimte zijn gesitueerd.

1.102 peil:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor een ander bouwwerk: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;

ter verduidelijking:

over het algemeen kan aangenomen worden dat het peil bij bestaande bebouwing gelijk is aan de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer.

1.103 perceel:

een deel van het Nederlands grondgebied van welk deel de Dienst voor het kadaster en openbare register, de begrenzing met behulp van landmeetkundige gegevens heeft vastgelegd op grond van gegevens betreffende de rechtstoestand, bestemming en het gebruik dat door zijn kadastrale aanduiding is gekenmerkt.

1.104 Provinciale Woonvisie:

de Provinciale Woonvisie Limburg, d.d. 1 februari 2011.

1.105 Planologische Kernbeslissing luchtvaartterreinen Maastricht en Lelystad:

de Planologische Kernbeslissing luchtvaartterreinen Maastricht en Lelystad (PKB), bevattende de hoofdlijnen van het door het kabinet voorgenomen beleid ten aanzien van de luchthavens Maastricht en Lelystad, waarbij het gaat om de toegestane geluidhinder, de openingstijden en het stelsel van start- en landingsbanen, goedgekeurd door de Tweede Kamer d.d. 26 juni 2003.

1.106 recreatiewoning:

een permanent aanwezig gebouw, geen woonkeet en een caravan of andere constructie zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.

1.107 regels van stedenbouwkundige aard:

regels met betrekking tot:

  • a. de wegen waaraan gebouwd mag worden;
  • b. de hoogte;
  • c. de massa;
  • d. de rooilijnen, en
  • e. de plaatsing van bouwwerken ten opzichte van elkaar.
1.108 relatie:

een verbindingslijn in de verbeelding van de beheersverordening die één of meerdere bij elkaar behorende bouwvlakken met elkaar verbindt, waardoor er sprake is van één bedrijf, één woning, één voorziening, etc.;

ter verduidelijking:

dit teken geeft aan dat een vrijstaand bijgebouw geen nieuwe zelfstandige woning vormt.

1.109 restaurant:

een horecabedrijf waarbij geen logies worden verstrekt en dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.110 risicovolle inrichting:

een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (BRZO'99) of het Vuurwerkbesluit.

1.111 ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.

1.112 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden;

onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan:

een (raam-)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.113 serre:

een voornamelijk uit glas bestaande uitbouw/constructie aan een woonhuis, welke meestal een geheel vormt met het huis en die via deuren in directe verbinding met de tuin staat en waarbij het glas is gevat in ijzer, hout, aluminium of kunststof.

1.114 standplaats:

een kavel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van de gemeente kunnen worden aangesloten.

1.115 stedenbouwkundig beeld:

ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de aansluitende terreinen, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen.

1.116 straatmeubilair:

verkeersgeleiders, rampalen/amsterdammertjes, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, telefooncellen, abri's, kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen, pinautomaten, kleinschalige constructies voor een jongerenontmoetingsplaats en daarmee vergelijkbare objecten.

1.117 Structuurvisie Buitengebied:

de Structuurvisie Buitengebied gemeente Meerssen zoals vastgesteld op 31 mei 2012.

1.118 verblijfsgebied:

gedeelte van één of meer bouwwerken op een perceel met dezelfde bestemming, met ten minste één verblijfsruimte bestaande uit een of meer op dezelfde bouwlaag gelegen aan elkaar grenzende ruimten anders dan een toilet-, bad-, technische of verkeersruimte.

1.119 verblijfsrecreatie:

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf zoals recreatiewoningen, Bed en Breakfast, logeergebouw, door personen die elders een woon- of verblijfplaats hebben.

1.120 verblijfsruimte:

ruimte voor het verblijven van mensen, dan wel een ruimte, van één of meer bouwwerken op een perceel met dezelfde bestemming, waarin dezelfde kenmerkende activiteiten plaatsvinden.

1.121 verkoop vloeroppervlak/ bedrijfsvloeroppervlak:

het vloeroppervlak van ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor een winkel en/of bedrijfsactiviteiten.

1.122 vervangende nieuwbouw:

het realiseren van een hoofdgebouw ter vervanging van en ter plaatse van een bestaand hoofdgebouw, waarbij geen toename van het aantal zelfstandige woonruimten plaatsvindt.

1.123 vloeroppervlak met woonfunctie:

de oppervlakte van het hoofdgebouw.

1.124 volwaardig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf met tenminste de arbeidsomvang van een volwaardige arbeidskracht en een zodanige bedrijfsomvang (minimaal 70 Nederlandse grootte-eenheden (nge's)) dat de continuïteit ook op langere termijn in voldoende mate is gewaarborgd.

1.125 voorgevel:

gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de openbare weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt.

1.126 voorgevelrooilijn:

de bouwgrens/lijn die is gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens, die behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde of de van de weg afgekeerde zijde niet mag worden overschreden;

ter verduidelijking:

onder bouwgrens valt zowel de grens van een bouwvlak als de grens van de aanduiding 'bijgebouwen'.

1.127 waterhuishoudkundige voorziening:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten etc.

1.128 welstandscommissie/stadsbouwmeester:

door de gemeenteraad benoemde onafhankelijke commissie/deskundige, die aan het bevoegd gezag advies uitbrengt ten aanzien van de vraag of het uiterlijk of de plaatsing van een bouwwerk of standplaats, in strijd is met redelijke eisen van welstand.

1.129 weg:

een voor het rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.

1.130 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.131 woning/wooneenheid:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden; in een woning kan ook sprake zijn van kamerverhuur, indien daarbij centrale voorzieningen, zoals een keuken, een douche en andere centrale voorzieningen gedeeld worden.

1.132 zelfstandige woonruimte:

wooneenheid met een eigen toegang, die door een huishouden kan worden bewoond zonder dat het huishouden daarbij afhankelijk is van voor bewoning noodzakelijke voorzieningen, zoals keuken, toilet en badkamer, buiten die woonruimte.

1.133 zolder:

ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken, met een borstwering van maximaal 1.00 meter hoog, en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.

1.134 zorgwoning:

een woning geschikt voor bewoners met een lichamelijke en/of geestelijke handicap die aangepast is voor en waar zorg dan wel begeleiding geleverd wordt of de levering van zorg dan wel begeleiding (in de toekomst) mogelijk is.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Meetregels

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.1.2 het bebouwingspercentage:

het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover in de verbeelding van de beheersverordening bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.

2.1.3 het bedrijfsvloeroppervlakte:

binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

2.1.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.5 het bruto vloeroppervlakte van een bouwlaag:

op de vloer van de bouwlaag, tussen de binnenzijde van de gevelmuren (en/of gemeenschappelijke scheidingsmuren).

2.1.6 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.1.7 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van een goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.1.8 de hoogte van een bouwlaag:

de afstand tussen de scheidende vloerdelen gemeten van bovenkant afgewerkte vloer tot bovenkant afgewerkte vloer.

2.1.9 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.1.10 de lengte, breedte, diepte van een bouwwerk:

de buitenwerks (tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren) gemeten afstand.

2.1.11 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.1.12 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, lichtkoepels, gevel- en kroonlijsten, en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- en/of de bestemmingsgrens met niet meer dan 0.50 meter wordt overschreden. Voor luifels, erkers en balkons geldt dat de bouw- en/of bestemmingsgrens met niet meer dan 1.00 meter wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. duurzaam agrarisch gebruik;
  • b. kleinschalig agrarisch gebruik ten behoeve van hobbymatig gebruik in de vorm van bijvoorbeeld schapen- en paardenweiden, siertuinen met inheemse beplanting, moestuinen en kruidentuinen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig gebruik';
  • c. bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. instandhouding en herontwikkeling van de oorspronkelijke landschapsstructuur;
  • f. instandhouding en ontwikkeling van de landschappelijke openheid;
  • g. ontsluiting van de afzonderlijke percelen;
  • h. extensief recreatief medegebruik.
3.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 1.50 meter, die noodzakelijk zijn voor het agrarisch gebruik, niet zijnde andere bouwwerken ten behoeve van verlichting, zoals lantaarnpalen, lichtmasten en verlichtingspalen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van gebouwen en/of andere bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van gebouwen en/of andere bouwwerken uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig gebruik', met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van gebouwen ten hoogste 20 m² per bouwperceel bedraagt;
  • b. de goothoogte ten hoogste 3.00 meter bedraagt;
  • c. de bouwhoogte ten hoogste 5.00 meter bedraagt;
  • d. gebouwen op basis van een inpassingsplan afgestemd worden op de specifieke omgevingskenmerken (landschappelijke inpassing, eventueel stedenbouwkundig ontwerp en culturele aspecten);
  • e. voordat de omgevingsvergunning wordt verleend middels een vooronderzoek inzicht in de flora en fauna waarden van het gebied dient te zijn gegeven;
  • f. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
3.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van een zwembad

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het bouwen van een zwembad en de daarbij behorende bouwwerken/voorzieningen binnen een zone van 50.00 meter van de voorgevel van de woning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig gebruik', met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van het zwembad ten hoogste 35 m2 bedraagt;
  • b. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen en het aangrenzende woon- en leefmilieu niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind;
  • c. voordat de omgevingsvergunning wordt verleend middels een vooronderzoek inzicht in de flora en fauna waarden van het gebied dient te zijn gegeven;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
3.3.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van een paardenbak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het bouwen van een paardenbak binnen een zone van 50.00 meter van de voorgevel van de woning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig gebruik', met dien verstande dat:

  • a. dit geen onevenredige afbreuk doet aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap;
  • b. de paardenbak uitsluitend wordt opgericht achter of in het verlengde van de voorgevelrooilijn van aansluitende gronden;
  • c. de afstand tussen de paardenbak en een woning van derden minimaal 50 meter bedraagt;
  • d. de aantasting van het buitengebied en in het bijzonder de aantasting van de voor het buitengebied kenmerkende graslanden zoveel mogelijk wordt beperkt, dan wel wordt voorkomen;
  • e. in de paardenbak geen obstakels, zoals spring- en dressuurvoorzieningen aanwezig zijn;
  • f. in de paardenbak geen lessen of daarmee vergelijkbare instructies worden gegeven;
  • g. de omheining van de paardenbak niet hoger is dan 1.50 meter;
  • h. de omheining vervaardigd is van materiaal in een omgevingsneutrale kleur;
  • i. geen gebruik gemaakt wordt van kunststofmaterialen, afgedankte vangrails en andere omgevingsonvriendelijke materialen;
  • j. de te gebruiken bodembedekking van de paardenbak uitsluitend bestaat uit milieuhygiënisch verantwoorde en omgevingsvriendelijke materialen die geen stofoverlast kunnen veroorzaken;
  • k. de paardenbak aan het oog wordt ontrokken door een beplanting bestaande uit inheemse en omgevingskenmerkende planten en/of bomensoorten; bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning dient in alle gevallen een daartoe strekkend beplantingsplan te worden overgelegd;
  • l. de paardenbak niet groter is dan 800 m2;
  • m. het maximaal één paardenbak betreft;
  • n. de paardenbak niet voorzien is van een buitenverlichting. Onder buitenverlichting wordt in ieder geval verstaan lichtmasten of daarmee vergelijkbare constructies, opgesteld rondom de buitenbak. Uitgangspunt is dat er geen hinderlijke verlichting in het buitengebied in welke mate dan ook ontstaat;
  • o. voordat de omgevingsvergunning wordt verleend, middels een vooronderzoek inzicht in de flora en fauna waarden van het gebied dient te zijn gegeven;
  • p. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
3.3.4 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van een tennisbaan

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het bouwen van een tennisbaan en de daarbij behorende bouwwerken/voorzieningen binnen een zone van 50.00 meter van de woning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig gebruik', met dien verstande dat:

  • a. de afmetingen van een tennisbaan niet meer bedragen dan 24 x 11 meter;
  • b. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind;
  • c. voordat de omgevingsvergunning wordt verleend middels een vooronderzoek inzicht in de flora en fauna waarden van het gebied dient te zijn gegeven;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
3.3.5 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van de aanleg van kleinschalige recreatieve voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van de aanleg van kleinschalige recreatieve voorzieningen (zit- en schuilgelegenheid, picknickplaatsen) mits de aanleg geen onevenredige afbreuk doet aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte aan recreatieve bouwwerken per voorziening ten hoogste 20 m² bedraagt;
  • b. de goothoogte ten hoogste 2.60 meter bedraagt;
  • c. bouwwerken, voorzien van een dak, met een kap van ten minste 15° en ten hoogste 45° worden afgedekt;
  • d. voordat de omgevingsvergunning wordt verleend, middels een vooronderzoek inzicht in de flora en fauna waarden van het gebied dient te zijn gegeven;
  • e. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
3.3.6 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van oprichten hagelnetten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van hagelnetten, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. het oprichten van hagelnetten niet plaatsvindt in de beekdalen volgens de kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen behorende bij de provinciale 'Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen' zoals opgenomen in bijlage 11 bij de regels van deze beheersverordening;
  • c. bij het oprichten van hagelnetten op hellingen kleiner dan 4%, de afwijking niet leidt tot aantasting van de karakteristieke openheid van de plateaus, aangegeven op de kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen behorende bij de provinciale 'Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen' zoals opgenomen in bijlage 11 bij de regels van deze beheersverordening;
  • d. bij het oprichten van hagelnetten op hellingen groter dan 4%, dit niet ten koste gaat van de karakteristieke openheid van de plateaus, aangegeven op de kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen behorende bij de provinciale 'Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen' zoals opgenomen in bijlage 11 bij de regels van deze beheersverordening en dit niet ten koste gaat van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de beleving van het landschap;
  • e. de hagelnetten ten behoeve van de landschappelijke inpassing niet mogen doorlopen tot aan de grond aan de randen van de percelen waarop de hagelnetten worden toegelaten;
  • f. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
3.3.7 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. in het geval de oppervlakte ten behoeve van tijdelijke boogkassen en tijdelijke regenkappen na afwijking meer dan 10% van de totale teeltoppervlakte van een bedrijf uitmaakt, hierop expliciet wordt ingegaan in het advies van de commissie als bedoeld onder j;
  • b. omliggende waarden en functies niet onevenredig nadelig worden aangetast;
  • c. de afwijking niet leidt tot aantasting van de karakteristieke openheid van de plateaus, aangegeven op de kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen behorende bij de provinciale 'Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen' zoals opgenomen in bijlage 11 bij de regels van deze beheersverordening;
  • d. de afwijking geen betrekking heeft op hellingen met een hellingspercentage van 4% of meer, volgens de bij de provinciale 'Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen' behorende kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen, zoals opgenomen in bijlage 11 bij de regels van deze beheersverordening;
  • e. de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering van de omgevingskwaliteit in die zin dat de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen landschappelijk worden ingepast en deze landschappelijke inpassing in het afwijkingsbesluit wordt opgenomen. De landschappelijke inpassing dient daarbij te voldoen aan het provinciale beleid en de 'Structuurvisie Buitengebied:' (module 7);
  • f. rekening moet worden gehouden met de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Zuid Limburg;
  • g. containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (in de vorm van regenkappen en boogkassen), voor zover deze niet binnen de agrarische bedrijfsbestemming opgericht kunnen worden, uitsluitend mogen worden opgericht op aan de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aansluitende gronden, indien en voor zover niet gelegen binnen het differentiatievlak beekdal zoals aangegeven op de bij de provinciale 'Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen' behorende kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen, zoals opgenomen in bijlage 11 bij de regels van deze beheersverordening;
  • h. indien vanuit agrarische en/of landschappelijke motieven aangetoond kan worden dat aansluiting aan de bestaande agrarische bouwkavel niet mogelijk is, containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (in de vorm van regenkappen en boogkassen) ook op verder gelegen gronden mogen worden opgericht, waarbij geen zelfstandige bouwkavel mag ontstaan;
  • i. de tijdelijke teeltondersteunende na afloop van een termijn van maximaal 6 maanden verwijderd worden;
  • j. advies moet worden ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve, ter zake deskundige commissie;
  • k. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • b. sport- en wedstrijdterrein, parkeerterrein, buitenmanege of lig- en speelweide, anders dan ten behoeve van extensief recreatief medegebruik;
  • c. het beproeven van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen, met uitzondering van puzzelritten;
  • d. het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
  • e. staanplaats voor (motor)voertuigen en (aanhang)wagens, al dan niet geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • f. het opslaan van mest(stoffen) behoudens in mestzakken, als daarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
  • g. opslagdoeleinden, zoals onder andere het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen alsmede tuinafval, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
  • h. terrein voor het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, behoudens voor zover dit verbod in strijd komt met het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
  • i. de nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf.
3.4.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor en/of als:

  • a. bewoning;
  • b. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • c. detailhandel en groothandel;
  • d. transport- en/of garagedoeleinden;
  • e. horeca;
  • f. opslagdoeleinden, uitgezonderd opslagdoeleinden die verband houden met de agrarische bedrijfsvoering;
  • g. stalling van (motor)voertuigen.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zoals terrassen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig gebruik';
  • b. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, het ophogen, egaliseren van de bodem, uitgezonderd de aanleg van drinkpoelen en uitgezonderd werkzaamheden in verband met het herstel van ecologische waarden;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. het aanleggen en geheel of gedeeltelijk verwijderen van groenstroken, waaronder begrepen lijnvormige elementen en grasbanen, graften, bosstroken en grasbanen, anders dan ter bestrijding van erosie en voorkoming van wateroverlast;
  • e. het aanbrengen van hoog opgaande beplanting anders dan ten behoeve van de ecologische hoofdstructuur;
  • f. het bebossen van gronden.
3.5.2 Uitzonderingen

Het in 3.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werkzaamheden:

  • a. die normaal beheer of onderhoud betreffen;
  • b. van ondergeschikte betekenis;
  • c. welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn, dan wel krachtens een (voor dat tijdstip aangevraagde) vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • d. zoals spitten, niet dieper dan 0.30 meter en het aanleggen van onverharde voetpaden.
3.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 3.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de 3.1.1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig nadelig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volwaardige agrarische bedrijven met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, waaronder niet begrepen intensieve veehouderij en glastuinbouw;
  • b. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met de daarbij behorende:

  • c. voorzieningen, zoals verharding, wegen, paden en groen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtname van het parkeerbeleid uit artikel 45.2.2 en 45.2.3;
  • f. doeleinden van openbaar nut.
4.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van het in 4.1.1 toegestane gebruik, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de daarbij behorende andere bouwwerken welke qua aard en afmeting bij deze bestemming passen, waaronder in ieder geval een bovengrondse mestopslag tot maximaal 500 m3 wordt verstaan.
4.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. de voorgevel wordt in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 4.50 meter of de bestaande goothoogte indien deze hoger is, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' de aangegeven maximale goothoogte geldt;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 8.00 meter of de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' de aangegeven maximale bouwhoogte geldt;
  • d. de dakhelling van gebouwen bedraagt minimaal 30º en maximaal 60º;
  • e. de bouwhoogte van silo's bedraagt ten hoogste 12.00 meter;
  • f. een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken voldoen aan het bepaalde in 4.2.3;
  • g. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 4.2.5;
  • h. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 41.4.
4.2.3 Regels met betrekking tot de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning wordt ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' gebouwd;
  • b. de bedrijfswoning wordt in ten hoogste 2 bouwlagen gebouwd;
  • c. de hoogte van een bouwlaag bedraagt ten hoogste 3,50 meter;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 12.50 meter;
  • e. de voorgevelbreedte van een bedrijfswoning bedraagt ten minste 5.50 meter;
  • f. bedrijfswoningen worden met een plat dak of met een kap van ten minste 30o en ten hoogste 60o afgedekt. Overkappingen en serres worden afgedekt met een kap van ten hoogste 30o;
  • g. bijbehorende bouwwerken worden ten minste 3,00 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning gebouwd;
  • h. voor zover bijbehorende bouwwerken niet in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3.00 meter;
  • i. bijbehorende bouwwerken worden maximaal 20.00 meter achter de achtergevel van de bedrijfswoning gebouwd;
  • j. per bedrijfswoning bedraagt de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 70 m²;
  • k. bijbehorende bouwwerken worden in ten hoogste 1 bouwlaag gebouwd;
  • l. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 3.50 meter;
  • m. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 5.00 meter;
  • n. bijgebouwen bij bedrijfswoningen worden met een kap van ten minste 25° afgedekt.
4.2.4 Regels met betrekking tot teeltondersteunende voorzieningen

Teeltondersteunende voorzieningen, zoals containervelden, ondersteunend glas, boogkassen, hagelschermen en regenkappen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd.

4.2.5 Overige regels met betrekking tot bouwwerken

Voor andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. andere bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. sleufsilo's uitsluitend achter de voorgevelrooilijn mogen worden opgericht;
    • 2. andere bouwwerken ten behoeve van verlichting, zoals lantaarnpalen, lichtmasten en verlichtingspalen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden opgericht;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt maximaal 3.50 meter, met dien verstande dat de hoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1.00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2.00 meter bedraagt.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de overschrijding van de bouwgrenzen niet meer dan 5.00 meter bedraagt;
  • c. bij monumentale en beeldbepalende panden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de inhoud van de bebouwing van het agrarisch bebouwingscomplex daardoor met niet meer dan 10% mag toenemen;
  • d. de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig nadelig worden aangetast;
  • e. voor het overige de regels gelden die binnen het bouwvlak gelden;
  • f. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
4.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van een paardenbak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het bouwen van een paardenbak binnen een zone van 50.00 meter van de voorgevel van de woning, met dien verstande dat:

  • a. dit geen onevenredige afbreuk doet aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap;
  • b. de paardenbak uitsluitend wordt opgericht achter of in het verlengde van de voorgevelrooilijn van aansluitende gronden;
  • c. de afstand tussen de paardenbak en een woning van derden minimaal 50.00 meter bedraagt;
  • d. de aantasting van het buitengebied en in het bijzonder de aantasting van de voor het buitengebied kenmerkende graslanden zoveel mogelijk wordt beperkt, dan wel wordt voorkomen;
  • e. in de paardenbak geen obstakels, zoals spring- en dressuurvoorzieningen aanwezig zijn;
  • f. in de paardenbak geen lessen of daarmee vergelijkbare instructies worden gegeven;
  • g. de omheining van de paardenbak niet hoger is dan 1.50 meter;
  • h. de omheining vervaardigd is van materiaal in een omgevingsneutrale kleur;
  • i. geen gebruik gemaakt wordt van kunststofmaterialen, afgedankte vangrails en andere omgevingsonvriendelijke materialen;
  • j. de te gebruiken bodembedekking van de paardenbak uitsluitend bestaat uit milieuhygiënisch verantwoorde en omgevingsvriendelijke materialen die geen stofoverlast kunnen veroorzaken;
  • k. de paardenbak aan het oog wordt ontrokken door een beplanting bestaande uit inheemse en omgevingskenmerkende planten en/of bomensoorten; bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning dient in alle gevallen een daartoe strekkend beplantingsplan te worden overgelegd;
  • l. de paardenbak niet groter is dan 800 m2;
  • m. het maximaal één paardenbak betreft;
  • n. de paardenbak niet voorzien is van een buitenverlichting. Onder buitenverlichting wordt in ieder geval verstaan lichtmasten of daarmee vergelijkbare constructies, opgesteld rondom de buitenbak. Uitgangspunt is dat er geen hinderlijke verlichting in het buitengebied in welke mate dan ook ontstaat;
  • o. voordat de omgevingsvergunning wordt verleend, dient middels een vooronderzoek inzicht in de flora en fauna waarden van het gebied te zijn gegeven;
  • p. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor en/of als:

  • a. intensieve veehouderij en glastuinbouw;
  • b. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • c. detailhandel en groothandel, anders dan ondergeschikt en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
  • d. horeca;
  • e. opslag, uitgezonderd opslag overeenkomstig het normale gebruik bij de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'.

en anders dan voor en/of als:

  • f. grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • g. tuin en/of groen;
  • h. parkeren.
4.4.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. detailhandel en groothandel, anders dan ondergeschikt en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
  • c. horeca;
  • d. (verblijfs)recreatie;
  • e. verkooppunt voor motorbrandstoffen of andere explosiegevaarlijke stoffen;
  • f. opslag, anders dan in verband met het toegelaten gebruik en anders dan het stallen van caravans mits niet zichtbaar binnen een gebouw, niet zijnde een glazen kas, binnen het bouwvlak. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.
  • g. permanente of tijdelijke bewoning welke geen verband houdt met de agrarische bedrijfsvoering.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijken ten behoeve van niet-agrarische activiteiten naast de agrarische bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van onderstaande niet-agrarische activiteiten naast de agrarische bedrijfsactiviteiten, in het kader van de dynamische ontwikkeling van het platteland en ter versterking van de recreatieve functie van de kernen.

Een omgevingsvergunning voor bewerking en/of verkoop aan de boerderij van agrarische producten, het bieden van werk en verzorging aan hulpbehoevende mensen, kinderopvang, verblijfsrecreatie in de vorm van kamperen, bed en breakfast en vakantieappartementen op de boerderij, dagrecreatie in de vorm van het bieden van dagarrangementen en excursie alsmede (sier)tuinen, kleinschalige horeca en culturele activiteiten zoals natuurcursussen en exposities en/of daarmee qua aard en omvang naar het oordeel van het bevoegd gezag gelijk te stellen activiteiten, wordt alleen verleend onder de volgende voorwaarden:

  • a. er vindt geen nieuwbouw plaats. Alleen wanneer de noodzaak daartoe is aangetoond is uitbreiding of vervangende nieuwbouw van bestaande bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak toegestaan, mits daardoor geen cultuurhistorisch of architectonisch waardevolle bebouwing verloren gaat;
  • b. de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, zijn ondergeschikt aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • c. de activiteiten veroorzaken geen hinder of belemmeringen voor omliggende bedrijven of woningen;
  • d. de activiteiten zijn landschappelijk goed inpasbaar c.q. worden goed landschappelijk ingepast, hetgeen moet blijken uit een landschapsplan, en omliggende natuurlijke en landschappelijke waarden en belangen niet onevenredig schaden;
  • e. de activiteiten zijn infrastructureel goed inpasbaar en leiden niet tot onevenredige nadelige verkeersoverlast;
  • f. parkeren vindt op eigen terrein plaats, overeenkomstig de richtcijfers van de ASVV/CROW;
  • g. bij het verlenen van de omgevingsvergunning worden de bepalingen in acht genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2;

specifiek voor boerderijverkoop:

  • h. boerderijverkoop maakt onderdeel uit van een functionerend agrarisch bedrijf en wordt beëindigd bij beëindiging van het agrarisch bedrijf;
  • i. boerderijverkoop vindt uitsluitend plaats in op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan op andere agrarische bedrijven geproduceerde of bewerkte agrarische producten;
  • j. bewerking van agrarische producten en de verkoop daarvan is toegestaan, met dien verstande dat het uitsluitend de bewerking van op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan op andere agrarische bedrijven geproduceerde producten betreft;
  • k. het vloeroppervlak voor boerderijverkoop bedraagt ten hoogste 50 m²;

specifiek voor kamperen bij de boer:

  • l. niet meer dan 15 kampeerplaatsen, exclusief bijzettentje, zijn in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober aanwezig;
  • m. de sanitaire voorzieningen worden binnen het bouwvlak ondergebracht;
  • n. vaste staanplaatsen en trekkershutten zijn niet toegestaan;
  • o. middels bodemonderzoek is aangetoond dat de bodemkwaliteit geschikt is voor het beoogde gebruik;

specifiek voor verblijfsrecreatie:

  • p. bed en breakfast mag aan maximaal 8 personen worden aangeboden en alleen in de bedrijfswoning en de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • q. de voorziening mag door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet functioneren als een zelfstandige woning. Dit betekent mede dat een aparte kookgelegenheid niet is toegestaan;
  • r. niet meer dan 6 vakantieappartementen mogen worden gerealiseerd binnen het bouwvlak met een oppervlakte van maximaal 100 m2 per appartement;
  • s. één groepsaccommodatie mag worden gerealiseerd binnen het bouwvlak, mits geschikt en ingericht voor niet meer dan 30 personen;
  • t. ter voorkoming van permanente bewoning wordt een maximale aaneengesloten verblijfsduur van individuen gehanteerd van 12 weken. Daarnaast dient met een initiatiefnemer een overeenkomst te worden gesloten waarin wordt bedongen dat indien sprake is van permanente bewoning een boeteclausule in werking zal treden;
  • u. middels bodemonderzoek is aangetoond dat de bodemkwaliteit geschikt is voor het beoogde gebruik;

specifiek voor kleinschalige dagrecreatie en horeca:

  • v. kleinschalige rustige vormen van dagrecreatie en horeca staan ten dienste van extensieve recreatie in de kernen en/of het buitengebied c.q. zijn ondersteunend aan wandel- en fietsroutes en hebben een gezamenlijke gebruiksoppervlakte van maximaal 150 m2 per perceel;
  • w. expositie-, educatie- en culturele doeleinden hebben een gezamenlijke gebruiksvloeroppervlakte van maximaal 200 m2.
4.5.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van het gebruik van een bij de bedrijfswoning behorend bijgebouw als afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. het een aan de bedrijfswoning gebouwd bijgebouw betreft;
  • c. per bedrijfswoning niet meer dan één omgevingsvergunning tegelijkertijd geldt;
  • d. de aanvrager dient aan te tonen dat er een zorgbehoefte is en dat deze tijdelijk van aard is;
  • e. aan de vergunning de voorwaarde wordt verbonden dat de vergunning komt te vervallen als de noodzaak vanuit mantelzorg niet meer aanwezig is;
  • f. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.

Artikel 5 Agrarisch met waarden

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. duurzaam agrarisch gebruik;
  • b. kleinschalig agrarisch gebruik ten behoeve van hobbymatig gebruik in de vorm van bijvoorbeeld schapen- en paardenweiden, siertuinen met inheemse beplanting, moestuinen en kruidentuinen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig gebruik';
  • c. bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • f. bescherming van aangrenzend natuurgebied, de zogenaamde buffering;
  • g. een dierenbegraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenbegraafplaats' ;
  • h. parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • i. de landschappelijke inpassing in de vorm van gebiedseigen groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, zoals hagen en opgaande afschermende beplanting, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - inpassingsplan' overeenkomstig het landschapsplan zoals weergegeven in Bijlage 13 van de regels;

met daaraan ondergeschikt:

  • j. ontsluiting van de afzonderlijke percelen;
  • k. extensief recreatief medegebruik.
5.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 1.50 meter die noodzakelijk zijn voor het agrarisch gebruik, niet zijnde andere bouwwerken ten behoeve van verlichting, zoals lantaarnpalen, lichtmasten en verlichtingspalen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van gebouwen en/of andere bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van gebouwen en/of andere bouwwerken uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig gebruik', met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van gebouwen ten hoogste 20 m² bedraagt per bouwperceel;
  • b. de goothoogte ten hoogste 3.00 meter bedraagt;
  • c. de bouwhoogte ten hoogste 5.00 meter bedraagt;
  • d. gebouwen worden op basis van een inpassingsplan afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken (landschappelijke inpassing, eventueel stedenbouwkundig ontwerp en culturele aspecten);
  • e. voordat de omgevingsvergunning wordt verleend, dient middels een vooronderzoek inzicht in de flora en fauna waarden van het gebied te zijn gegeven;
  • f. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
5.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van de aanleg van kleinschalige recreatieve voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van de aanleg van kleinschalige recreatieve voorzieningen (zit- en schuilgelegenheid, picknickplaatsen) mits de aanleg geen onevenredige afbreuk doet aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap, met dien verstande dat:

  • a. het oppervlak aan recreatieve bouwwerken per voorziening ten hoogste 20 m² bedraagt;
  • b. de goothoogte ten hoogste 2.60 meter bedraagt;
  • c. bouwwerken, voorzien van een dak, met een kap van ten minste 15° en ten hoogste 45° worden afgedekt;
  • d. voordat de omgevingsvergunning wordt verleend, dient middels een vooronderzoek inzicht in de flora en fauna waarden van het gebied te zijn gegeven;
  • e. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
5.3.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van een zwembad

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het bouwen van een zwembad en de daarbij behorende bouwwerken/voorzieningen binnen een zone van 50.00 meter van de voorgevel van de woning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig gebruik', met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van het zwembad ten hoogste 35 m2 bedraagt;
  • b. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
  • c. voordat de omgevingsvergunning wordt verleend, middels een vooronderzoek inzicht in de flora en fauna waarden van het gebied dient te zijn gegeven;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
5.3.4 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van een paardenbak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het bouwen van een paardenbak binnen een zone van 50.00 meter van de voorgevel van de woning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig gebruik', met dien verstande dat:

  • a. dit geen onevenredige afbreuk doet aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap;
  • b. de paardenbak uitsluitend wordt opgericht achter of in het verlengde van de voorgevelrooilijn van aansluitende gronden;
  • c. de afstand tussen de paardenbak en een woning van derden minimaal 50.00 meter bedraagt;
  • d. de aantasting van het buitengebied en in het bijzonder de aantasting van de voor het buitengebied kenmerkende graslanden zoveel mogelijk wordt beperkt, dan wel wordt voorkomen;
  • e. in de paardenbak geen obstakels, zoals spring- en dressuurvoorzieningen aanwezig zijn;
  • f. in de paardenbak geen lessen of daarmee vergelijkbare instructies worden gegeven;
  • g. de omheining van de paardenbak niet hoger is dan 1.50 meter;
  • h. de omheining vervaardigd is van materiaal in een omgevingsneutrale kleur;
  • i. geen gebruik gemaakt wordt van kunststofmaterialen, afgedankte vangrails en andere omgevingsonvriendelijke materialen;
  • j. de te gebruiken bodembedekking van de paardenbak uitsluitend bestaat uit milieuhygiënisch verantwoorde en omgevingsvriendelijke materialen die geen stofoverlast kunnen veroorzaken;
  • k. de paardenbak aan het oog wordt ontrokken door een beplanting bestaande uit inheemse en omgevingskenmerkende planten en/of bomensoorten; bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning dient in alle gevallen een daartoe strekkend beplantingsplan te worden overgelegd;
  • l. de paardenbak niet groter is dan 800 m2;
  • m. het maximaal één paardenbak betreft;
  • n. de paardenbak niet voorzien is van een buitenverlichting. Onder buitenverlichting wordt in ieder geval verstaan lichtmasten of daarmee vergelijkbare constructies, opgesteld rondom de buitenbak. Uitgangspunt is dat er geen hinderlijke verlichting in het buitengebied in welke mate dan ook ontstaat;
  • o. voordat de omgevingsvergunning wordt verleend, dient middels een vooronderzoek inzicht in de flora en fauna waarden van het gebied te zijn gegeven;
  • p. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
5.3.5 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van een tennisbaan

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het bouwen van een tennisbaan en de daarbij behorende bouwwerken/voorzieningen binnen een zone van 50.00 meter vanaf de voorgevel van de woning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig gebruik', met dien verstande dat:

  • a. de afmetingen van een tennisbaan niet meer bedragen dan 24 x 11 meter;
  • b. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen en het aangrenzende woon- en leefmilieu worden niet onevenredig aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
  • c. voordat de omgevingsvergunning wordt verleend, middels een vooronderzoek inzicht in de flora en fauna waarden van het gebied dient te zijn gegeven;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
5.3.6 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van oprichten hagelnetten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van hagelnetten, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. het oprichten van hagelnetten niet plaatsvindt in de beekdalen en volgens de kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen behorende bij de provinciale 'Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen' zoals opgenomen in bijlage 11 bij de regels van deze beheersverordening;
  • c. bij het oprichten van hagelnetten op hellingen kleiner dan 4%, de afwijking niet leidt tot aantasting van de karakteristieke openheid van de plateaus, aangegeven op de kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen behorende bij de provinciale 'Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen' zoals opgenomen in bijlage 11 bij de regels van deze beheersverordening;
  • d. bij het oprichten van hagelnetten op hellingen groter dan 4%, dit niet ten koste gaat van de karakteristieke openheid van de plateaus, aangegeven op de kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen behorende bij de provinciale 'Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen' zoals opgenomen in bijlage 11 bij de regels van deze beheersverordening en dit niet ten koste gaat van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de beleving van het landschap;
  • e. de hagelnetten ten behoeve van de landschappelijke inpassing niet mogen doorlopen tot aan de grond aan de randen van de percelen waarop de hagelnetten worden toegelaten;
  • f. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
5.3.7 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. in het geval de oppervlakte ten behoeve van tijdelijke boogkassen en tijdelijke regenkappen na afwijking meer dan 10% van de totale teeltoppervlakte van een bedrijf uitmaakt, hierop expliciet wordt ingegaan in het advies van de commissie als bedoeld onder j;
  • b. omliggende waarden en functies niet onevenredig nadelig worden aangetast;
  • c. de afwijking niet leidt tot aantasting van de karakteristieke openheid van de plateaus, aangegeven op de kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen behorende bij de provinciale 'Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen' zoals opgenomen in bijlage 11 bij de regels van deze beheersverordening;
  • d. de afwijking geen betrekking heeft op hellingen met een hellingspercentage van 4% of meer, volgens de bij de provinciale 'Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen' behorende kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen, zoals opgenomen in bijlage 11 bij de regels van deze beheersverordening;
  • e. de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering van de omgevingskwaliteit in die zin dat de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen landschappelijk worden ingepast en deze landschappelijke inpassing in het afwijkingsbesluit wordt opgenomen. De landschappelijke inpassing dient daarbij te voldoen aan het provinciale beleid en de 'Structuurvisie Buitengebied:' (module 7);
  • f. rekening moet worden gehouden met de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Zuid Limburg;
  • g. containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (in de vorm van regenkappen en boogkassen), voor zover deze niet binnen de agrarische bedrijfsbestemming opgericht kunnen worden, uitsluitend mogen worden opgericht op aan de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aansluitende gronden, indien en voor zover niet gelegen binnen het differentiatievlak beekdal zoals aangegeven op de bij de provinciale 'Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen' behorende kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen, zoals opgenomen in bijlage 11 bij de regels van deze beheersverordening;
  • h. indien vanuit agrarische en/of landschappelijke motieven aangetoond kan worden dat aansluiting aan de bestaande agrarische bouwkavel niet mogelijk is, containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (in de vorm van regenkappen en boogkassen) ook op verder gelegen gronden mogen worden opgericht, waarbij geen zelfstandige bouwkavel mag ontstaan;
  • i. de tijdelijke teeltondersteunende na afloop van een termijn van maximaal 6 maanden verwijderd worden;
  • j. advies moet worden ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve, ter zake deskundige commissie;
  • k. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • b. sport- en wedstrijdterrein, parkeerterrein, buitenmanege of lig- en speelweide, anders dan ten behoeve van extensief recreatief medegebruik en/of toegestaan conform artikel 5.1.1;
  • c. het beproeven van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen, met uitzondering van puzzelritten;
  • d. het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
  • e. staanplaats voor (motor)voertuigen en (aanhang)wagens, al dan niet geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • f. het opslaan van mest(stoffen) behoudens in mestzakken, als daarvoor een omgevingsgunning is verleend;
  • g. opslagdoeleinden, zoals onder andere het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen alsmede tuinafval, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
  • h. terrein voor het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, behoudens voor zover dit verbod in strijd komt met het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
  • i. reclame-uitingen;
  • j. de nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf;
  • k. het winnen van bosstrooisel, mos of mergel.
5.4.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor en/of als:

  • a. bewoning;
  • b. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • c. detailhandel en groothandel;
  • d. transport- en/of garagedoeleinden;
  • e. horecadoeleinden;
  • f. opslagdoeleinden, uitgezonderd opslagdoeleinden die verband houden met de agrarische bedrijfsvoering;
  • g. stalling van (motor)voertuigen.
5.4.3 Landschappelijke inpassing

Het gebruiken en/of laten gebruiken van de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - inpassingsplan' is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 5.1.1 sub i conform het landschapsplan zoals opgenomen in Bijlage 13 van deze regels, binnen 2 jaar na afgifte van de omgevingsvergunning en/of de planologische maatregel is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zoals terrassen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig gebruik';
  • b. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, het ophogen, egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen en behoudens werkzaamheden in verband met het herstel van ecologische waarden;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. het aanleggen en geheel of gedeeltelijk verwijderen van groenstroken, waaronder begrepen lijnvormige elementen en grasbanen, graften, bosstroken en grasbanen, anders dan ter bestrijding van erosie en voorkoming van wateroverlast;
  • e. het aanbrengen van hoog opgaande beplanting anders dan ten behoeve van de ecologische hoofdstructuur;
  • f. het bebossen van gronden.
5.5.2 Uitzonderingen

Het in artikel 5.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werkzaamheden:

  • a. die normaal beheer of onderhoud betreffen;
  • b. van ondergeschikte betekenis;
  • c. welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn, dan wel krachtens een (voor dat tijdstip aangevraagde) vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • d. binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik, waaronder wordt verstaan scheuren van grasland met herinzaai;
  • e. zoals bedoeld in artikel 5.5.1 onder h. indien een waterhuishoudkundige toetsing met positieve uitslag reeds heeft plaatsgevonden in het kader van een vergunningverlening krachtens de Keur van het Waterschap;
  • f. het periodiek kappen van hakhout, voor zover betreffende normale uitoefening van het op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening bestaande bodemgebruik.
5.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de artikel 5.1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven opgenomen in categorie 1 en 2 van de toegesneden lijst van bedrijfstypen zoals opgenomen in Bijlage 1 bij de regels: 'Toegesneden lijst van bedrijfstypen solitaire bedrijven',
  • b. bestaande, ter plaatse reeds legaal gevestigde bedrijven, alsmede op basis van het voorheen geldende planologische regime toegestane bedrijven, in categorie 3, uitsluitend overeenkomstig de Lijst bestaande bedrijven die als bijlage 3 bij deze regels is gevoegd;
  • c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg’;
  • d. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg’;
  • e. uitsluitend een kattenhotel, in vorm en omvang zoals die aanwezig is op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening ter plaatse van de aanduiding 'dierenasiel';
  • f. uitsluitend een groothandel in slijterijproducten, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in slijterijproducten;
  • g. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met de daarbij behorende:

  • h. voorzieningen, zoals verharding, wegen, paden en groen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtname van het parkeerbeleid uit artikel 45.2.2 en 45.2.3;
  • k. doeleinden van openbaar nut.
6.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, geen woningen zijnde, ten behoeve van de in artikel 6.1.1 genoemde doeleinden, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. de daarbij behorende andere bouwwerken die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
6.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
  • b. de voorgevel wordt voor ten minste 70% in de naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd;
  • c. in het bouwvlak wordt in ten hoogste in 2 bouwlagen gebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' een afwijkend aantal bouwlagen is toegestaan;
  • d. de hoogte van een bouwlaag bedraagt maximaal 4.50 meter;
  • e. een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken voldoen aan het bepaalde in 6.2.3;
  • f. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 6.2.4;
  • g. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 41.4.
6.2.3 Regels met betrekking tot de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning wordt ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' gebouwd;
  • b. de bedrijfswoning wordt in ten hoogste 2 bouwlagen gebouwd;
  • c. de hoogte van een bouwlaag bedraagt ten hoogste 3,50 meter;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 12.50 meter;
  • e. de voorgevelbreedte van een bedrijfswoning bedraagt ten minste 5.50 meter;
  • f. bedrijfswoningen worden met een plat dak of met een kap van ten minste 30o en ten hoogste 60o afgedekt. Overkappingen en serres worden afgedekt met een kap van ten hoogste 30o;
  • g. bijbehorende bouwwerken worden ten minste 3,00 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning gebouwd;
  • h. voor zover bijbehorende bouwwerken niet in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3.00 meter;
  • i. bijbehorende bouwwerken worden maximaal 20.00 meter achter de achtergevel van de bedrijfswoning gebouwd;
  • j. per bedrijfswoning bedraagt de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 70 m²;
  • k. bijbehorende bouwwerken worden in ten hoogste 1 bouwlaag gebouwd;
  • l. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 3.50 meter;
  • m. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 5.00 meter;
  • n. bijgebouwen bij bedrijfswoningen worden met een kap van ten minste 25° afgedekt.
6.2.4 Overige regels met betrekking tot bouwwerken

Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 3.50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of de bijgebouwgrens niet meer dan 1.00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of bijgebouwgrens niet meer dan 2.00 meter bedraagt.

6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen binnen de bestemming 'Bedrijf', met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de overschrijding van de bouwgrenzen niet meer dan 5.00 meter bedraagt;
  • c. bij monumentale en beeldbepalende panden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de inhoud van de bebouwing daardoor met niet meer dan 10% mag toenemen;
  • d. voor het overige de regels gelden die binnen het bouwvlak gelden;
  • e. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
6.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. ten behoeve van de verkeersveiligheid wordt voldoende afstand tot de bestemming 'Verkeer' aangehouden;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 2.00 meter bedraagt en de bouwhoogte van de andere bouwwerken ten hoogste 8.00 meter bedraagt;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor en/of als:

  • a. open bedrijfsterrein;
  • b. detailhandel en groothandel, anders dan ondergeschikt en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
  • c. horeca;

en anders dan voor en/of als:

  • d. tuin en/of groen;
  • e. parkeren.
6.4.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor en/of als:

  • a. detailhandel;
  • b. horeca;
  • c. (verblijfs)recreatie;
  • d. verkooppunt voor motorbrandstoffen of andere explosiegevaarlijke stoffen;
  • e. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen;
  • f. permanente of tijdelijke bewoning anders dan in de bedrijfswoning.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Afwijken ten behoeve van niet in de 'Toegesneden lijst van bedrijfstypen solitaire bedrijven' genoemde bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in de 'Toegesneden lijst van bedrijfstypen solitaire bedrijven' (Bijlage 1 bij de regels) maar daarmee qua aard, omvang en invloed op de omgeving wel gelijk te stellen zijn, met dien verstande dat:

  • a. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
6.5.2 Afwijken ten behoeve van bedrijven opgenomen in categorie 3

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de milieusituatie, een omgevingsvergunning verlenen voor de vestiging van bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in Bijlage 2 bij de regels: 'Toegesneden lijst van bedrijfstypen bedrijventerrein' onder de categorie 3, mits:

  • a. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;
  • b. het geen risicovolle inrichtingen betreft;
  • c. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.

Artikel 7 Bedrijf - Gasontvangstation

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf - Gasontvangstation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van een gasontvangstation;
  • b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;

met de daarbij behorende:

  • c. voorzieningen, zoals verharding, wegen, paden, parkeervoorzieningen en groen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - Gasontvangstation' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van de in 7.1.1 genoemde doeleinden, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de daarbij behorende andere bouwwerken die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
7.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 3.50 meter;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 5.00 meter;
  • c. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 7.2.3;
  • d. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 41.4.
7.2.3 Overige regels met betrekking tot bouwwerken

Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 2.50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte ten hoogste 3.00 meter bedraagt.

7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van een hogere bouwhoogte van andere bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken tot een bouwhoogte die nodig is voor de veiligheid en het functioneren van het gasontvangstation, met dien verstande dat bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.

7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Gebruik gronden en opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden en opstallen voor opslag, en anders dan voor:

  • a. groen;
  • b. oppervlakteverhardingen.

Artikel 8 Bedrijf - Hovenier

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf - Hovenier' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een hoveniersbedrijf;
  • b. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met de daarbij behorende:

  • c. voorzieningen, zoals verharding, wegen, paden en groen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtname van het parkeerbeleid uit artikel 45.2.2 en 45.2.3;
  • f. doeleinden van openbaar nut.
8.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - Hovenier' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in 8.1.1 genoemde doeleinden, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. de daarbij behorende andere bouwwerken die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
8.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. in het bouwvlak wordt in ten hoogste in 1 bouwlaag gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
  • c. de voorgevel wordt voor ten minste 70% in de naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd;
  • d. de goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, bedraagt ten hoogste 4.50 meter;
  • e. de bouwhoogte van gebouwen, geen woning zijnde, bedraagt ten hoogste 8.00 meter;
  • f. een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken voldoen aan het bepaalde in 8.2.3;
  • g. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 8.2.4;
  • h. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 41.4.
8.2.3 Regels met betrekking tot de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning wordt ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' gebouwd;
  • b. de bedrijfswoning wordt in ten hoogste 2 bouwlagen gebouwd;
  • c. de hoogte van een bouwlaag bedraagt ten hoogste 3,50 meter;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 12.50 meter;
  • e. de voorgevelbreedte van een bedrijfswoning bedraagt ten minste 5.50 meter;
  • f. bedrijfswoningen worden met een plat dak of met een kap van ten minste 30o en ten hoogste 60o afgedekt. Overkappingen en serres worden afgedekt met een kap van ten hoogste 30o;
  • g. bijbehorende bouwwerken worden ten minste 3,00 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning gebouwd;
  • h. voor zover bijbehorende bouwwerken niet in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3.00 meter;
  • i. bijbehorende bouwwerken worden maximaal 20.00 meter achter de achtergevel van de bedrijfswoning gebouwd;
  • j. per bedrijfswoning bedraagt de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 70 m²;
  • k. bijbehorende bouwwerken worden in ten hoogste 1 bouwlaag gebouwd;
  • l. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 3.50 meter;
  • m. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 5.00 meter;
  • n. bijgebouwen bij bedrijfswoningen worden met een kap van ten minste 25° afgedekt.
8.2.4 Overige regels met betrekking tot bouwwerken

Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 3.50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of de bijgebouwgrens ten hoogste 1.00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of bijgebouwgrens ten hoogste 2.00 meter bedraagt.

8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen binnen de bestemming 'Bedrijf - Hovenier', met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de overschrijding van de bouwgrenzen niet meer dan 5.00 meter bedraagt;
  • c. bij monumentale en beeldbepalende panden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de inhoud van de bebouwing daardoor met niet meer dan 10% mag toenemen;
  • d. voor het overige de regels gelden die binnen het bouwvlak gelden;
  • e. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
8.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. ten behoeve van de verkeersveiligheid voldoende afstand tot de bestemming 'Verkeer' wordt aangehouden;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 2.00 meter bedraagt en de bouwhoogte van de andere bouwwerken ten hoogste 8.00 meter bedraagt;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning worden de bepalingen in acht genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden anders dan voor:

  • a. de onder 8.1 genoemde bedrijfsdoeleinden;
  • b. tuin en/of groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen.
8.4.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. detailhandel;
  • b. horeca;
  • c. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.

Artikel 9 Bedrijf - Nutsvoorziening

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen, alsmede de daarbij behorende ondergrondse leidingen en daarbij behorende zonering;
  • b. de afvoer van rioolwater, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rioolwatergemaal';
  • c. een zend-/ontvangstinstallatie, ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';

met de daarbij behorende:

  • d. voorzieningen, zoals verharding, wegen, paden, parkeervoorzieningen en groen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van de in artikel 9.1.1 genoemde doeleinden, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de daarbij behorende andere bouwwerken die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
9.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van een gebouw bedraagt ten minste 2.60 meter en ten hoogste 3.50 meter;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 5.00 meter;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' bedraagt de bouwhoogte van de zend-/ontvangstinstallatie maximaal 40,00 meter;
  • d. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 9.2.3;
  • e. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 41.4.
9.2.3 Overige regels met betrekking tot bouwwerken

Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 3.50 meter, met uitzondering van:

  • a. telecommunicatiemasten, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 20.00 meter bedraagt;
  • b. erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte ten hoogste 2.00 meter bedraagt.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van een hogere bouwhoogte van andere bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken tot een bouwhoogte die nodig is voor de veiligheid en het functioneren van de betreffende nutsvoorziening, mits:

  • a. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Gebruik gronden en opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden en opstallen voor:

  • a. opslag;

en anders dan voor en/of als:

  • b. groen;
  • c. oppervlakteverhardingen.

Artikel 10 Bedrijventerrein

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bestaande, ter plaatse reeds legaal gevestigde bedrijven, alsmede op basis van het voorheen geldende planologische regime toegestane bedrijven, overeenkomstig de Lijst bestaande bedrijven die als bijlage 3 bij deze regels is gevoegd;
  • b. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 2 bij de regels: 'Toegesneden lijst van bedrijfstypen bedrijventerrein' onder de categorieën 2 en 3 met uitzondering van:
    • 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    • 2. risicovolle inrichtingen;

en met dien verstande dat de volgende milieuzonering in acht wordt genomen:

ter plaatse van de aanduiding:   zijn de volgende categorieën bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten en/of daarmee qua milieueffecten gelijk te stellen bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten, toegestaan:  
'bedrijf tot en met categorie 4'   milieucategorie 2 tot en met 4  
  • c. kantoren en toonzalen, ondergeschikt aan het ter plaatse gevestigde bedrijf;
  • d. detailhandel in volumineuze goederen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus';
  • e. een papierfabriek, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - papierfabriek';
  • f. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • g. een zend-/ontvangstinstallatie, ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';

met de daarbijbehorende:

  • h. terreinen, wegen, paden en groen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtname van het parkeerbeleid uit artikel 45.2.2 en 45.2.3;
  • k. doeleinden van openbaar nut.
10.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, geen woningen zijnde, ten behoeve van de in artikel 10.1 genoemde doeleinden, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. de daarbij behorende andere bouwwerken die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
10.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. het bouwvlak mag per bouwperceel voor maximaal 100% worden bebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse erfscheiding ten minste 2.00 meter bedraagt;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een afwijkend bebouwingspercentage is toegestaan;
  • b. bedrijfsgebouwen mogen ten hoogste in 2 bouwlagen worden gebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' een afwijkend aantal bouwlagen is toegestaan;
  • c. de hoogte van een bouwlaag bedraagt ten hoogste 4.50 meter;
  • d. de voorgevel wordt voor ten minste 70% in de naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd;
  • e. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 12.50 meter;
  • f. gebouwen worden plat of met een kap van ten minste 25° afgedekt;
  • g. een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken voldoen aan het bepaalde in respectievelijk 10.2.3 en 10.2.3;
  • h. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 10.2.4;
  • i. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 41.4.
10.2.3 Regels met betrekking tot de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. een bedrijfswoning wordt in ten hoogste 2 bouwlagen gebouwd;
  • c. de hoogte van een bouwlaag bedraagt ten hoogste 3.50 meter;
  • d. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 12.50 meter;
  • e. de voorgevelbreedte van de bedrijfswoning bedraagt ten minste 5.50 meter;
  • f. bedrijfswoningen worden met een kap van ten minste 25° afgedekt.
  • g. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt per bedrijfswoning ten hoogste 60 m²;
  • i. bijbehorende bouwwerken worden in ten hoogste 1 bouwlaag gebouwd;
  • j. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 3.50 meter;
  • k. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 5.00 meter;
  • l. bijgebouwen bij bedrijfswoningen worden met een kap van ten minste 25° afgedekt.
10.2.4 Overige regels met betrekking tot bouwwerken

Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 3.50 meter, met uitzondering van:

  • a. lichtmasten waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6.00 meter bedraagt;
  • b. een zend-/ontvangstinstallatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie', waarvan de bouwhoogte niet meer dan 40.00 meter bedraagt.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het bouwen in de zijdelingse perceelsgrens binnen de bestemming 'Bedrijventerrein', met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de overschrijding van de bouwgrenzen niet meer dan 5.00 meter bedraagt;
  • c. voor het overige de regels gelden die binnen het bouwvlak gelden;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht wordengenomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de grond anders dan:

  • a. de conform artikel 10.1.1 toegestane bedrijfsdoeleinden;
  • b. tuin en/of groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen.
10.4.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. detailhandel;
  • b. horeca;
  • c. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1 Afwijken ten behoeve van bedrijven die naar aard en invloed gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in de 'Toegesneden lijst van bedrijfstypen bedrijventerrein'

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de milieusituatie, een omgevingsvergunning verlenen voor de vestiging van bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in Bijlage 2 bij de regels: 'Toegesneden lijst van bedrijfstypen bedrijventerrein' onder de categorieën 3 en 4, mits:

  • a. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;
  • b. het geen risicovolle inrichtingen betreft;
  • c. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.

Artikel 11 Centrum

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Algemeen

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  • b. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • c. maatschappelijke doeleinden, uitsluitend op de begane grond;
  • d. kantoren, uitsluitend op de begane grond;
  • e. consumentverzorgende en kleinschalige ambachtelijke bedrijven, uitsluitend op de begane grond;
  • f. informatie en telecommunicatie doeleinden, uitsluitend op de begane grond;
  • g. wonen, met dien verstande dat wonen op de begane grond uitsluitend is toegestaan op de legaal bestaande locaties en dat ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' wonen niet is toegestaan;
  • h. horeca uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca t/m categorie 1', 'horeca t/m categorie 2' en 'horeca t/m categorie 3' en uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat uitsluitend horeca van de aangeduide categorie is toegestaan;
  • i. functies ter plaatse van de verdiepingen en/of in de kelder, uitsluitend overeenkomstig de als Bijlage 7 bij de regels opgenomen lijst van aanwezige functies ter plaatse van de verdiepingen en/of in de kelder en in omvang zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, met dien verstande dat voor de adressen die in Bijlage 7 met een * zijn aangeduid, geldt dat de functie in het gehele pand mag worden uitgeoefend;

met de daarbij behorende:

  • j. tuinen, erven en verharding;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. parkeervoorzieningen, uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtname van het parkeerbeleid uit artikel 45.2.2 en 45.2.3, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' ondergronds parkeren in een parkeerkelder is toegestaan;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. verkeersvoorzieningen;
  • o. doeleinden van openbaar nut;

zolang deze qua aard en afmeting passen binnen het benodigde voorzieningenniveau behorende bij de omvang van de kern.

11.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Op de voor 'Centrum' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in 11.1 genoemde doeleinden, met dien verstande dat hoofdgebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. vrijstaande, geschakelde, aaneengesloten woningen, bovenwoningen en meergezinswoningen/gestapelde woningen;
  • c. bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat deze uitsluitend in het bouwvlak en binnen de aanduiding 'bijgebouwen' mogen worden gebouwd;
  • d. de daarbij behorende andere bouwwerken die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
11.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak mogen niet meer woningen worden opgericht dan het aantal legale woningen dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening of het aantal dat is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. in het bouwvlak mag in niet meer dan twee bouwlagen worden gebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' een afwijkend aantal bouwlagen is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de begane grond vrij te blijven van bebouwing tot een hoogte van ten minste 3.50 meter;
  • d. de hoogte van een bouwlaag bedraagt ten hoogste 3.50 meter;
  • e. de voorgevel wordt voor ten minste 70% in de naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd;
  • f. de voorgevelbreedte van de woning bedraagt ten minste 5.50 meter;
  • g. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 12.50 meter, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' de volgende bouwhoogtes gelden:
      toegestaan aantal bouwlagen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen'   maximale bouwhoogte  
      1   9.00 meter  
      3   16.00 meter  
      4   18.00 meter  
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' een afwijkende bouwhoogte is aangegeven;
  • h. gebouwen worden met een plat dak of met een kap van ten minste 30° en ten hoogste 60° te worden afgedekt. Overkappingen en serres worden afgedekt met een kap van ten hoogste 30°;
  • i. indien niet in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, wordt ten minste 3.00 meter uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd;
  • j. ondergronds bouwen is in het bouwvlak toegestaan tot een maximale diepte van 3.50 meter, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' waarvoor een maximale diepte geldt van 5.00 meter;
  • k. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 11.2.4.
11.2.3 Regels met betrekking tot de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag in niet meer dan 1 bouwlaag worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel maximaal 60 m2 aan bijbehorende bouwwerken worden opgericht;
  • d. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0.25 meter;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 3.25 meter;
  • f. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 5.00 meter;
  • g. een bijgebouw mag met een plat dak worden afgedekt of met een kap waarbij de dakhelling gelijk is aan de dakhelling van het hoofdgebouw;
  • h. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 11.2.4;
  • i. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 41.4.
11.2.4 Overige regels met betrekking tot bouwwerken

Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 3.50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of de bijgebouwgrens ten hoogste 1.00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of bijgebouwgrens ten hoogste 2.00 meter bedraagt.

11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen binnen de bestemming 'Centrum', met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de overschrijding van de bouwgrenzen niet meer dan 5.00 meter bedraagt;
  • c. voor het overige de regels gelden die gelden binnen het bouwvlak;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
11.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering wordt aangetoond;
  • b. ten behoeve van de privacy voldoende afstand tot aangrenzende percelen wordt aangehouden;
  • c. ten behoeve van de verkeersveiligheid voldoende afstand tot de bestemming 'Verkeer' wordt aangehouden;
  • d. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 10.00 meter bedraagt;
  • e. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de grond anders dan voor:

  • a. parkeervoorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen en/of tuin;
  • c. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.
11.4.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. de onder 11.1 genoemde doeleinden ter plaatse van de verdieping(en) en/of kelder, met uitzondering van wonen en anders dan overeenkomstig de als Bijlage 7 bij de regels opgenomen lijst van aanwezige functies ter plaatse van de verdieping of kelder;
  • b. bewoning, indien het een vrijstaand bijgebouw betreft;
  • c. beroeps- bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte, anders dan toegestaan conform artikel 11.1.1;
  • d. groothandel;
  • e. verkooppunt voor motorbrandstoffen of andere explosiegevaarlijke stoffen;
  • f. industriële doeleinden;
  • g. horeca, anders dan toegestaan conform artikel 11.1.1;
  • h. aan horeca verwante bedrijvigheid, zoals speelautomatenhal, bingozaal, discotheek of voor winkels ingericht voor tijdelijke verkoop;
  • i. seksinrichting of escortbedrijf;
  • j. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
11.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van functies op de verdieping en/of in de kelder

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van de realisering van functies anders dan wonen op de verdieping en/of in de kelder, onder de voorwaarden dat:

  • a. de noodzaak vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de voorzieningen bedoeld zijn ter ondersteuning, dan wel uitbreiding van de toegestane functie op de begane grond;
  • c. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.

Artikel 12 Gemengd

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Algemeen

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' en uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'vloeroppervlakte' de volgende voorwaarden gelden:
    • 1. voor non-food bedraagt per zelfstandige bedrijfsvestiging de brutovloeroppervlakte ten minste 550 m2;
    • 2. voor food bedraagt per zelfstandige bedrijfsvestiging de brutovloeroppervlakte ten minste 550 m2 en ten hoogste 1400 m2;
  • b. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • c. maatschappelijke doeleinden, uitsluitend op de begane grond;
  • d. kantoren, uitsluitend op de begane grond;
  • e. consumentverzorgende en kleinschalige ambachtelijke bedrijven, uitsluitend op de begane grond;
  • f. informatie en telecommunicatie doeleinden, uitsluitend op de begane grond;
  • g. bestaande, ter plaatse reeds legaal gevestigde bedrijven, uitsluitend overeenkomstig de Lijst bestaande bedrijven die als bijlage 3 bij deze regels is gevoegd en in omvang zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening;
  • h. wonen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten';
  • i. horeca uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca t/m categorie 1', 'horeca t/m categorie 2' en 'horeca t/m categorie 3' en uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat uitsluitend horeca van de aangeduide categorie is toegestaan;
  • j. een conferentiecentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - conferentiecentrum';
  • k. een sportcentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum';
  • l. een gymzaal en de daarbijbehorende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sportzaal';
  • m. een bouwmarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwmarkt' en uitsluitend op de begane grond;
  • n. zorgwoningen met bijbehorende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning', met dien verstande dat het aantal zorgeenheden ten hoogste bedraagt het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal zorgeenheden' aangeduide aantal;
  • o. functies ter plaatse van de verdiepingen en/of kelder, uitsluitend overeenkomstig de als Bijlage 7 bij de regels opgenomen lijst van aanwezige functies ter plaatse van de verdiepingen en/of kelder, en in omvang zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, met dien verstande dat voor de adressen die in Bijlage 7 met een * zijn aangeduid, geldt dat de functie in het gehele pand mag worden uitgeoefend;
  • p. uitsluitend wonen en/of recreatie in de vorm van recreatiewoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1’, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd - 2’, de gronden tevens zijn bestemd voor:
  • 1. horeca, ondergeschikt en gekoppeld aan de recreatiewoningen, met dien verstande dat deze activiteit ook ten dienste van de in de nabije omgeving recreërende derden mag worden uitgeoefend en het bijbehorend gebruiksoppervlak niet meer mag bedragen dan 175 m²;
  • 2. zorggerelateerde dienstverlening;
  • 3. voorzieningen op het gebied van welzijn en maatschappelijk terrein en/of sociaal-cultureel terrein;
  • q. uitsluitend de volgende functies, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 3’:
    • 1. kantoren zonder baliefunctie, uitsluitend op de begane grond;
    • 2. detailhandel, uitgezonderd een supermarkt en modische detailhandel en uitsluitend op de begane grond, waarbij er alleen sprake kan zijn van een inrichting met milieucategorie 1 of 2 en de activiteiten zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. Tevens dient er sprake te zijn van categorie A zoals bedoeld in het Besluit omgevingsrecht;
    • 3. wonen;
    • 4. dienstverlening en ambachten, uitsluitend op de begane grond en waarbij er alleen sprake kan zijn van een inrichting met milieucategorie 1 of 2 en de activiteiten zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. Tevens dient er sprake te zijn van categorie A zoals bedoeld in het Besluit omgevingsrecht;
    • 5. horeca tot en met categorie 1, uitsluitend op de begane grond en ter plaatse van de aanduiding 'horeca t/m categorie 1';

met de daarbij behorende:

  • r. tuinen, erven en verharding;
  • s. parkeervoorzieningen, uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtname van het parkeerbeleid uit artikel 45.2.2 en 45.2.3;
  • t. groenvoorzieningen;
  • u. verkeersvoorzieningen;
  • v. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

zolang deze qua aard en afmeting passen binnen het benodigde voorzieningenniveau behorende bij de omvang van de betreffende kern.

12.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Op de voor 'Gemengd' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in 12.1 genoemde doeleinden, met dien verstande dat hoofdgebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. vrijstaande, geschakelde, aaneengesloten woningen en bovenwoningen;
  • c. bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat deze uitsluitend in het bouwvlak en binnen de aanduiding 'bijgebouwen' mogen worden gebouwd;
  • d. de daarbij behorende andere bouwwerken die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
12.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak mogen niet meer woningen worden opgericht dan het aantal legale woningen dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, tenzij blijkens de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een afwijkend aantal is weergegeven;
  • b. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' ten hoogste het aangeduide bebouwingspercentage is toegestaan;
  • c. in het bouwvlak mag in niet meer dan twee bouwlagen worden gebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' een afwijkend aantal bouwlagen is aangegeven;
  • d. de hoogte van een bouwlaag bedraagt ten hoogste 3.50 meter;
  • e. de voorgevel wordt voor ten minste 70% in de naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd;
  • f. de voorgevelbreedte van een gebouw bedraagt ten minste 5.50 meter;
  • g. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 12.50 meter, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte en maximum bouwhoogte' respectievelijk ten hoogste de aangeduide goothoogte en bouwhoogte zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' de volgende bouwhoogtes gelden:
      toegestaan aantal bouwlagen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen'   maximale bouwhoogte  
      1   9.00 meter  
      3   16.00 meter  
      4   18.00 meter  
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'sportzaal' de bouwhoogte ten hoogste 7.50 meter bedraagt;
  • h. gebouwen worden met een plat dak of met een kap van ten minste 30° en ten hoogste 60° afgedekt. Overkappingen en serres worden afgedekt met een kap van ten hoogste 30°;
  • i. indien niet in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, wordt ten minste 3.00 meter uit de erfscheiding gebouwd;
  • j. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 12.2.5;
  • k. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 41.4.
12.2.3 Regels met betrekking tot het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1'

In afwijking van het bepaalde in artikel 12.2.2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1' de volgende regels:

  • a. bebouwing dient te worden opgericht conform de bebouwingsvisie met tekeningnummer 0212-B-B00, opgenomen als Bijlage 14 bij de regels, met dien verstande dat voor de uiteindelijke terreininrichting nog positief advies zal moeten worden verkregen van de Monumentencommissie en de RCE;
  • b. binnen de bouwvlakken mogen maximaal het aantal woningen dan wel vakantiewoningen aanwezig zijn, zoals is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. de goothoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 7.50 meter;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 14.00 meter;
  • e. de dakhelling bedraagt niet minder dan 35° en niet meer dan 60°;
  • f. de inhoud van een woning bedraagt ten minste 300 m3;
  • g. indien niet in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, zal ten minste 3,00 meter uit de erfscheiding worden gebouwd;
  • h. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 12.2.5;
  • i. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 41.4.
12.2.4 Regels met betrekking tot de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag in niet meer dan 1 bouwlaag worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel maximaal 60 m2 aan bijgebouwen worden opgericht;
  • d. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0.25 meter;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 3.25 meter;
  • f. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 5.00 meter;
  • g. een bijgebouw mag met een plat dak worden afgedekt of met een kap waarbij de dakhelling gelijk is aan de dakhelling van het hoofdgebouw;
  • h. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 12.2.5;
  • i. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 41.4.
12.2.5 Overige regels met betrekking tot bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende overige regels:

  • a. binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 3.50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of de bijgebouwgrens ten hoogste 1.00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of bijgebouwgrens ten hoogste 2.00 meter bedraagt.
  • b. in afwijking van het bepaalde in artikel 12.2.1 sub c. mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' tevens een overkapping worden gerealiseerd, waarvan de bouwhoogte 1,50 meter hoger mag zijn dan de hoogste dakrand van de direct aangrenzende bebouwing.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen van de bestemming 'Gemengd', met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de overschrijding van de bouwgrenzen niet meer dan 5.00 meter bedraagt;
  • c. voor het overige de regels gelden die gelden binnen het bouwvlak;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
12.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. ten behoeve van de privacy voldoende afstand tot aangrenzende percelen wordt aangehouden;
  • c. ten behoeve van de verkeersveiligheid voldoende afstand tot de bestemming 'Verkeer' wordt aangehouden;
  • d. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 10.00 meter bedraagt;
  • e. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
12.3.3 Afwijken van de bouw- en gebruiksregels ten behoeve van het realiseren van 2 extra woningen binnen de bestaande bebouwing

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingszone - afwijkingsgebied’ een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de bouw- en gebruiksregels ten behoeve van het realiseren van 2 extra woningen binnen de bestaande bebouwing, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de woningen dienen een minimale inhoud te hebben van 300 m3;
  • b. de functieaanduiding ‘specifieke vorm van gemengd - 2’ en de daaraan verbonden regels komen te vervallen;
  • c. de aanwezige cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het gebouw dienen behouden te blijven;
  • d. de totstandkoming van een goed woonklimaat in de te realiseren woningen dient te worden gegarandeerd;
  • e. de geluidbelasting dient, blijkens een geluidsniveaukaart dan wel akoestisch onderzoek niet hoger te zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarden, of verkregen hogere grenswaarden in het kader van de Wet geluidhinder, waarbij in het laatste geval de verblijfsruimten van de woning in overwegende mate aan de geluidsluwe zijde dienen te worden gesitueerd;
  • f. indien vereist de procedure hogere grenswaarden is uitgevoerd voordat het bevoegd gezag de omgevingsvergunning verleend;
  • g. de bodem dient, blijkens vooraf ingesteld bodemonderzoek, niet zodanig verontreinigd te zijn dat wettelijke bezwaren bestaan tegen de realisering van woningen;
  • h. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de grond anders dan voor:

  • a. parkeervoorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen en/of tuin;
  • c. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.
12.4.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. de onder 12.1 genoemde doeleinden ter plaatse van de verdieping(en) en/of kelder, met uitzondering van:
    • 1. wonen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten';
    • 2. functies overeenkomstig de als Bijlage 7 bij de regels opgenomen lijst van aanwezige functies ter plaatse van de verdieping en/of kelder;
    • 3. de toegestane functies ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1' en/of specifieke vorm van gemengd - 2';
  • b. bewoning, indien het een vrijstaand bijbehorend bouwwerk betreft;
  • c. beroeps- bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte, anders dan toegestaan conform artikel 12.1.1;
  • d. groothandel;
  • e. verkooppunt voor motorbrandstoffen of andere explosiegevaarlijke stoffen;
  • f. industriële doeleinden;
  • g. horeca, anders dan toegestaan conform artikel 12.1.1;
  • h. aan horeca verwante bedrijvigheid, zoals speelautomatenhal, bingozaal, discotheek of voor winkels ingericht voor tijdelijke verkoop;
  • i. seksinrichting of escortbedrijf;
  • j. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.
12.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van de realisering van voorzieningen anders dan wonen op de verdieping, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de voorzieningen bedoeld zijn ter ondersteuning, danwel uitbreiding van de toegestane functie op de begane grond;
  • c. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.

Artikel 13 Groen

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemeen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. openbare groenvoorzieningen, zoals trapvelden, speelplaatsen, plantsoenen, waterpartijen met de daarbij behorende voet- en fietspaden en andere voorzieningen;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' ondergronds parkeren in een parkeerkelder;
  • c. een parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • d. een gloriette, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gloriette';
  • e. religieuze doeleinden in de vorm van (weg)kapellen en (weg)kruizen of daarmee vergelijkbare religieuze uitingen;
  • f. een toggelbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - toggelbaan';
  • g. een zend-/ontvangstinstallatie, ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
  • h. doeleinden van openbaar nut;
  • i. duurzaam, bodem- en waterbeheer, tevens wateropvang/buffering en infiltratie.
13.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van de in 13.1 genoemde doeleinden;
  • b. andere bouwwerken zoals straatmeubilair, zitbanken, afvalbakken, ondergrondse afvalvoorzieningen, verlichting, vlaggenmasten, speelvoorzieningen en kunstobjecten, ten behoeve van de in 13.1 genoemde doeleinden.
13.2.2 Regels met betrekking tot bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een gebouw bedraagt ten hoogste 20 m², uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  • b. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 3.50 meter;
  • c. ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' waarvoor een maximale diepte geldt van 5.00 meter;
  • d. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 2.00 meter, met uitzondering van:
    • 1. lantaarnpalen en vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 10.00 meter bedraagt;
    • 2. een toggelbaan uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - toggelbaan', waarvan de bouwhoogte ten hoogste 4.50 meter bedraagt.
    • 3. een zend-/ontvangstinstallatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie', waarvan de bouwhoogte ten hoogste 40.00 meter bedraagt.
13.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de grond voor parkeervoorzieningen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage'.

13.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het realiseren van parkeervoorzieningen mits dit niet leidt tot een onevenredige inbreuk op de groenstructuur en mits dit verantwoord is vanuit oogpunt van verkeersveiligheid.

13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.5.1 Verbodsbepaling

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verlagen of afgraven van de bodem dieper dan 0.25 meter, met dien verstande dat ook voor het telkenmale verlagen of afgraven dan wel ophogen van de bodem met een diepte dan wel hoogte van minder dan 0.25 meter, met het kennelijke oogmerk om het bestaande, geleidelijke reliëf te wijzigen, een omgevingsvergunning benodigd is;
  • b. het aanbrengen van verhardingen met een oppervlakte, aaneengesloten dan wel los, van meer dan 150 m².
13.5.2 Normaal onderhoud en gebruik

Het in 13.5.1 bepaalde is niet van toepassing voor:

  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een (voor dat tijdstip aangevraagde) vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
13.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 13.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor het karakteristieke reliëf en het groene karakter van het plangebied niet onevenredig nadelig worden beïnvloed.

Artikel 14 Kantoor

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Algemeen

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met de daarbij behorende:

  • c. tuinen, erven en verharding;
  • d. parkeervoorzieningen, uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtname van het parkeerbeleid uit artikel 45.2.2 en 45.2.3;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. verkeersvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
14.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Op de voor 'Kantoor' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, geen woningen zijnde, ten behoeve van de in 14.1 genoemde doeleinden, met dien verstande dat hoofdgebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat deze uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • d. de daarbij behorende andere bouwwerken die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
14.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. in het bouwvlak mag in niet meer dan twee bouwlagen worden gebouwd;
  • b. de hoogte van een bouwlaag bedraagt ten hoogste 3.50 meter;
  • c. de voorgevel wordt voor ten minste 70% in de naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd;
  • d. de voorgevelbreedte van het gebouw bedraagt ten minste 5.50 meter;
  • e. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 12.50 meter;
  • f. gebouwen worden met een plat dak of met een kap van ten minste 30° en ten hoogste 60° afgedekt;
  • g. indien niet in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, wordt ten minste 3.00 meter uit de erfscheiding gebouwd;
  • h. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 14.2.3;
  • i. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 41.4.
14.2.3 Overige regels met betrekking tot bouwwerken

Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3.50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of de bijgebouwgrens niet meer dan 1.00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of bijgebouwgrens niet meer dan 2.00 meter bedraagt.

14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen binnen de bestemming 'Kantoor', met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de overschrijding van de bouwgrenzen niet meer dan 5.00 meter bedraagt;
  • c. de goothoogte ten hoogste 6.50 meter bedraagt;
  • d. voor het overige de regels gelden die gelden binnen het bouwvlak;
  • e. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
14.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. ten behoeve van de privacy voldoende afstand tot aangrenzende percelen wordt aangehouden;
  • b. ten behoeve van de verkeersveiligheid voldoende afstand tot de bestemming 'Verkeer' wordt aangehouden;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 10.00 meter bedraagt;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
14.4 Specifieke gebruiksregels
14.4.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden anders dan voor:

  • a. parkeervoorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen en/of tuin;
  • c. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.
14.4.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. wonen, met uitzondering van in een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. beroeps- bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte voor brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;
  • c. groothandel;
  • d. verkooppunt voor motorbrandstoffen of andere explosiegevaarlijke stoffen;
  • e. industriële doeleinden;
  • f. horeca;
  • g. aan horeca verwante bedrijvigheid, zoals speelautomatenhal, bingozaal, discotheek of voor winkels ingericht voor tijdelijke verkoop;
  • h. seksinrichting of escortbedrijf;
  • i. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.

Artikel 15 Maatschappelijk

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Algemeen

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. religieuze doeleinden;
  • b. onderwijs en educatie, waaronder mede begrepen sportbeoefening;
  • c. sociaal-culturele doeleinden;
  • d. gezondheidszorg;
  • e. zorgwoningen;
  • f. een kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • g. een kantoor uitsluitend ten behoeve van maatschappelijke dienstverlening en/of ondergeschikt aan de zorgfunctie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - maatschappelijke dienstverlening';
  • h. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • i. de bestaande fietsenstalling, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - fietsenstalling';
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtname van het parkeerbeleid uit artikel 45.2.2 en 45.2.3;
  • l. doeleinden van openbaar nut;

en de daarbij behorende voorzieningen.

15.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, ten behoeve van de in 15.1 genoemde doeleinden, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd, met uitzondering van de fietsenstalling ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - fietsenstalling';
  • b. de daarbij behorende andere bouwwerken die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
15.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak mogen niet meer woningen worden opgericht dan het aantal legale woningen dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening;
  • b. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' ten hoogste het aangeduide bebouwingspercentage is toegestaan;
  • c. de voorgevel van gebouwen wordt in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd;
  • d. in het bouwvlak mag in niet meer dan twee bouwlagen worden gebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' een afwijkend aantal bouwlagen is aangegeven;
  • e. de hoogte van een bouwlaag bedraagt ten hoogste 4.50 meter;
  • f. de goothoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan de goothoogte van het gebouw, zoals die bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' ten hoogste de aangeduide goothoogte is toegestaan;
  • g. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan de bouwhoogte van het gebouw, zoals die bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' ten hoogste de aangeduide bouwhoogte is toegestaan;
  • h. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 15.2.3;
  • i. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 41.4.
15.2.3 Overige regels met betrekking tot bouwwerken
  • a. Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 3.50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of de bijgebouwgrens niet meer dan 1.00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of bijgebouwgrens niet meer dan 2.00 meter bedraagt.
  • b. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - fietsenstalling' mag een fietsenstalling worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 3.00 meter.
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen binnen de bestemming 'Maatschappelijk', met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de overschrijding van de bouwgrenzen niet meer dan 5.00 meter bedraagt;
  • c. bij monumentale en beeldbepalende panden de inhoud van de bebouwing daardoor met niet meer dan 10% mag toenemen;
  • d. voor het overige de regels gelden die gelden binnen het bouwvlak;
  • e. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
15.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. ten behoeve van de privacy voldoende afstand tot aangrenzende percelen wordt aangehouden;
  • b. ten behoeve van de verkeersveiligheid voldoende afstand tot de bestemming 'Verkeer' wordt aangehouden;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 10.00 meter bedraagt;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
15.3.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van de oprichting van kunstobjecten en speelvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van de oprichting van kunstobjecten, zoals (stand)beelden, uitingen van moderne kunst en speelvoorzieningen en dergelijke, met dien verstande dat:

  • a. deze qua aard en omvang in de omgeving passen en een maximum oppervlakte hebben van 10 m² per object;
  • b. in het geval van speelvoorzieningen: de bodem blijkens een vooraf ingesteld bodemonderzoek niet zodanig verontreinigd is dat bezwaren bestaan tegen oprichting;
  • c. de bouwhoogte van het kunstobject ten hoogste 3.50 meter bedraagt;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
15.4 Specifieke gebruiksregels
15.4.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de grond anders dan voor:

  • a. tuin en/of groenvoorzieningen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.
15.4.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. groothandel;
  • c. detailhandel, anders dan als ondergeschikte activiteit, zowel naar aard als naar afmetingen, bij ter plaatse gevestigde maatschappelijke doeleinden;
  • d. horeca, anders dan als ondergeschikte activiteit in verband met het toegestane gebruik;
  • e. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.

Artikel 16 Maatschappelijk - Begraafplaats

16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1 Algemeen

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. doeleinden van lijkbezorging;

met de daarbij behorende:

  • b. wegen en paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. doeleinden van openbaar nut.
16.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Op de voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, geen woningen zijnde, ten behoeve van de in 16.1 genoemde doeleinden, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de daarbij behorende andere bouwwerken die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
16.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak
  • a. het bouwvlak mag in zijn geheel worden bebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3.50 meter;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 5.50 meter;
  • d. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 16.2.3;
  • e. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 41.4.
16.2.3 Overige regels met betrekking tot bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2.00 meter;
  • b. de bouwhoogte van de andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 4.00 meter.

Artikel 17 Natuur

17.1 Bestemmingsomschrijving
17.1.1 Algemeen

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden,
  • b. bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. wandel-, fiets-, wielren- en mountainbike-evenementen op bestaande wegen/paden overeenkomstig de bepalingen voor evenementen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).
17.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen
  • a. Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, uitgezonderd het oprichten van voorzieningen, zoals in de vorm van hekwerken, ter bescherming van waterputten in waterwingebied.
  • b. Het verlenen van een omgevingsvergunning voor het tijdelijk afwijken van de beheersverordening is uitgesloten.
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van bouwwerken noodzakelijk met het oog op natuurbeheer

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van bouwwerken noodzakelijk met het oog op natuurbeheer, zoals een wildhut of observatiepost, en andere bouwwerken ter ondersteuning van het extensief recreatief medegebruik, mits de te beschermen natuurlijke waarden en belangen niet onevenredig worden geschaad, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte ten hoogste 3.00 meter bedraagt;
  • b. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
17.4 Specifieke gebruiksregels
17.4.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de grond voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • b. sport- en wedstrijdterrein, parkeerterrein, buitenmanege of lig- en speelweide;
  • c. agrarische doeleinden;
  • d. het beproeven van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
  • e. het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
  • f. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • g. het opslaan van mest(stoffen) behoudens in mestzakken, als daarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
  • h. het oprichten van boogkassen, hagelnetten en teeltondersteunende voorzieningen;
  • i. opslagdoeleinden, zoals onder andere het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen alsmede tuinafval, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
  • j. terrein voor het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, behouden het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
  • k. reclame-uitingen;
  • l. terras, tennisbaan, zwembad en paardenbak;
  • m. het winnen van bosstrooisel en mos;
  • n. het scheuren van grasland.
17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.5.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de voor 'Natuur' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, het ophogen, egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
  • c. het aanleggen van grondwallen;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het bemalen of draineren van gronden en het winnen van water of het anderszins verlagen van de grondwaterstand;
  • f. het verrichten van exploratie- en exploratieboringen ten behoeve van de delfstoffenwinning
  • g. het geheel of gedeeltelijk aanleggen van oeverbeschroeiingen en het graven, aanleggen en/of dempen van waterlopen;
  • h. het geheel of gedeeltelijk verwijderen van graften, bosstroken en/of grasbanen;
  • i. het scheuren van grasland in erosiebeperkingsgebied, beekdalontwikkelingszone en kwel- of bronzones;
  • j. het vellen of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben.
17.5.2 Normaal onderhoud en gebruik

Het bepaalde in artikel 17.5.1 is niet van toepassing voor:

  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een (voor dat tijdstip aangevraagde) vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • e. werken of werkzaamheden waarvoor een vergunning is verleend vanuit de Natuurbeschermingswet;
  • f. werken of werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van een Beheerplan Natura 2000.
17.5.3 Toelaatbaarheid

Het bevoegd gezag verleent de vergunning als bedoeld in artikel 17.5.1 slechts:

  • 1. indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
  • 2. voor zover het betreft het aanleggen van een grondwal, uitsluitend indien deze gelegen is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - grondwal' en indien de grondwal landschappelijk wordt ingepast door beplanting.

Artikel 18 Recreatie - Dagrecreatie

18.1 Bestemmingsomschrijving
18.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatie;
  • b. sport;
  • c. een zwembad, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zwembad';

met de daarbij behorende:

  • d. verkeersvoorzieningen;
  • e. groen- en speelvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtname van het parkeerbeleid uit artikel 45.2.2 en 45.2.3;
  • h. doeleinden van openbaar nut.
18.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen

Op de voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, ten behoeve van de in 18.1 genoemde doeleinden, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de daarbij behorende andere bouwwerken welke qua aard en afmeting bij deze bestemming passen.
18.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. het gehele bouwvlak mag worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' het aangegeven bebouwd oppervlak geldt;
  • b. de goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, bedraagt ten hoogste 4.50 meter;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 9.00 meter;
  • d. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 18.2.3;
  • e. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 41.4.
18.2.3 Overige regels met betrekking tot bouwwerken

Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 5.00 meter, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of de bijgebouwgrens niet meer dan 1.00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of bijgebouwgrens niet meer dan 2.00 meter bedraagt.

18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen binnen de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie', met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de overschrijding van de bouwgrenzen niet meer dan 5.00 meter bedraagt;
  • c. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
  • d. voor het overige de regels gelden die gelden binnen het bouwvlak;
  • e. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
18.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. ten behoeve van de privacy voldoende afstand tot aangrenzende percelen wordt aangehouden;
  • b. ten behoeve van de verkeersveiligheid voldoende afstand tot de bestemming 'Verkeer' wordt aangehouden;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 10.00 meter bedraagt;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
18.3.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van de oprichting van kunstobjecten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van de oprichting van kunstobjecten en dergelijke, met dien verstande dat:

  • a. deze qua aard en omvang in de omgeving passen en een oppervlak hebben van ten hoogste 10 m2 per object;
  • b. in het geval van speelvoorzieningen: de bodem blijkens een vooraf ingesteld bodemonderzoek niet zodanig verontreinigd is dat bezwaren bestaan tegen oprichting;
  • c. de bouwhoogte van het kunstobject niet meer bedraagt dan 3.50 meter;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
18.4 Specifieke gebruiksregels
18.4.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de grond anders dan voor:

  • a. dagrecreatie;
  • b. tuin en/of groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.
18.4.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. detailhandel en groothandel;
  • c. horeca, anders dan ondergeschikt en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
  • d. verblijfsrecreatie;
  • e. wonen;
  • f. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.

Artikel 19 Recreatie - Verblijfsrecreatie

19.1 Bestemmingsomschrijving
19.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatie;
  • b. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met de daarbij behorende:

  • c. verkeersvoorzieningen;
  • d. groen- en speelvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtname van het parkeerbeleid uit artikel 45.2.2 en 45.2.3;
  • g. doeleinden van openbaar nut.
19.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen

Op de voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, geen woningen zijnde, ten behoeve van de in 19.1.1 genoemde doeleinden, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. daarbij behorende andere bouwwerken welke qua aard en afmeting bij deze bestemming passen.
19.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, bedraagt ten hoogste 6.50 meter, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' een andere goothoogte is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 9.00 meter, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' een andere bouwhoogte is aangegeven;
  • d. de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 19.2.3;
  • e. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 19.2.4;
  • f. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 41.4.
19.2.3 Regels met betrekking tot de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning wordt ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' of de aanduiding 'bijgebouwen' gebouwd;
  • b. de bedrijfswoning mag in ten hoogste 2 bouwlagen worden gebouwd;
  • c. de hoogte van een bouwlaag bedraagt ten hoogste 3,50 meter;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 12.50 meter;
  • e. de voorgevelbreedte van een bedrijfswoning bedraagt ten minste 5.50 meter;
  • f. bedrijfswoningen worden met een plat dak of met een kap van ten minste 30o en ten hoogste 60o afgedekt. Overkappingen en serres mogen worden afgedekt met een kap van ten hoogste 30o; 
  • g. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend 3,00 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • h. voor zover bijbehorende bouwwerken niet in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3.00 meter;
  • i. per bedrijfswoning bedraagt de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 60 m² ;
  • j. bijbehorende bouwwerken worden ten hoogste 20.00 meter achter de achtergevel van de bedrijfswoning gebouwd;
  • k. bijbehorende bouwwerken worden in ten hoogste 1 bouwlaag gebouwd;
  • l. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 3.50 meter;
  • m. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 5.00 meter;
  • n. bijgebouwen bij bedrijfswoningen worden met een kap van ten minste 25° afgedekt.
19.2.4 Overige regels met betrekking tot bouwwerken

Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 3.50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de hoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of de bijbouwgrens ten hoogste 1.00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of bijbouwgrens ten hoogste 2.00 meter bedraagt.

19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen binnen de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de overschrijding van de bouwgrenzen niet meer dan 5.00 meter bedraagt;
  • c. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind;
  • d. voor het overige de regels gelden die gelden binnen het bouwvlak;
  • e. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
19.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. ten behoeve van de privacy voldoende afstand tot aangrenzende percelen wordt aangehouden;
  • b. ten behoeve van de verkeersveiligheid voldoende afstand tot de bestemming 'Verkeer' wordt aangehouden;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 10.00 meter mag bedragen;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
19.4 Specifieke gebruiksregels
19.4.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de grond anders dan voor:

  • a. bedrijfsmatige exploitatie van de gronden in de vorm van verblijfsrecreatie;
  • b. tuin en/of groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.
19.4.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de opstallen voor:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. detailhandel en groothandel;
  • c. horeca, anders dan ondergeschikt en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
  • d. dagrecreatie;
  • e. permanente of tijdelijke bewoning anders dan in de bedrijfswoning.
  • f. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.

Artikel 20 Recreatie - Volkstuin

20.1 Bestemmingsomschrijving
20.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuinen;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,

en de daarbij behorende voorzieningen.

20.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen

Op de voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken:

  • a. ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;
  • b. behorende tot de recreatieve voorziening, zoals bijvoorbeeld teeltondersteunende voorzieningen;
  • c. behorende tot het straatmeubilair;
  • d. ten behoeve van de waterhuishoudkundige voorzieningen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
20.2.2 Overige regels met betrekking tot bouwwerken

Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 3.00 meter, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte ten hoogste 1.00 meter bedraagt.

20.3 Specifieke gebruiksregels
20.3.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de grond voor:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • b. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik.

Artikel 21 Sport

21.1 Bestemmingsomschrijving
21.1.1 Algemeen

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatieve doeleinden op sportgebied;
  • b. sportvelden ten behoeve van sport- en speldoeleinden;
  • c. een kantine, ondergeschikt aan de recreatieve doeleinden op sportgebied;

met de daarbij behorende:

  • d. verkeersvoorzieningen;
  • e. groen- en speelvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtname van het parkeerbeleid uit artikel 45.2.2 en 45.2.3;
  • h. doeleinden van openbaar nut.
21.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemeen

Op de voor 'Sport' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, geen woning zijnde, waaronder kantines, kleedlokalen en tribunes ten behoeve van de in 21.1 genoemde doeleinden, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de daarbij behorende andere bouwwerken welke qua aard en afmeting bij deze bestemming passen.
21.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. in het bouwvlak mag in niet meer dan twee bouwlagen worden gebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' een afwijkend aantal bouwlagen is aangegeven;
  • b. de hoogte van een bouwlaag bedraagt ten hoogste 4.50 meter;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 9.00 meter of de bestaande bouwhoogte, zoals die bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening;
  • d. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 21.2.3;
  • e. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 41.4.
21.2.3 Overige regels met betrekking tot bouwwerken
  • a. Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 3.50 meter bedragen, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte ten hoogste 2.00 meter bedraagt;
    • 2. ballenvangers waarvan de bouwhoogte ten hoogste 6.00 meter bedraagt;
    • 3. vlaggenmasten en verlichting waarvan de bouwhoogte ten hoogste 8.00 meter bedraagt;
    • 4. lichtmasten waarvan de bouwhoogte ten hoogste 20.00 meter bedraagt.
  • b. in afwijking van het bepaalde in artikel 21.2.1 onder a, mag buiten het bouwvlak een tribune worden opgericht, waarvan de bouwhoogte maximaal 6.00 meter bedraagt en de oppervlakte maximaal 240 m2.
21.3 Afwijken van de bouwregels
21.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen binnen de bestemming 'Sport', met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe is aangetoond;
  • b. de overschrijding van de bouwgrenzen ten hoogste 5.00 meter bedraagt;
  • c. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
  • d. voor het overige de regels gelden die gelden binnen het bouwvlak;
  • e. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
21.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. ten behoeve van de privacy voldoende afstand tot aangrenzende percelen wordt aangehouden;
  • b. ten behoeve van de verkeersveiligheid voldoende afstand tot de bestemming 'Verkeer' wordt aangehouden;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 10.00 meter mag bedragen;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
21.3.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van kunstobjecten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van de oprichting van kunstobjecten en dergelijke, met dien verstande dat:

  • a. deze qua aard en omvang in de omgeving passen en een maximum oppervlakte hebben van 10 m² per object;
  • b. in het geval van speelvoorzieningen: de bodem blijkens een vooraf ingesteld bodemonderzoek niet zodanig verontreinigd is dat wettelijke bezwaren bestaan tegen oprichting;
  • c. de bouwhoogte van ket kunstobject niet meer bedraagt dan 3.50 meter;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
21.4 Specifieke gebruiksregels
21.4.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de grond anders dan voor:

  • a. recreatieve doeleinden op sportgebied;
  • b. tuin en/of groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.
21.4.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. detailhandel en groothandel;
  • c. horeca, anders dan ondergeschikt en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
  • d. verblijfsrecreatie;
  • e. wonen;
  • f. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.

Artikel 22 Sport - Golfbaan

22.1 Bestemmingsomschrijving
22.1.1 Algemeen

De voor 'Sport - Golfbaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de beoefening van de golfsport;
  • b. instandhouding, versterking en ontwikkeling van de aldaar voorkomende danwel daaraan eigen natuurlijke, landschappelijke, (landschaps)ecologische cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • c. horeca in de vorm van een clubhuis/-ontvangstruimte annex restaurant, ondergeschikt aan de beoefening van de golfsport;
  • d. een oefenkooi, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - oefenkooi';

met de daarbij behorende:

  • e. verkeersvoorzieningen;
  • f. groen- en speelvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtname van het parkeerbeleid uit artikel 45.2.2 en 45.2.3;
  • i. doeleinden van openbaar nut.
22.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

22.2 Bouwregels
22.2.1 Algemeen

Op de voor 'Sport - Golfbaan' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van de in 22.1.1 genoemde doeleinden, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de daarbij behorende andere bouwwerken welke qua aard en afmeting bij deze bestemming passen.
22.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van gebouwen mag ten hoogste 6.00 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste 10.50 meter bedragen;
  • c. de goot- en bouwhoogte van de oefenkooi ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - oefenkooi' mag ten hoogste 4.50 meter bedragen;
  • d. het vloeroppervlak van gebouwen in gebruik voor horeca is ondergeschikt aan de hoofdbestemming;
  • e. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 22.2.3;
  • f. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 41.4.
22.2.3 Overige regels met betrekking tot bouwwerken

Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 3.50 meter bedragen, met uitzondering van:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen, welke ten hoogste 2.00 meter bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten en verlichting, welke ten hoogste 8.00 meter bedraagt.
22.3 Afwijken van de bouwregels
22.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen binnen de bestemming 'Sport - Golfbaan', met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe is aangetoond;
  • b. de overschrijding van de bouwgrenzen ten hoogste 5.00 meter bedraagt;
  • c. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
  • d. de goothoogte ten hoogste 8.00 meter bedraagt;
  • e. voor het overige de regels gelden die gelden binnen het bouwvlak;
  • f. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
22.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. ten behoeve van de privacy voldoende afstand tot aangrenzende percelen wordt aangehouden;
  • b. ten behoeve van de verkeersveiligheid voldoende afstand tot de bestemming 'Verkeer' wordt aangehouden;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 10.00 meter mag bedragen;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
22.3.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van de oprichting van kunstobjecten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van de oprichting van kunstobjecten en dergelijke, met dien verstande dat:

  • a. deze qua aard en omvang in de omgeving passen en een maximum oppervlak hebben van 10 m2 per object;
  • b. in het geval van speelvoorzieningen: de bodem blijkens een vooraf ingesteld bodemonderzoek niet zodanig verontreinigd is dat bezwaren bestaan tegen oprichting;
  • c. de bouwhoogte van het kunstobject ten hoogste 3.50 meter bedraagt;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
22.4 Specifieke gebruiksregels
22.4.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden anders dan voor en/of als:

  • a. golfterrein;
  • b. tuin en/of groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.
22.4.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor en/of als:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. detailhandel en groothandel;
  • c. recreatie, anders dan de golfsport;
  • d. horeca, anders dan ondergeschikt en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
  • e. wonen;
  • f. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.

Artikel 23 Verkeer

23.1 Bestemmingsomschrijving
23.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bewegend en stilstaand verkeer en de daarbij behorende voorzieningen, zoals bouwwerken voor de verkeersgeleiding, waaronder verkeersborden en -portalen, kunstwerken in de vorm van viaducten e.d.;
  • b. voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, afvalinzameling en afvalverwijdering, geluidwering;
  • c. parkeervoorzieningen, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' ondergronds parkeren in een parkeerkelder is toegestaan;
  • d. groen, ter aankleding van niet direct voor bewegend en stilstaand verkeer noodzakelijke gronden, zoals bermen en/of middenbermen;
  • e. faunavoorzieningen;
  • f. religieuze doeleinden in de vorm van (weg)kapellen en (weg)kruizen of daarmee vergelijkbare religieuze uitingen;
  • g. civieltechnische voorzieningen;
  • h. standplaats voor de verkoop van goederen en diensten, promotie, markten, kermissen en evenementen, onder de voorwaarden genoemd in artikel 23.4;
  • i. terrassen behorende bij de aangrenzende horecagelegenheden, mits daartoe een vergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is/wordt verstrekt;
  • j. duurzaam bodem- en waterbeheer, tevens wateropvang/buffering en infiltratie;
  • k. tuinen, erven en verharding;
  • l. natuurmitigatie en -compensatie;

en de daarbij behorende voorzieningen.

23.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Algemeen

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. andere bouwwerken ten behoeve van de in 23.1.1 genoemde doeleinden;
  • b. (ondergrondse) voorzieningen ten behoeve van de afvalinzameling en afvalverwijdering, alsmede kunstobjecten, speelvoorzieningen e.d.;
  • c. geluidwerende voorzieningen.
23.2.2 Overige regels met betrekking tot bouwwerken
  • a. Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 3.50 meter, met uitzondering van:
    • 1. masten ten behoeve van telecommunicatie anders dan ten behoeve van het C-2000 netwerk, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 10.00 meter bedraagt;
    • 2. voorzieningen voor verlichting, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 10.00 meter bedraagt en langs autosnelwegen 16.00 meter;
    • 3. voorzieningen voor de verkeersgeleiding, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 10.00 meter bedraagt;
    • 4. geluidwerende voorzieningen, welke mogen worden opgericht tot een bouwhoogte die vereist is op grond van een akoestisch onderzoek op basis van de Wet geluidhinder;
  • b. Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' waarvoor een maximale diepte geldt van 5.00 meter.
23.3 Afwijken van de bouwregels
23.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van de oprichting van gebouwen ten behoeve van openbaar nut

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van de oprichting van gebouwen ten behoeve van openbaar nut, met dien verstande dat:

  • a. het oppervlak van een gebouw ten hoogste 6.00 m2 bedraagt;
  • b. de goothoogte van een gebouw ten minste 2.60 meter bedraagt en ten hoogste 3.50 meter;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5.00 meter bedraagt;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
23.4 Specifieke gebruiksregels
23.4.1 Gebruik van de grond

Gebruik als standplaats voor de verkoop van goederen en diensten, promotie, markten, kermissen en evenementen is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. deze geen belemmering voor de verkeersafwikkeling vormt;
  • b. deze geen onomkeerbare verandering van de overige in 23.1.1 genoemde doeleinden tot gevolg heeft;
  • c. deze standplaats toegestaan c.q. vergund is op basis van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving (zoals de APV).

Artikel 24 Verkeer - Railverkeer

24.1 Bestemmingsomschrijving
24.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegvoorzieningen;
  • b. ondergrondse spoorwegvoorzieningen;
  • c. verkeersvoorzieningen ter plaatse van spoorwegovergangen;
  • d. overwegen, bruggen, viaducten, onderdoorgangen en duikers;
  • e. bermen en groen;
  • f. geluidwerende voorzieningen;
  • g. infiltratie- en bergingsvoorzieningen, inclusief benodigde voorzieningen voor voorbehandeling en risicobeperking in verband met het te infiltreren en/of te bergen water;

met de daarbij behorende voorzieningen.

24.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

24.2 Bouwregels
24.2.1 Algemeen

Op de voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van de in 24.1.1 genoemde doeleinden, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. andere bouwwerken noodzakelijk met het oog op de stroomvoorziening, de regeling van de veiligheid van het railverkeer, geluidwerende voorzieningen alsmede bouwwerken noodzakelijk voor het (on)gelijkvloers kruisen met het wegverkeer;
  • c. de daarbij behorende andere bouwwerken die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
24.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 4.50 meter;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 12.50 meter;
  • d. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 24.2.3;
  • e. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 41.4.
24.2.3 Overige regels met betrekking tot bouwwerken

Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 3.50 meter, met uitzondering van:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen, welke ten hoogste 2.00 meter bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten, verlichting en plastische kunstwerken, welke ten hoogste 8.00 meter bedraagt.

Artikel 25 Water

25.1 Bestemmingsomschrijving
25.1.1 Algemeen

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishoudkundige doeleinden: het ontvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en afvoeren van water, eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. de instandhouding en ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden.

Toegelaten zijn:

  • 1. watergangen;
  • 2. waterberging;
  • 3. waterpartijen;
  • 4. bijbehorende taluds en bermen;
  • 5. andere bouwwerken, zoals bruggen, kunstwerken en kademuren;
  • 6. groen, als bedoeld in artikel 13 van deze regels, echter uitsluitend indien daardoor de hoeveelheid oppervlaktewater niet wordt verminderd;
  • 7. de daarbij behorende bouwwerken.
25.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

25.2 Bouwregels
25.2.1 Algemeen

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. andere bouwwerken ten dienste van het beheer en de daarbij behorende voorzieningen, zoals steigers, kademuren en oeverbeschoeiingen.
25.2.2 Overige regels met betrekking tot bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3.50 meter.

25.3 Specifieke gebruiksregels

Op de gronden met de bestemming 'Water' zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas van toepassing.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de voor 'Water' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het dempen van oppervlaktewater;
  • b. het vergraven van oevers;
  • c. het verleggen van water.
25.4.2 Advisering

Het bevoegd gezag verleent de vergunning als bedoeld in artikel 25.4.1 slechts nadat advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.

25.4.3 Uitzondering vergunningplicht

Er is geen vergunning als bedoeld in artikel 25.4.1 vereist voor de waterhuishoudkundige elementen en structuren waarop de Keur van het Waterschap van toepassing is.

Artikel 26 Wonen

26.1 Bestemmingsomschrijving
26.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep (onder de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 26.4.3);
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. een atelier, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'atelier';
  • d. een bed en breakfast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bed en breakfast';
  • e. consumentverzorgende en kleinschalige ambachtelijke bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' en uitsluitend op de begane grond;
  • f. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' en uitsluitend op de begane grond;
  • g. dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' en uitsluitend op de begane grond;
  • h. horeca uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca t/m categorie 2', 'horeca t/m categorie 3' en 'horeca t/m categorie 4' en uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat uitsluitend horeca van de aangeduide categorie is toegestaan;
  • i. kantoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' en uitsluitend op de begane grond;
  • j. een cateringbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - cateringbedrijf' en uitsluitend op de begane grond;
  • k. een inlijsterij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - inlijsterij' en uitsluitend op de begane grond;
  • l. een schoonmaakbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schoonmaakbedrijf' en uitsluitend op de begane grond;
  • m. een taxibedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - taxibedrijf' en uitsluitend op de begane grond;
  • n. kinderopvang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang' en uitsluitend op de begane grond;
  • o. gastouderopvang;
  • p. een mortuarium, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - mortuarium' en uitsluitend op de begane grond;
  • q. een galerie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - galerie’;
  • r. een geluidstudio, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - geluidstudio’;
  • s. een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' en uitsluitend op de begane grond;
  • t. functies ter plaatse van de verdiepingen en/of in de kelder, uitsluitend overeenkomstig de als Bijlage 7 bij de regels opgenomen lijst van aanwezige functies ter plaatse van de verdiepingen en/of in de kelder en in omvang zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, met dien verstande dat voor de adressen die in Bijlage 7 met een * zijn aangeduid, geldt dat de functie in het gehele pand mag worden uitgeoefend;
  • u. studentenhuisvesting of kamerverhuurbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - studentenhuisvesting';

met de daarbij behorende:

  • v. tuinen, erven en verharding;
  • w. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • x. parkeervoorzieningen, uitsluitend voor de bijbehorende woning en met inachtname van het parkeerbeleid uit artikel 45.2.2 en 45.2.3, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' ondergronds parkeren in een parkeerkelder is toegestaan;
  • y. verkeersvoorzieningen;
  • z. doeleinden van openbaar nut.
26.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

26.2 Bouwregels
26.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. vrijstaande, geschakelde en aaneengesloten woningen, met dien verstande dat deze uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. meergezinswoningen/gestapelde woningen, ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', met dien verstande dat deze uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • c. bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat deze uitsluitend in het bouwvlak en binnen de aanduiding 'bijgebouwen' mogen worden gebouwd;

en de daarbij behorende andere bouwwerken die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.

26.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak mogen niet meer woningen worden opgericht dan het aantal legale woningen dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, tenzij blijkens de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een afwijkend aantal is weergegeven;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' ten hoogste het aangeduide bebouwingspercentage is toegestaan;
  • c. in het bouwvlak mag in ten hoogste 2 bouwlagen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' een afwijkend aantal bouwlagen is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - setback' in ten hoogste 3 bouwlagen wordt gebouwd, waarbij de derde bouwlaag in de vorm van een setback uitgevoerd moet worden;
  • d. de hoogte van een bouwlaag bedraagt ten hoogste 3.50 meter;
  • e. de voorgevel wordt in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd, met dien verstande, dat de voorgevel nooit meer dan 3.00 meter uit de naar de weg gekeerde bouwgrens mag worden gebouwd. Bij een gebogen bouwgrens mag de voorgevel ook in of evenwijdig aan de raaklijn van het midden van de voorgevel aan de bouwgrens worden gebouwd;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de begane grond vrij te blijven van bebouwing tot een hoogte van ten minste 3.50 meter;
  • g. de voorgevelbreedte van de woning bedraagt ten minste 5.50 meter;
  • h. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 12.50 meter, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte en maximum bouwhoogte' respectievelijk ten hoogste de aangeduide goothoogte en bouwhoogte zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' de volgende bouwhoogtes gelden:
      toegestaan aantal bouwlagen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen'   maximale bouwhoogte  
      1   9.00 meter  
      3   10.50 meter  
      4   14.00 meter  
  • i. gebouwen worden met een plat dak of met een kap van ten minste 30° en ten hoogste 60° afgedekt, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'plat dak' gebouwen met een plat dak worden afgedekt of ter plaatse van de aanduiding 'maximum dakhelling' gebouwen met een kap van ten hoogste de aangeduide dakhelling worden afgedekt;
    • 2. overkappingen en serres worden afgedekt met een kap van ten hoogste 30°;
  • j. het hoofdgebouw van nieuwe vrijstaande woningen dienen aan beide zijden en van nieuwe halfvrijstaande en door garages geschakelde woningen dienen aan één zijde, op ten minste 3.00 meter uit de zijdelingse perceelsgrenzen te worden gebouwd, waarbij de tussen de woning en de zijdelingse perceelsgrens liggende perceelsgedeelten op 3.00 meter of meer achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gerekend tot de aanduiding 'bijgebouwen';
  • k. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 26.2.4;
  • l. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 41.4.
26.2.3 Regels met betrekking tot de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken in 1 bouwlaag (van ten hoogste 3.50 meter) en andere bouwwerken worden gebouwd. Bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend in het bouwvlak en/of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd;
  • b. voor zover bijbehorende bouwwerken niet in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1.00 meter;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag het totale vlak per bouwperceel voor ten hoogste 50% bebouwd worden, waarbij geldt dat:
    • 1. bij grondgebonden woningen gelegen ter plaatse van de aanduiding 'rode contour' het totale oppervlak aan bijbehorende bouwwerken per woning:
      • I. ten hoogste 60 m² bedraagt of,
      • II. bij een bouwvlak van meer dan 120 m2 maximaal 50% van het oppervlak van het bouwvlak bedraagt;
    • 2. bij grondgebonden woningen niet gelegen ter plaatse van de aanduiding 'rode contour' mag het totale oppervlak aan bijbehorende bouwwerken per woning, ten hoogste 70 m² bedragen;
    • 3. bij niet-grondgebonden woningen/woongebouwen mag per complex de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning ten hoogste 20 m² bedragen met een maximum per bouwperceel van 100 m², waarbij de bijbehorende bouwwerken aaneengesloten dienen te worden gebouwd.
  • d. bijbehorende bouwwerken mogen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' achter de achterste bouwgrens van het (hoofd)bouwvlak worden gesitueerd. Bij vrijstaande woningen mogen tussen de achterste bouwgrens van het (hoofd)bouwvlak en de weg, bijbehorende bouwwerken slechts aan één zijde naast het (hoofd)bouwvlak (tussen het bouwvlak en de zijdelingse perceelsgrens) worden gebouwd. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt daarbij ten minste 3.00 meter, behoudens daar waar deze afstand in de bestaande situatie niet aanwezig is. In deze gevallen moet de bestaande afstand in acht worden genomen;
  • e. de bebouwingsdiepte van een bijbehorend bouwwerk mag bij vrijstaande woningen maximaal 20.00 meter en bij halfvrijstaande woningen maximaal 15.00 meter bedragen;
  • f. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk is ten hoogste gelijk aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het woonhuis plus 0.25 meter;
  • g. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 3.00 meter;
  • h. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 5.00 meter;
  • i. bijgebouwen worden met een plat dak of met een kap van ten minste 30° en ten hoogste 60° afgedekt, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'plat dak' gebouwen met een plat dak worden afgedekt of ter plaatse van de aanduiding 'maximum dakhelling' gebouwen met een kap van ten hoogste de aangeduide dakhelling worden afgedekt;
    • 2. overkappingen en serres worden afgedekt met een kap van ten hoogste 30°;
  • j. de oppervlakte van zwembaden, mits niet overdekt, mag niet meer bedragen dan 60 m²;
  • k. het aantal tennisbanen per bouwperceel mag, mits niet overdekt, ten hoogste 1 bedragen;
  • l. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 26.2.4;
  • m. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 41.4.
26.2.4 Overige regels met betrekking tot bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende overige regels:

  • a. het bouwvlak c.q. de voorgevelrooilijn mag niet door bebouwing worden overschreden, met uitzondering van overschrijding ten behoeve van:
    • 1. de bouw van erkers, waarbij de erker niet meer dan 70% van de voorgevel beslaat en/of maximaal 40% van de zijgevel van de woning, mits de diepte van de erker niet meer bedraagt dan 1.50 meter, de bouwhoogte van de erker niet meer bedraagt dan de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw, de afstand tot de bestemming 'Verkeer' niet minder dan 3.00 meter bedraagt, gemeten vanuit de bouwgrens en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 1.00 meter bedraagt;
    • 2. aansluitende luifels boven de voordeur en kappen op erkers, mits deze vanuit het stedenbouwkundig beeld en afmeting van ondergeschikte betekenis zijn en de afstand tot de bestemming 'Verkeer' niet minder dan 3.00 meter bedraagt, gemeten vanuit de bouwgrens;
    • 3. ondergeschikte onderdelen van het gebouw, als schoorstenen, lichtkoepels en antennes, met uitzondering van liftopbouwen en luchtbehandelingsinstallaties.
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag ten hoogste 3.00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of de bijgebouwgrens ten hoogste 1.00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of bijgebouwgrens ten hoogste 2.00 meter bedraagt.
  • c. in afwijking van het bepaalde in artikel 26.2.1 sub c. mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' tevens een overkapping worden gerealiseerd, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 3.00 meter bedraagt.
26.3 Afwijken van de bouwregels
26.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het toevoegen van een extra bouwlaag aan grondgebonden woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het toevoegen van een extra bouwlaag aan grondgebonden woningen, met dien verstande dat:

  • a. de toevoeging van de bouwlaag past binnen het stedenbouwkundig beeld en de ter plaatse aanwezige bebouwingstypologie;
  • b. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
26.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het toevoegen van een extra bouwlaag aan aangebouwde bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het toevoegen van een extra bouwlaag aan aangebouwde bijgebouwen bij vrijstaande woningen, met dien verstande dat:

  • a. de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw ten hoogste gelijk is aan de hoogte van de tweede bouwlaag van het woonhuis plus 0.25 meter;
  • b. een aangebouwd bijgebouw met een plat dak of met een kap wordt afgedekt waarvan de dakhelling gelijk is aan de dakhelling van het hoofdgebouw;
  • c. er geen onevenredige aantasting van de herkenbaarheid van de woning als zodanig plaatsvindt;
  • d. uitzicht en privacy van derden niet onevenredig worden aangetast;
  • e. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
26.3.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het verhogen van de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het verhogen van de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen bij grondgebonden woningen met 1.00 meter, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4/5 van de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat:

  • a. er geen onevenredige aantasting van de herkenbaarheid van de woning als zodanig plaatsvindt;
  • b. uitzicht en privacy van derden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
26.3.4 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van een carport of overkapping tussen de grens van de aanduiding 'bijgebouwen' en de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van een carport of overkapping tussen de grens van de aanduiding 'bijgebouwen' en de voorgevelrooilijn, met dien verstande dat:

  • a. de voorgevelrooilijn niet wordt overschreden;
  • b. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' ten minste 5.00 meter bedraagt;
  • c. de lengte van de carport of overkapping ten minste 5.00 meter bedraagt;
  • d. het oppervlak van de carport of overkapping wordt meegeteld bij het totaal oppervlak aan bijbehorende bouwwerken;
  • e. er geen onevenredige aantasting van de herkenbaarheid van de woning als zodanig plaatsvindt;
  • f. uitzicht en privacy van derden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
26.3.5 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. ten behoeve van de privacy voldoende afstand tot aangrenzende percelen wordt aangehouden;
  • b. ten behoeve van de verkeersveiligheid voldoende afstand tot de bestemming 'Verkeer' wordt aangehouden;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 10.00 meter bedraagt;
  • d. deze afwijkingsbevoegdheid niet van toepassing is indien de afwijkingsbevoegdheid van artikel 26.3.6 kan worden toegepast;
  • e. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
26.3.6 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het plaatsen van erfafscheidingen op hoeksituaties vóór de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning het plaatsen van erfafscheidingen op hoeksituaties vóór de voorgevelrooilijn, met dien verstande dat:

  • a. de erfafscheiding maximaal 2.00 meter hoog is;
  • b. de erfafscheiding bestaat uit gaas en is begroend met levende planten;
  • c. de erfafscheiding 3.00 meter achter de voorgevel van de woning wordt geplaatst;
  • d. de verkeerssituatie het plaatsen van de erfafscheiding toelaat;
  • e. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
26.4 Specifieke gebruiksregels
26.4.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van parkeervoorzieningen voor derden en het gebruik van de grond anders dan voor:

  • a. tuin/ erf;
  • b. parkeer- en/of groenvoorzieningen;
  • c. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.
26.4.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. zelfstandige bewoning van bijgebouwen;
  • b. ambachtelijke en/of industriële doeleinden, anders dan toegestaan conform artikel 26.1.1;
  • c. groothandel;
  • d. detailhandel, anders dan toegestaan conform artikel 26.1.1;
  • e. horeca, anders dan toegestaan conform artikel 26.1.1;
  • f. dienstverlening, anders dan toegestaan conform artikel 26.1.1;
  • g. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.
26.4.3 Aan huis verbonden beroep

Ruimten binnen de woning of in de bijgebouwen mogen worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. ten minste 50% van het vloeroppervlak van de woning (exclusief bijgebouwen) blijft gehandhaafd alsmede bij woningen met een vloeroppervlak van minder dan 240 m² blijft een vloeroppervlak van de woning (exclusief bijgebouwen) van 100 m² behouden;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. de activiteit zonder werknemers in dienst wordt uitgeoefend;
  • d. dit gebruik mag geen ernstige of onevenredige hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • e. de ruimtelijke uitstraling is in overeenstemming met de woonfunctie;
  • f. in de parkeerbehoefte wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de richtcijfers uit de ASVV/CROW;
  • g. er is geen sprake van een grote verkeersaantrekkende werking. De aanwezige infrastructuur moet hierop berekend zijn;
  • h. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
26.5 Afwijken van de gebruiksregels
26.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige nadelige gevolgen voor het eigen woonmilieu of het woonmilieu in de directe omgeving ontstaan;
  • c. per woning niet meer dan één omgevingsvergunning tegelijkertijd geldt;
  • d. de aanvrager dient aan te tonen dat er een zorgbehoefte is en dat deze tijdelijk van aard is;
  • e. aan de vergunning de voorwaarde wordt verbonden dat de vergunning komt te vervallen als de bestaande noodzaak vanuit mantelzorg niet meer aanwezig is;
  • f. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
26.5.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. ten minste 50% van het vloeroppervlak van de woning (exclusief bijgebouwen) blijft gehandhaafd alsmede bij woningen met een vloeroppervlak van minder dan 240 m² blijft een vloeroppervlak van de woning (exclusief bijgebouwen) van 100 m² behouden;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. de activiteit zonder werknemers in dienst wordt uitgeoefend;
  • d. de activiteiten qua aard, omvang en uitstraling passen in een woonomgeving;
  • e. de ruimtelijke uitstraling in overeenstemming is met de woonfunctie;
  • f. er geen strijd ontstaat met het Bouwbesluit of de gemeentelijke bouwverordening;
  • g. de bedrijfsactiviteiten niet betreffen het oprichten, veranderen of in werking hebben van een vergunning- of meldingplichtige inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet Milieubeheer;
  • h. maximaal zijn toegestaan een of meer elektromotoren en/of een of meer verbrandingsmotoren met een vermogen of een gezamenlijk vermogen tot en met 1,5 kW, met dien verstande, dat bij de berekening van het gezamenlijk vermogen een elektromotor en/of een verbrandingsmotor met een vermogen van 0,25 kW of minder buiten beschouwing blijft;
  • i. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte en aan het bedrijf gelieerde activiteit;
  • j. in de parkeerbehoefte wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de richtcijfers van de ASVV/CROW;
  • k. er geen sprake is van een grote verkeersaantrekkende werking. De aanwezige infrastructuur moet hierop berekend zijn;
  • l. aan de omgevingsvergunning de voorwaarde wordt verbonden dat de vergunning komt te vervallen als de gronden c.q. bebouwing gedurende een aaneengesloten periode van minimaal twee jaar niet meer als zodanig zijn gebruikt.
  • m. aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden ter voorkoming van hinder voor de omgeving. Deze voorwaarden betreffen in ieder geval:
    • 1. vastlegging van werktijden;
    • 2. vastlegging maximum personeelsbestand;
    • 3. vastlegging parkeren van motorvoertuigen van personeel, klanten en zaakvoerder;
    • 4. vastlegging maximum werkvloeroppervlak;
    • 5. frequentie en plaats van laden en lossen;
    • 6. beperking omvang reclame-uiting / bedrijfsnaamuiting tot maximaal 50 cm x 50 cm x 2 cm (lengte x breedte x diepte) aan voorgevel op max. 2.00 meter hoogte;
    • 7. beperking van emissies (geluid, stof, geur) naar de omgeving;
    • 8. verbieden/beperken van opslag en/of activiteiten op onbebouwd perceel;
  • n. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
26.5.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een verblijfsrecreatieve voorziening in de vorm van Bed en Breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een verblijfsrecreatieve voorziening in de vorm van bed en breakfast met dien verstande dat:

  • a. de hoofdfunctie wonen in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • b. de voorziening ten behoeve van bed en breakfast binnen de hoofdbebouwing wordt gerealiseerd, niet zijnde vrijstaande bijgebouwen;
  • c. de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het pand of complex behouden blijven;
  • d. de voorziening gelet op de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag functioneren als een zelfstandige woning. Dit betekent mede dat een aparte kookgelegenheid niet is toegestaan;
  • e. bed en breakfast aan maximaal 8 personen mag worden aangeboden;
  • f. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de richtcijfers van de ASVV/CROW;
  • g. belangen van derden niet onevenredig mogen worden geschaad;
  • h. ter voorkoming van permanente bewoning een maximale aaneengesloten verblijfsduur van individuen wordt gehanteerd van 12 weken. Daarnaast dient met een initiatiefnemer een overeenkomst te worden gesloten waarin wordt bedongen dat indien sprake is van permanente bewoning een boeteclausule in werking zal treden;
  • i. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in worden acht genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.

Artikel 27 Wonen - Garage

27.1 Bestemmingsomschrijving
27.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - Garage' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de stalling van motorvoertuigen, fietsen en opslag inherent aan de woonfunctie.
27.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

27.2 Bouwregels
27.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen - Garage' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. garages, autoboxen en carports, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de daarbij behorende andere bouwwerken.
27.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. de breedte van een gebouw bedraagt ten hoogste 3.00 meter;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 3.50 meter;
  • c. gebouwen worden met een plat dak afgedekt;
  • d. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 27.2.3;
  • e. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 41.4.
27.2.3 Overige regels met betrekking tot bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3.25 meter.

27.3 Specifieke gebruiksregels
27.3.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden anders dan voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. ontsluiting;
  • c. parkeervoorzieningen.
27.3.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte, waaronder de opslagruimte voor gevaarlijke goederen en stoffen;
  • b. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het in 27.1.1 toegestane gebruik;
  • c. detailhandel en/of groothandel;
  • d. horecadoeleinden.

Artikel 28 Wonen - Woonwagenstandplaats

28.1 Bestemmingsomschrijving
28.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in woonwagens,

met de daarbij behorende:

  • b. tuinen, erven en verharding;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen, uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtname van het parkeerbeleid uit artikel 45.2.2 en 45.2.3;
  • e. doeleinden van openbaar nut.
28.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

28.2 Bouwregels
28.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gerealiseerd:

  • a. standplaatsen ten behoeve van woonwagens;
  • b. de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
28.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mag ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' opgenomen aantal standplaatsen worden gerealiseerd;
  • b. per standplaats mag slechts één woonwagen worden geplaatst;
  • c. bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd op de standplaatsen;
  • d. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 25 m2 per standplaats bedragen;
  • e. een standplaats mag voor ten hoogste 60% worden bebouwd, met inbegrip van de geplaatste woonwagen;
  • f. de goothoogte van de woonwagen en bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3.50 meter;
  • g. de woonwagen en de bijgebouwen mogen met een plat dak of met een kap van ten minste 30° en ten hoogste 60° worden afgedekt;
  • h. de afstand van de woonwagen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2.00 meter. Bijbehorende bouwwerken worden in of minimaal 1.50 meter uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd;
  • i. bijbehorende bouwwerken liggen 3.00 meter achter de voorgevel;
  • j. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 28.2.3.
28.2.3 Overige regels met betrekking tot bouwwerken

Binnen het bestemmingsvlak mag de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 3.00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 1.00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 2.00 meter bedraagt.

28.3 Specifieke gebruiksregels
28.3.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de onbebouwde gronden anders dan voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. ontsluiting;
  • c. parkeervoorzieningen.
28.3.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. afzonderlijke bewoning, indien het een vrijstaand bijgebouw betreft;
  • b. bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte, waaronder de opslagruimte voor gevaarlijke goederen en stoffen;
  • c. detailhandel en/of groothandel;
  • d. recreatieve en/of horecadoeleinden;
  • e. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het in 28.1.1 toegestane gebruik.

Artikel 29 Leiding

29.1 Bestemmingsomschrijving
29.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse leidingen voor gastransport, riolering en watertransport. De hartlijn van de leiding voor gastransport is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'. De hartlijn van de leiding voor riolering is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool'.

29.1.2 Dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

29.2 Bouwregels
29.2.1 Algemeen

Op de voor 'Leiding' aangewezen gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken met een oppervlakte van ten hoogste 10 m2 ten dienste van of ter instandhouding van de betreffende leiding,

met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 3.50 meter bedraagt.

29.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bebouwing binnen de voor 'Leiding' aangewezen gronden, met dien verstande dat:

  • a. het belang van de leiding, gehoord de leidingbeheerder, niet onevenredig nadelig wordt aangetast;
  • b. dit geen gevaar oplevert voor de leiding of aan het (veilig) functioneren van de leiding geen afbreuk doet en/of door het aan de vergunning verbinden van voorwaarden een en ander kan worden voorkomen;
  • c. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming;
  • d. geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
29.4 Specifieke gebruiksregels
29.4.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden:

  • a. op een wijze die gevaar kan opleveren voor de leiding of aan het (veilig) functioneren van de leiding afbreuk kan doen;
  • b. voor het uitvoeren van ontgrondingen, dan wel anderszins wijzigen van het bodemniveau;
  • c. voor het aanbrengen van gesloten oppervlakteverharding;
  • d. voor het aanbrengen van diep wortelende beplanting;
  • e. voor het verrichten van grondwerkzaamheden, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • f. voor het verrichten van grondophogingen;
  • g. voor het heien of anderszins voorwerpen in de grond aanbrengen;
  • h. voor het permanent opslaan van goederen.
29.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 29.4.1 onder b t/m h, ten behoeve van het uitvoeren van de vermelde activiteiten, met dien verstande dat:

  • a. het belang van de leiding, gehoord de leidingbeheerder, niet onevenredig nadelig wordt aangetast;
  • b. deze activiteiten geen gevaar opleveren voor de leiding en/of geen afbreuk doen aan het (veilig) functioneren van de leiding dan wel dit voorkomen wordt door het aan de vergunning verbinden van voorwaarden.

Artikel 30 Leiding - Hoogspanningsverbinding

30.1 Bestemmingsomschrijving
30.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bovengrondse leidingen voor de transmissie van elektriciteit. De hartlijn van de leiding voor de transmissie van elektriciteit is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding'.

30.1.2 Dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

30.2 Bouwregels
30.2.1 Algemeen

Op de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoogspanningsmasten en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de betreffende leiding.
30.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het bouwen van bouwwerken binnen de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden, met dien verstande dat:

  • a. het belang van de leiding, gehoord de leidingbeheerder, niet onevenredig nadelig wordt aangetast;
  • b. dit geen gevaar oplevert voor de leiding en/of geen afbreuk doet aan het (veilig) functioneren van de leiding dan wel dit voorkomen wordt door het aan de vergunning verbinden van voorwaarden;
  • c. de bebouwing mogelijk dient te zijn op grond van de onderliggende bestemming.
30.4 Specifieke gebruiksregels
30.4.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden:

  • a. op een wijze die gevaar kan opleveren voor de leiding of aan het (veilig) functioneren van de leiding afbreuk kan doen.
30.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 30.4.1, ten behoeve van het uitvoeren van de vermelde activiteiten, met dien verstande dat:

  • a. het belang van de leiding, gehoord de leidingbeheerder, niet onevenredig nadelig wordt aangetast;
  • b. deze activiteiten geen gevaar opleveren voor de leiding en/of geen afbreuk doen aan het (veilig) functioneren van de leiding dan wel dit voorkomen wordt door het aan de vergunning verbinden van voorwaarden.

Artikel 31 Waarde - Archeologie

31.1 Bestemmingsomschrijving
31.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen en/of terreinen, een en ander conform de als Bijlage 10 bij deze regels gevoegde Archeologische beleidskaart.

31.1.2 Dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

31.2 Bouwregels
31.2.1 Algemeen

Als ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk, al dan niet in combinatie met het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 31.4.1, de bodem van gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie' zal worden verstoord voor een oppervlakte en tot een diepte groter dan aangegeven in onderstaande tabel (welke maten gelden voor het oprichten van een bouwwerk en indien van toepassing het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden tezamen) voor de verschillende waardecategoriën, zoals nader aangeduid in de als Bijlage 10 bij deze regels gevoegde Archeologische beleidskaart, wordt een omgevingsvergunning uitsluitend verleend indien voldaan wordt aan het bepaalde in de artikelen 31.2.2 en 31.2.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0938.BHV03001-VG01_0020.png"

31.2.2 Waardecategorie 1

Voor waardecategorie 1, zijnde een beschermd archeologisch monument als bedoeld in artikel 1, lid c van de Monumentenwet 1998, dient op grond van art. 11 en 14 van de Monumentenwet 1988 een vergunning te worden overlegd van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, vertegenwoordigd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).

31.2.3 Waardecategorie 2, 3, 4, 5 en 6
  • a. Voor waardecategorie 2 t/m 6 dient aan het bevoegd gezag een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. De omgevingsvergunning voor het bouwen wordt uitsluitend verleend indien:
    • 1. uit dit rapport blijkt dat er geen monumentale waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad of door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veilig gesteld;
    • 2. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
  • c. Het bevoegd gezag kan de volgende voorschriften verbinden aan de vergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumentale waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
    • 4. indien sub 3 van toepassing is, een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
  • d. Het bepaalde onder a t/m c is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
    • 1. normale onderhoudswerkzaamheden;
    • 2. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
    • 3. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
    • 4. werken of werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn of krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
    • 5. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 6. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd, waarvan de bouwhoogte maximaal 3,00 m bedraagt;
    • 7. gronden die door burgemeester en wethouders archeologisch zijn vrijgegeven.
31.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 31.2 met betrekking tot het laten uitvoeren van een inventariserend onderzoek en het overhandigen van een rapport over de waarde van het terrein, indien een onafhankelijke deskundige het betreffende (bouw)plan heeft beoordeeld en heeft geconcludeerd dat geen archeologische waarden in het geding zijn.

31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verstoren van de bodem voor een oppervlakte en op een diepte groter dan aangegeven in de tabel in artikel 31.2.1 (waarbij deze maten gelden voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden en indien van toepassing het oprichten van een bouwwerk tezamen) tenzij voor wat betreft waardecategorie 1 een specifieke diepte is toegestaan in een kennisgeving (de zg. Richtlijn vrijstelling vergunningplicht) van de Minister aan de eigenaar van het archeologisch monument ter gelegenheid van de aanwijzing van het archeologisch monument;
  • b. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • c. het rooien, verwijderen of aanbrengen van diepwortelende beplantingen of bomen;
  • d. het uitvoeren van grondwerk;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze drijven van voorwerpen in de grond;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse leidingen of andere ondergrondse constructies;
  • g. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen of bomen;
  • h. het scheuren van grasland;
  • i. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • j. het afgraven van gronden en/of het ophogen of verlagen (egaliseren) van het terrein;
  • k. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers e.d.;
  • l. het tot onder maaiveld slopen van gebouwen en andere bouwwerken of het slopen van gedeelten daarvan, anders dan voor de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning.
31.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 31.4.1 is niet van toepassing voor de werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het in werking treden van de beheersverordening omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het in werking treden van de beheersverordening in uitvoering waren en waarvoor tot het van kracht worden van de verordening geen omgevingsvergunning vereist was;
  • c. welke noodzakelijk zijn ten behoeve van het beheer/onderhoud van de aanwezige archeologische waarden;
  • d. normale onderhoudswerkzaamheden, tenzij het waardecategorie 1 betreft;
  • e. op gronden die door burgemeester en wethouders archeologisch zijn vrijgegeven.
31.4.3 Voorwaarden

De in artikel 31.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend:

  • a. voor waardecategorie 1, zijnde een beschermd archeologisch monument als bedoeld in artikel 1, lid c van de Monumentenwet 1998: na overlegging van een vergunning van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, vertegenwoordigd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) op grond van artikel 11 en 14 van de Monumentenwet 1988;
  • b. voor waardecategorie 2 t/m 6: na overlegging van een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. indien uit het rapport bedoeld onder b. blijkt dat er geen monumentale waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad of door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veilig gesteld;
  • d. schade door de werken of werkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
31.4.4 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 31.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 31.1.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig nadelig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

31.4.5 Voorschriften aan vergunning

Het bevoegd gezag kan de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumentale waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • d. indien het bepaalde onder c. van toepassing is, een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werken of werkzaamheden.

Artikel 32 Waarde - Beekdal

32.1 Bestemmingsomschrijving
32.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Beekdal' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en versterking van de natuurlijke waterhuishouding, betreffende zowel het oppervlaktewater als het grondwater, en de daarvan afhankelijke landschappelijke en natuurlijke waarden, alsmede de realisering van een veerkrachtig watersysteem geschikt voor waterconservering en opvang van hoge waterafvoeren.

32.1.2 Dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

32.2 Bouwregels
32.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Beekdal' aangewezen gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van een watergang of regenwaterbuffer,

met dien verstande, dat:

    • 1. het oppervlak per bouwwerk ten hoogste 20 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte ten hoogste 3.50 meter bedraagt.
32.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.3.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Beekdal' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, uitgezonderd de aanleg van drinkpoelen;
  • c. het scheuren van grasland, voor zover het betreft waardevolle graslandvegetaties;
  • d. het bemalen of draineren van gronden en het winnen van water of het anderszins verlagen van de grondwaterstand;
  • e. het aanbrengen en/of aanleggen van oeverbeschoeiingen en het graven en/of aanleggen van waterlopen;
  • f. het verrichten van werkzaamheden welke beschadigingen tot gevolg kunnen hebben aan vochtige bronbiotopen.
32.3.2 Normaal onderhoud en gebruik

Het bepaalde in 32.3.1 is niet van toepassing voor:

  • a. normale werkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een (voor dat tijdstip aangevraagde) vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • e. het periodiek kappen van hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het op dat tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening bestaande bodemgebruik.
32.3.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 32.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien voor de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 32.1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig nadelig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.

Artikel 33 Waarde - Cultuurhistorie

33.1 Bestemmingsomschrijving
33.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van ter plaatse bestaande cultuurhistorische en oudheidkundig waardevolle elementen (monumenten en karakteristieke bebouwing) en patronen (beplantingspatronen, verkavelingen, wegenpatronen, het stedenbouwkundig beeld).

33.1.2 Dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

33.2 Bouwregels
33.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden, met daarbinnen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de beschermde rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten, zoals opgenomen in Bijlage 4 Overzicht monumenten, mag slechts worden gebouwd indien en voor zover zulks nodig is voor het behoud en/of herstel van de bestaande bebouwing, mits:

  • a. de bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming;
  • b. geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in het stedenbouwkundige beeld, bepaald door kapvorm, hoogtematen, gevel- en raamindeling, zulks met inbegrip van waardevolle details als erkers, dakkapellen, kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en soortgelijke bouwdelen, zoals vastgelegd in het besluit tot aanwijzing van de rijks- en gemeentelijke monumenten.
33.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen ten behoeve van de onderliggende bestemmingen met dien verstande dat:

  • a. de cultuurhistorische en oudheidkundige waarden niet worden aangetast;
  • b. de nieuwbouw past binnen c.q. een kwalitatieve bijdrage levert aan de cultuurhistorische en oudheidkundige waarden;
  • c. er geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in het stedenbouwkundige beeld;
  • d. voor zover het monumenten betreft, hierover advies dient te worden ingewonnen van een terzake deskundige instantie.
33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.4.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, verlagen, egaliseren en ontginnen of afgraven van gronden;
  • b. het opslaan, deponeren, lozen of storten van al dan niet afgedankte of aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, alsmede het aanleggen of inrichten van opslag-, stort- of bergplaatsen;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0.30 meter, waartoe ook gerekend worden woelen en draineren;
  • d. het aanleggen van boomgaarden;
  • e. het bebossen van gronden;
  • f. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • h. het graven van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
  • i. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • j. het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem.
33.4.2 Normaal onderhoud en gebruik

Het in 33.4.1 bepaalde is niet van toepassing voor:

  • a. normale werkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een (voor dat tijdstip aangevraagde) vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • e. het periodiek kappen van hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening bestaande bodemgebruik.
33.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 33.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien voor de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 33.1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.

Artikel 34 Waarde - Ecologie

34.1 Bestemmingsomschrijving
34.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en versterking van de samenhang tussen abiotische (niet-levende natuur) en biotische (levende natuur) kenmerken van de betreffende besluitgebiedsdelen.

34.1.2 Dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

34.2 Bouwregels
34.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van een watergang of regenwaterbuffer;

met dien verstande, dat:

    • 1. het oppervlak per bouwwerk ten hoogste 20 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte ten hoogste 3.50 meter bedraagt.
34.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.3.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, uitgezonderd de aanleg van drinkpoelen;
  • c. het bebossen van gronden;
  • d. het scheuren van grasland, voor zover het betreft waardevolle graslandvegetaties;
  • e. het bemalen of draineren van gronden en het winnen van water of het anderszins verlagen van de grondwaterstand;
  • f. het aanbrengen en/of aanleggen van oeverbeschoeiingen en het graven en/of aanleggen van waterlopen;
  • g. het verrichten van werkzaamheden welke beschadigingen tot gevolg kunnen hebben aan vochtige bronbiotopen.
34.3.2 Normaal onderhoud en gebruik

Het bepaalde in 34.3.1 is niet van toepassing voor:

  • a. normale werkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een (voor dat tijdstip aangevraagde) vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • e. het periodiek kappen van hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het op dat tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening bestaande bodemgebruik.
34.3.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 34.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien voor de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 34.1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig nadelig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.

Artikel 35 Waarde - Landschapselement

35.1 Bestemmingsomschrijving
35.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Landschapselement' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en herstel van de aanwezige kleinschalige landschapselementen en de daarmee samenhangende landschappelijke en natuurlijke waarden, alsmede het daarmee samenhangende waterbergend vermogen van de grond, een en ander zoals nader aangeduid op de als bijlage 12 bij deze regels gevoegde kaarten met landschapselementen.

35.1.2 Dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

35.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.2.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Landschapselement' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen, rooien, slopen, dempen, egaliseren van kleine landschapselementen, dan wel het verrichten van werkzaamheden, die ernstige beschadiging of de dood of verdwijning van kleine landschapselementen tot gevolg hebben;
  • b. het verwijderen of afgraven van steilranden of het verrichten van andere grondwerkzaamheden die een aantasting hiervan inhouden of kunnen inhouden.
35.2.2 Normaal onderhoud en gebruik

Het bepaalde in 35.2.1 is niet van toepassing voor:

  • a. normale werkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een (voor dat tijdstip aangevraagde) vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • e. het periodiek kappen van hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het op dat tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening bestaande bodemgebruik.
35.2.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 35.2.1 zijn slechts toelaatbaar:

  • a. indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 35.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig nadelig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind. Het bevoegd gezag kan aan de vergunning voorwaarden stellen ter compensatie;
  • b. voor zover de werken of werkzaamheden de ecologie van de aanwezige natuurwaarden niet aantasten.

Artikel 36 Waterstaat - Erosie

36.1 Bestemmingsomschrijving
36.1.1 Algemeen

De voor 'Waterstaat - Erosie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen(en), primair bestemd voor erosieremmende maatregelen, overeenkomstig de Keur van het waterschap.

36.1.2 Dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

36.2 Bouwregels
36.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waterstaat - Erosie' aangewezen gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de onderliggende bestemming worden opgericht.

36.3 Specifieke gebruiksregels

Op de gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Erosie' zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas van toepassing.

Artikel 37 Waterstaat - Inundatiegebied

37.1 Bestemmingsomschrijving
37.1.1 Algemeen

De voor 'Waterstaat - Inundatiegebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de functie inundatiegebied overeenkomstig de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas.

37.1.2 Dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

37.2 Bouwregels
37.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waterstaat - Inundatiegebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de genoemde bestemming worden gebouwd.

37.3 Afwijken van de bouwregels
37.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van gebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 37.2, ten behoeve van het bouwen van gebouwen binnen de beschermingszone mits:

  • a. het belang van het inundatiegebied niet onevenredig nadelig wordt aangetast;
  • b. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.

Het bevoegd gezag wint, alvorens af te wijken, advies in bij de waterbeheerder zijnde het waterschap.

37.4 Specifieke gebruiksregels

Op de gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Inundatiegebied' zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas van toepassing.

37.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
37.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waterstaat - Inundatiegebied' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. gesloten wegdek aan te leggen;
  • b. het bemalen draineren van gronden, het winnen, toevoeren, afdammen en stuwen van water;
  • c. het tot stand brengen en/of in exploitatie nemen van boor- en pompputten, parallelriolen, nutsvoorzieningen, transportleidingen en andere boven- en ondergrondse leidingconstructies
  • d. het aanbrengen van boomsingels en hakhoutwallen, wijzigen van watergangen en uitvoeren afgravings- en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal spitwerk, dieper dan 0,30 meter;
  • e. ophogingen te maken of te verwijderen;
  • f. werken en beplantingen aan te brengen die waterstuwingen of stroomgeleiding teweegbrengen.
37.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 37.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. vallen binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
  • d. op het tijdstip van het van kracht worden van de beheersverordening in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
37.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 37.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien hierdoor geen onevenredige nadelige schade wordt of kan worden toegebracht aan het inundatiegebied en/of de beekdalen en de hier in voorkomende natuurwetenschappelijke en landschapsecologische waarde.

 

Artikel 38 Waterstaat - Meanderzone

38.1 Bestemmingsomschrijving
38.1.1 Algemeen

De voor 'Waterstaat - Meanderzone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor primair water dat door natuurlijke verplaatsing zijn bedding kan verleggen overeenkomstig de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas.

38.1.2 Dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

38.2 Bouwregels
38.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waterstaat - Meanderzone' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de genoemde bestemming worden gebouwd.

38.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 38.2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken binnen de beschermingszone mits:

  • a. het belang van de meanderzone niet onevenredig nadelig wordt aangetast;
  • b. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.

Het bevoegd gezag wint, alvorens af te wijken, advies in bij de waterbeheerder zijnde het waterschap.

38.4 Specifieke gebruiksregels

Op de gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Meanderzone' zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas van toepassing.

38.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
38.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waterstaat - Meanderzone' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. gesloten wegdek aan te leggen;
  • b. het bemalen draineren van gronden, het winnen, toevoeren, afdammen en stuwen van water;
  • c. het tot stand brengen en/of in exploitatie nemen van boor- en pompputten, parallelriolen, nutsvoorzieningen, transportleidingen en andere boven- en ondergrondse leidingconstructies;
  • d. het aanbrengen van boomsingels en hakhoutwallen, wijzigen van watergangen en uitvoeren afgravings- en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal spitwerk, dieper dan 0,30 meter.
38.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 38.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. vallen binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
  • d. op het tijdstip van het van kracht worden van de beheersverordening in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
38.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 38.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien hierdoor geen onevenredige nadelige schade wordt of kan worden toegebracht aan de meanderzone en/of de beekdalen en de hier in voorkomende natuurwetenschappelijke en landschapsecologische waarde.

Artikel 39 Waterstaat - Waterlopen

39.1 Bestemmingsomschrijving
39.1.1 Algemeen

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van primaire wateren, zoals watergangen en regenwaterbuffers, overeenkomstig de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas.

39.1.2 Dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.4.

39.2 Bouwregels
39.2.1 Algemeen

Binnen de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken met een oppervlakte van ten hoogste 10 m2, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de primaire wateren en/of de regenwaterbuffer, met een bouwhoogte van ten hoogste 3.50 meter.
39.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bebouwing binnen de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden, met dien verstande dat:

  • a. het belang van het primaire water, gehoord het waterschap, niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.
39.4 Specifieke gebruiksregels
39.4.1 Gebruik van de gronden

Op de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas van toepassing.

39.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere gesloten oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse kabels of leidingen;
  • d. het wijzigen van het bestaande bodemniveau door ophogingen of afgravingen of het verrichten van andere graafwerkzaamheden;
  • e. het aanbrengen, vellen en/of rooien van bomen of beplantingen welke dieper wortelen dan 0,75 meter.
39.5.2 Uitzonderingen

Het in artikel 39.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werkzaamheden:

  • a. die normaal beheer of ondrhoud betreffen;
  • b. van ondergeschikte betekenis;
  • c. welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn, dan wel krachtens een (voor dat tijdstip aangevraagde) vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • d. binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
  • e. indien een waterhuishoudkundige toetsing met positieve uitslag reeds heeft plaatsgevonden in het kader van een vergunningverlening krachtens de Keur van het Waterschap.
39.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden onder artikel 39.5.1. zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de in artikel 39.1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet wezenlijk worden verkleind. Alvorens te beslissen omtrent de vergunning wordt het betreffende Waterschap gehoord.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 40 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 41 Algemene bouwregels

41.1 Verbodsbepaling overschrijding bouwgrens

Het is verboden op de in de beheersverordening begrepen gronden enig bouwwerk te bouwen, waarbij de in de verbeelding van de beheersverordening aangegeven bouwgrens wordt overschreden, behoudens overschrijdingen, die volgens deze regels zijn toegestaan.

41.2 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten
41.2.1 Maximale maten

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingswet, op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening meer bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

41.2.2 Minimale maten

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingswet, op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

41.3 Bouwregels voor zwembaden en jacuzzi's

Het is niet toegestaan voor de voorgevel of in het verlengde daarvan zwembaden, jacuzzi's en vergelijkbare bouwwerken te bouwen. Voor het overige geldt voor het bouwen van zwembaden het bepaalde in 41.4.2 onder d.

41.4 Ondergronds bouwen
41.4.1 Algemeen

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens beperkingen als gevolg van de dubbelbestemmingen en aanduidingen, geen beperkingen.

41.4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, in aanvulling op het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' toegestaan, mits voldaan wordt aan het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen voor wat betreft de maximale oppervlakte en het maximale bebouwingspercentage. Deze maximale oppervlakte en dit maximale bebouwingspercentage gelden voor de ondergrondse en bovengrondse bouwwerken tezamen;
  • b. ondergrondse bouwwerken worden minimaal 1.00 meter uit de perceelsgrens opgericht;
  • c. in aanvulling op het bepaalde sub a en b zijn niet-overdekte zwembaden toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het zwembad wordt gebouwd achter de voorgevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3.00 meter uit de perceelsgrens;
    • 2. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijgebouwen als opgenomen in de regels behorende bij de desbetreffende bestemming in acht wordt genomen;
    • 3. de oppervlakte van niet-overdekte zwembaden mag ten hoogste 60 m2 bedragen;
    • 4. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
  • d. de bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3.50 meter onder peil.
41.5 Woningsplitsing en nieuwbouw van woningen

Woningsplitsing en nieuwbouw van woningen anders dan vervangende nieuwbouw is, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingsregels, niet toegestaan, behoudens met een omgevingsvergunning ter afwijking van de regels indien de bevoegdheid daartoe in de afzonderlijke bestemmingsregels is opgenomen.

Artikel 42 Algemene gebruiksregels

42.1 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in deze beheersverordening te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

42.2 Gebruiksverbod

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor het beroepsmatig verlenen van diensten op het gebied van prostitutie en/of een seksinrichting en/of escortbedrijf.

42.3 Woningsplitsing en toename aantal woningen

Woningsplitsing of anderszins een gebruikswijziging met toename van het aantal woningen tot gevolg is, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingsregels, niet toegestaan, behoudens met een omgevingsvergunning ter afwijking van de regels indien de bevoegdheid daartoe in de afzonderlijke bestemmingsregels is opgenomen.

Artikel 43 Algemene aanduidingsregels

43.1 geluidzone - luchtvaart
43.1.1 geluidzone - grote luchtvaart

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - grote luchtvaart' van de luchthaven Maastricht Aachen Airport geldt het gestelde in de Luchtvaartwet, het Besluit Geluidsbelasting Grote Luchtvaart (BGGL) en de Aanwijzing Luchtvaartterrein Maastricht, overeenkomstig de Kaart met KE-contouren die als bijlage 8 bij de regels is gevoegd. Woningbouw is uitsluitend mogelijk op de door de gemeente Meerssen, provincie Limburg en het Rijk overeengekomen locaties, aangegeven in de brief ‘woningbouwlocaties in de gemeente Meerssen’ d.d. 14 september 2004. In Bijlage 6 bij de regels ‘Overzicht consequenties ontwerp aanwijzing MAA voor ruimtelijke ontwikkelingen gemeente Meerssen’ zijn deze locaties weergegeven.

43.1.2 geluidzone - kleine luchtvaart

Ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - kleine luchtvaart’ van de luchthaven Maastricht Aachen Airport geldt het gestelde in de Luchtvaartwet, het Besluit Geluidsbelasting Kleine Luchtvaart (BGKL) en de Aanwijzing Luchtvaartterrein Maastricht. Woningbouw is uitsluitend mogelijk op de door de gemeente Meerssen, provincie Limburg en het Rijk overeengekomen locaties, aangegeven in de brief ‘woningbouwlocaties in de gemeente Meerssen’ d.d. 14 september 2004. In Bijlage 6 bij de regels ‘Overzicht consequenties ontwerp aanwijzing MAA voor ruimtelijke ontwikkelingen gemeente Meerssen’ zijn deze locaties weergegeven.

43.2 geluidzone - spoor
43.2.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - spoor' mogen geen geluidsgevoelige objecten worden gerealiseerd.

43.2.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 43.2.1, met dien verstande dat de geluidsbelasting vanwege spoorweglawaai aan de gevels van de te realiseren objecten niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verleende hogere grenswaarde.

43.3 milieuzone - bodembeschermingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - bodembeschermingsgebied' is duurzaam behoud van kwetsbare functies en waarden als bijzondere bescherming van de bodem noodzakelijk. Het streven is naar een kwaliteit van bodem, grondwater en landschap die voldoet aan de eisen die de aanwezige bijzondere biotische, abiotische en cultuurhistorische waarden stellen. Daarbij dient rekening gehouden te worden met dan wel afstemming te worden gezocht met het beleid ter zake van de Provinciale Omgevingsverordening Limburg en het Provinciaal Omgevingsplan Limburg.

43.4 milieuzone - geurzone

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' mogen geen milieugevoelige bestemmingen worden gevestigd.

43.5 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden mede bedoeld voor bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening. Hierop zijn geen aanvullende bouw- en gebruiksregels van toepassing.

43.6 milieuzone - waterwingebied
43.6.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' zijn de gronden mede bedoeld voor de winning van (drink)water uit het grondwater.

43.6.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' is het verboden om bebouwing en bouwwerken op te richten, die niet direct verbonden zijn aan de waterwinning, alsmede nieuwe bedrijven te vestigen. Aan bestaande bedrijvigheid, gebruik en beheer worden enkel ontwikkelingen toegestaan die geen bedreiging vormen voor de kwaliteit van de bodem en het grondwater.

43.7 rode contour

Ter plaatse van de aanduiding 'rode contour' geldt de regeling, zoals opgenomen in artikel 26.2.3 sub c.

43.8 veiligheidszone - bedrijven
43.8.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bedrijven' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd.

43.8.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 43.8.1, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de normen die gelden voor het plaatsgebonden risico;
  • b. indien sprake is van toename van het groepsrisico, hiervoor een verantwoording als bedoeld in paragraaf 5 van het 'Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen' (BEVI) plaatsvindt.
43.9 veiligheidszone - leiding
43.9.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd.

43.9.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 43.9.1, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de normen die gelden voor het plaatsgebonden risico;
  • b. indien sprake is van toename van het groepsrisico, hiervoor een verantwoording plaatsvindt.
43.10 veiligheidszone - lpg
43.10.1 Verbod

Ter plaatste van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd.

43.10.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 43.10.1 als de betreffende veiligheidszone is opgeheven of verkleind.

43.11 veiligheidszone - plasbrandaandachtsgebied
43.11.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - plasbrandaandachtsgebied' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd.

43.11.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 43.11.1, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de normen die gelden voor het plaatsgebonden risico;
  • b. indien sprake is van toename van het groepsrisico, hiervoor een verantwoording plaatsvindt.
43.12 vrijwaringszone - luchtvaart

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - luchtvaart' is het verboden bouwwerken op te richten met een grotere bouwhoogte dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte'. De aangegeven bouwhoogte in meters ten opzichte van N.A.P. mag evenmin overschreden worden door schoorstenen, dakkapellen, antennes, vlaggenmasten, opbouwen ten behoeve van lift- en luchtbehandelingsinstallaties, reclameborden of -verlichting en dergelijke, alsmede door enig deel van windturbines.

43.13 vrijwaringszone - spoor

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - spoor' mag (conform het bepaalde in de artikelen 19 tot en met 22 van de Spoorwegwet) niet worden gebouwd en mogen geen werken of werkzaamheden worden uitgevoerd in strijd met de Spoorwegwet, zonder ontheffing door of vanwege de Minister van Verkeer en Waterstaat.

43.14 vrijwaringszone - vaarweg
43.14.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' mag, ongeacht de onderliggende bestemming, geen bebouwing worden opgericht.

43.14.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, gehoord Rijkswaterstaat, een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van bebouwing op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' overeenkomstig het bepaalde in de onderliggende bestemming, met dien verstande dat:

  • a. het kanaalgebonden bebouwing betreft;
  • b. dit toekomstige infrastructurele uitbreidingen niet onmogelijk maakt;
  • c. dit niet leidt tot uit milieuhygiënisch en/of veiligheidsoogpunt onaanvaardbare situaties.
43.15 vrijwaringszone - weg 0-50 meter en vrijwaringszone weg 50-100 meter
43.15.1 Bouwregels
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 0-50 meter' mogen geen bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van bouwwerken gerelateerd aan of ten behoeve van de verkeersbestemming c.q. het wegverkeer en faunavoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 50-100 meter' mag uitsluitend worden gebouwd, nadat vooraf overleg is gevoerd met en overeenstemming is bereikt met de wegbeheerder, i.c. Rijkswaterstaat.
43.15.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, gehoord Rijkswaterstaat, een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van bebouwing op de gronden gelegen binnen de 'vrijwaringszone - weg 0-50 meter' overeenkomstig het bepaalde in de onderliggende bestemming, met dien verstande dat:

  • a. dit toekomstige infrastructurele uitbreidingen niet onmogelijk maakt;
  • b. dit niet leidt tot uit milieuhygiënisch en/of veiligheidsoogpunt onaanvaardbare situaties.

Artikel 44 Algemene afwijkingsregels

44.1 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bepalingen van de beheersverordening ten aanzien van:

  • a. de bebouwing van niet voor 'Wonen' aangewezen gronden met gebouwen en andere bouwwerken, ten dienste van het openbare nut met een bouwhoogte van ten hoogste 3.50 meter en een inhoud van ten hoogste 50 m3 en met dien verstande dat bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2;
  • b. het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering, welke niet vergunningsvrij zijn, met dien verstande dat:
    • 1. de totale bouwhoogte van de antenne-installatie inclusief bebouwing ten hoogste 40.00 meter bedraagt;
    • 2. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2;
  • c. de in Hoofdstuk 2 genoemde en in de verbeelding van de beheersverordening aangeduide maten en percentages, met uitzondering van bestemmingsgrenzen, met dien verstande dat:
    • 1. de afwijking niet meer bedraagt dan 10%;
    • 2. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
  • d. het toestaan van evenementen die met een zekere regelmaat plaatsvinden en een planologische relevantie hebben vanwege de duur van de activiteit, waaronder het opbouwen en afbreken en/of vanwege de omvang van de activiteit, waaronder het aantal deelnemers/toeschouwers, met dien verstande dat:
    • 1. dit niet plaatsvindt op de voor Natuur aangewezen gronden;
    • 2. het bepaalde in de dubbelbestemmingen in acht wordt genomen;
    • 3. de evenementen zijn toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);
    • 4. het evenement maximaal 15 dagen aaneengesloten duurt, inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement;
    • 5. een locatie niet meer dan 3 maal per jaar voor een evenement wordt gebruikt;
    • 6. er geen horeca ter plaatse plaatsvindt, anders dan inherent aan het toegestane evenement;
    • 7. er geen detailhandel ter plaatse plaatsvindt, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten;
    • 8. er geen recreatief nachtverblijf ter plaatse plaatsvindt;
    • 9. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien;
    • 10. aan de van toepassing zijnde milieuwet- en regelgeving wordt voldaan;
    • 11. het evenement niet leidt tot onevenredige nadelige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
    • 12. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.
44.2 Algemene voorwaarden bij afwijken

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de regels van de beheersverordening, wordt het onderstaande in acht genomen:

  • a. er wordt geen substantiële afbreuk gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  • b. belangen van derden worden niet onevenredig nadelig geschaad of kunnen niet onevenredig nadelig geschaad worden;
  • c. er vindt geen onevenredige nadelige aantasting plaats van:
    • 1. de milieusituatie;
    • 2. het woonmilieu en de leefbaarheid ter plaatse;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende grond;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. de parkeerbalans in de directe omgeving, waarbij de parkeernormen overeenkomstig de richtcijfers van de ASVV/CROW in acht worden genomen.

Artikel 45 Overige regels

45.1 (Wettelijke) regels

Indien en voor zover in deze regels of in de verbeelding wordt verwezen naar wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening.

45.2 Gemeentelijke regels
45.2.1 Algemeen

Indien en voor zover in deze regels of in de verbeelding wordt verwezen naar gemeentelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze gelden op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening.

45.2.2 Bouwen en parkeernormen

Ten aanzien van bouwen en parkeernormen geldt dat:

  • a. op eigen terrein in voldoende mate in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
  • b. de op het tijdstip van aanvraag van de omgevingsvergunning geldende parkeernorm moet worden gehanteerd. De gemeente beschouwt de ASVV, CROW in het kader van deze beheersverordening als een gemeentelijke regeling.
45.2.3 Parkeren in de voortuin

Voor parkeren in de voortuin is het collegeadvies 'Parkeren in de voortuin' d.d. 15 april 2003 van toepassing, zoals opgenomen in Bijlage 5 bij de regels: 'Parkeren in de voortuin'.

45.3 Beeldkwaliteitplannen
45.3.1 Algemeen

Bouwwerken mogen alleen worden opgericht in de kern indien deze in overeenstemming zijn met het bepaalde in het 'Beeldkwaliteitplan Kom Bunde:', 'Beeldkwaliteitplan Kom Geulle:', 'Beeldkwaliteitplan op hoofdlijnen, Meerssen, Rothem en Weert:' of het 'Beeldkwaliteitplan Kom Ulestraten:'

45.3.2 Afwijken van de regels

Bij het toepassen van afwijkingsbevoegdheden ingevolge deze regels, worden de beeldkwaliteitplannen in acht genomen, zoals opgenomen in artikel 45.3.1.

45.4 Voorrangsregels
45.4.1 Strijdigheid belangen
  • a. In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, krijgt het belang van de dubbelbestemming voorrang.
  • b. In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een aanduiding, zoals opgenomen in artikel 43, krijgt het belang van de aanduiding voorrang.
  • c. In het geval van strijdigheid van belangen tussen een dubbelbestemming en een aanduiding, zoals opgenomen in artikel 43, geldt de meest beperkende regeling.
45.4.2 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen

Voor zover de belangen van dubbelbestemmingen conflicteren en het naleven van de belangen die gediend zijn door de bij dat conflict betrokken dubbelbestemmingen, niet mogelijk is, wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming;

Uitzondering hierop, in de vorm van nevenschikking, is mogelijk, wanneer compensatie van eventueel verlies aan kwaliteit is gegarandeerd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 46 Overgangsrecht

46.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan of de daarvoor geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan of die verordening.
46.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan of de daarvoor geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan of die verordening.
  • 5. In afwijking van het vierde lid, is het eerste lid wel van toepassing op het gebruik dat de natuurlijke personen die zijn genoemd in onderstaande tabel, op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening maakten van gronden en/of opstallen gelegen aan de in de tabel opgenomen adressen, met dien verstande dat zodra het betreffende strijdige gebruik duurzaam wordt beëindigd, dit niet meer is toegestaan.
naam   geboortedatum   adres   gebruik  
J.H.F.M. Timmermans   5 juli 1955   Eikenlaan ongenummerd/ Papenweg 79, Bunde   aannemersbedrijf  
dhr. D.J.H.J. Ummels   11 oktober 1990   Bunderstraat 206, Meerssen   showroom met een oppervlakte van maximaal 197 m2 ten behoeve van kunststofkozijnen, gokkasten en inboedels afkomstig uit faillissementen  
dhr. G.M.A.F. Huynen en
mevr. M.H.M. Huynen-Hazen  
9 maart 1964

3 februari 1978  
Bunderstraat 207, Meerssen   AGF-winkel (winkel in aardappelen, groenten en fruit) en de verkoop van seizoensgebonden producten.  
dhr. V. Bouwens en mw. E. Wilbers   8 maart 1958
3 januari 1966  
Hoolhuis 7c, Bunde   standplaats voor één woonwagen  

Artikel 47 Slotregel

Deze regels (met bijlagen) worden aangehaald als: Regels van de beheersverordening 'Kernen' van de gemeente Meerssen.