direct naar inhoud van Regels
Plan: Meerssen
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0938.BP03013-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Meerssen' met identificatienummer NL.IMRO.0938.BP03013-ON01 van de gemeente Meerssen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aan huis verbonden beroep

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar functie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die passend is bij de woonfunctie. Hieronder dienen niet te worden begrepen detailhandel, escortbedrijven of seksinrichtingen.

1.4 aan huis verbonden bedrijf

het verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit ter plaatse, in een gedeelte van de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar functie behoudt en de desbetreffende bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die passend is bij de woonfunctie. Het gaat enkel om bedrijven die niet vergunning- of meldingplichtig zijn in het kader van milieuwetgeving.

1.5 aan horeca verwante bedrijvigheid

het exploiteren van een gebouw als bijvoorbeeld een bingozaal, discotheek of speelautomatenhal.

1.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar door de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van gronden.

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding als het een vlak betreft.

1.8 afhaalpunt ten behoeve van internethandel

Een locatie waar de consument uitsluitend via internethandel bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten.

1.9 afhaalservice

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide kleine etenswaren voor consumptie elders, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwakalcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.10 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van het huishouden uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.11 afvalcontainer

een container voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet milieubeheer.

1.12 agrarisch bedrijf

bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden of fokken van dieren. Onder een agrarisch bedrijf worden eveneens begrepen een agrarisch hulp- en nevenbedrijf en een productie gebonden paardenhouderij.

1.13 agrarisch gebruik

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.14 agrotaverne

een aan een agrarisch bedrijf ondergeschikte toeristische voorziening, waar bedrijfsmatig eigen en streekgebonden dranken en/of etenswaren worden verstrekt. Ook worden hier cursussen gegeven in het kader van streekeducatie en voor het bereiden van streekgebonden producten, zoals kaas, balkebrij, wijn e.d.

1.15 ambacht(elijke)

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen waarbij het accent niet ligt op massavervaardiging, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht.

1.16 ander bouwwerk

bouwwerken, geen gebouw zijnde.

1.17 antennedrager

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.18 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.19 archeologisch monument

terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument.

1.20 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.21 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.22 bebouwingspercentage

een in de verbeelding van het plan of in de regels aangegeven percentage, dat het deel van het bestemmingsvlak dan wel van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.23 bedrijfsactiviteiten

vormen van bedrijf naar aard en omvang gelijk te stellen met of zoals opgenomen in bijlage 7, bijlage, 8 bijlage en bijlage 9 van de regels, conform de bijlage uit de brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.

1.24 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.25 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.26 bedrijfsvloeroppervlak

het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

1.27 beeldbepalend pand

te handhaven gebouw of bouwwerk gezien het karakter en de betekenis voor het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.

1.28 beeldkwaliteit

de aan een bouwwerk toegekende architectonische waarde met betrekking tot de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten.

1.29 Beeldkwaliteitplan Kom Bunde

het Beeldkwaliteitplan Kom Bunde, bevattende de intenties, aanbevelingen en/of richtlijnen voor het veiligstellen, creëren en verbeteren van de beeldkwaliteit in de kern Bunde, vastgesteld d.d. 7 juli 2011.

1.30 Beeldkwaliteitplan Kom Geulle

het Beeldkwaliteitplan Kom Geulle, bevattende de intenties, aanbevelingen en/of richtlijnen voor het veiligstellen, creëren en verbeteren van de beeldkwaliteit in de kern Geulle, vastgesteld d.d. 4 juni 2009.

1.31 Beeldkwaliteitplan op hoofdlijnen, Meerssen, Rothem en Weert

het Beeldkwaliteitplan op hoofdlijnen, Meerssen, Rothem en Weert, bevattende de intenties, aanbevelingen en/of richtlijnen voor het veiligstellen, creëren en verbeteren van de beeldkwaliteit in de kernen Meerssen, Rothem en Weert vastgesteld d.d. 16 oktober 2003.

1.32 Beeldkwaliteitplan Kom Ulestraten

het Beeldkwaliteitplan Kom Ulestraten, bevattende de intenties, aanbevelingen en/of richtlijnen voor het veiligstellen, creëren en verbeteren van de beeldkwaliteit in de kern Ulestraten, vastgesteld d.d. 4 juni 2009.

1.33 begane grond

de eerste bouwlaag boven het peil.

1.34 beperkt kwetsbaar object

een object dat in het Besluit externe veiligheid inrichtingen als beperkt kwetsbaar is aangemerkt.

1.35 beeldbepalend pand

te handhaven gebouw of bouwwerk gezien het karakter en de betekenis voor het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.

1.36 beeldkwaliteit

de aan een bouwwerk toegekende architectonische waarde met betrekking tot de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten.

1.37 beschermde monumenten

onroerende monumenten welke zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers of op grond van een gemeentelijke verordening bescherming genieten.

1.38 bestaand
  • a. bij bouwwerken: bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • b. bij gebruik: bestaand op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan of het betreffende planonderdeel.
1.39 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.40 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.41 bevoegd gezag

het bevoegd gezag in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of diens rechtsopvolger de Omgevingswet. Als hoofdregel is dit het college van burgemeester en wethouders van Meerssen.

1.42 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak (zoals een carport of overkapping).

1.43 bijgebouw (aangebouwd en vrijstaand)

een gebouw dat in stedenbouwkundig en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat het functionele gebruik van het gebouw in relatie tot het hoofdgebouw niet relevant is, maar wel ten dienste staat van het hoofdgebouw.

1.44 bijgebouwgrens

de grens van de (bouw)aanduiding 'bijgebouwen'.

1.45 boogkas (wandelkap)

een constructie van metaal of een ander materiaal met een hoogte van maximaal 2,50 meter, dat met plastic of in gebruik daarmee overeenkomend materiaal is afgedekt ter vervroeging of verlenging van het teeltseizoen van tuinbouw- of fruitteeltproducten. Onder een boogkas wordt ook een draagluchthal verstaan.

1.46 borstwering

het bovenste deel van de gevel wat boven de zoldervloer uitsteekt, waarop de muurplaat rust.

1.47 (bouw)aanduiding 'bijgebouwen'

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.48 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, en ook het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.49 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.50 bouwlaag (voor woningen)

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grondlaag en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder;

ter verduidelijking:

bij bepaling van één bouwlaag gelden de bepalingen zoals die zijn opgenomen in het bouwbesluit en de bouwverordening of de rechtsopvolgers volgens de Omgevingswet, AMvB's en gemeentelijke verordening Vfl2024 en overige zich onder de kap bevindende ruimten met een maximale hoogte van 3,20 meter voor woningen en 4,50 meter voor andere gebouwen.

1.51 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.52 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.53 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.54 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.55 brug:

een vaste (of beweegbare) verbinding voor het verkeer tussen twee punten die door water gescheiden zijn.

1.56 (eet-)café

een horecabedrijf, waarin alcoholvrije en alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse, eventueel met daaraan ondergeschikt het bereiden en verstrekken van maaltijden, waarbij geen nachtverblijf wordt verstrekt.

1.57 carport/overkapping

een bouwwerk met tenminste een dak en niet of aan maximaal twee zijden van wanden voorzien, inclusief bestaande wanden.

1.58 complementaire daghoreca

aan de hoofdfunctie ondergeschikt horeca-activiteiten die zijn gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van alcoholvrije dranken en etenswaren. Hierbij kan worden gedacht aan een terras langs een recreatieve wandel- of fietsroute of een theetuin c.q. theeschenkerij.

1.59 containervelden

werk niet zijnde bouwwerk bestaande uit grond afgedekt met plastic, antiworteldoek en/of beton, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten.

1.60 cultuurhistorische waarde

de aan het bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

ter verduidelijking:

daarbij gaat het om archeologisch, historisch-landschappelijk en/of historisch-bouwkundig waardevolle zaken, zoals die tot uitdrukking kunnen komen in archeologische elementen, bodemprofiel en reliëf (met name oude akkers), beplanting, verkaveling, slotenpatroon en bebouwing.

1.61 daghoreca

vormen van horeca, die in principe plaatsvinden tussen 10:00 uur en 20:00 uur en niet gericht zijn op het verstrekken van een nachtverblijf.

1.62 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten.

1.63 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop of te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop of verhuur of leasing, en ook het verkopen en/of leveren en/of bewaren van goederen aan personen die, die goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

ter verduidelijking:

dienstverlening door een horecabedrijf, een coffeeshop en een sekswinkel worden hieronder niet begrepen.

1.64 detailhandel in brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen

detailhandel in goederen die naar hun aard zodanig brand- en/of explosiegevaar kunnen opleveren dat uitstalling ten verkoop in een woon-/winkelgebied niet verantwoord is.

1.65 detailhandel in dagelijkse goederen

handel in onder meer – van oorsprong - dierlijke voedingsmiddelen (te weten wild en gevogelte, vis, vlees en vleeswaren, melk en zuivelproducten) en detailhandel in plantaardige voedingsmiddelen, genotmiddelen resp. levensmiddelen algemeen sortiment (te weten aardappelen, groente en fruit, brood, koek en banket, chocolade en suikerwerken, consumptie-ijs, alcoholhoudende en alcoholvrije dranken, tabaksproducten, gespecialiseerd in niet elders genoemde voedings- en genotmiddelen, levensmiddelen, algemeen assortiment, parfumerie-, toilet- en cosmetische artikelen, drogisterij artikelen, bloemen en planten, zaden en tuinbenodigdheden.

1.66 detailhandel in niet-dagelijkse goederen

detailhandel, niet zijnde detailhandel in dagelijkse goederen.

1.67 detailhandel in ter plaatse geproduceerde goederen/productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.68 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een relatief groot oppervlakte nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichting artikelen, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair, meubelen, bouwmarkten en detailhandel in landbouwwerktuigen.

1.69 dienstverlening

bedrijf of instelling voor het bedrijfsmatig verrichten van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen een kapperszaak, schoonheidsinstituut, fotostudio, uitzendbureau, bank, stomerij, wasserette, apotheek, reisbureau en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf, een horecabedrijf, een centrum voor fysiotherapie, een fitnesscentrum, een seksinrichting en een coffeeshop;

bij de toetsing van deze regels wordt als volgt geoordeeld:

een dienstverlenend bedrijf dient te passen in een woonwijk (geen baliefunctie) en aan de woonfunctie ondergeschikt te zijn.

1.70 duiker

een gesloten constructie onder een weg, spoorweg kade, dijk enzovoorts ten behoeve van het afvoeren van water.

1.71 ecologische waarde

waarde betreffende de natuurlijke samenhang tussen organismen en hun milieu.

1.72 ecoduct

een viaduct dat uitsluitend wordt gebruikt om dieren een weg te laten kruisen.

1.73 ecovoorziening

een civieltechnische installatie of installatie in/of onder de infrastructuur die een functie ten behoeve van de natuur vervult.

1.74 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van het gebouw.

ter verduidelijking:

de zorgvuldigheid gebiedt na te gaan of bepaald gebruik niet is uitgesloten;

achtererf is het gedeelte dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen;

zijerf is het gedeelte dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen;

voorerf is het gedeelte dat voor de voorgevelrooilijn is gelegen, zijnde gelegen voor het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen'.

1.75 escortbedrijf

bedrijf gevoerd door een natuurlijk persoon, groep van personen, en/of rechtspersoon die prostitutie aanbiedt, die uitgeoefend wordt op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte of woning.

1.76 extensief recreatief medegebruik

vormen van recreatief medegebruik gericht op natuur- en landschapsbeleving, die plaatsvinden in gebieden met weinig of geen recreatieve voorzieningen en waarbij per oppervlakte-eenheid weinig mensen aanwezig zijn.

1.77 gastouderopvang

gastouderopvang als bedoeld in artikel 1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

1.78 gebruiken:

het gebruiken, doen en laten gebruiken.

1.79 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.80 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.

1.81 gemaal

een inrichting, bestaande uit een pompgemaal en een gebouw of opstal, ten behoeve van het bemalen van een polder of open water, waarmee de stand van het oppervlaktewater kan worden geregeld.

1.82 gestapelde woning/meergezinswoning

een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen en/of wooneenheden bevat.

1.83 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengingsvermogen van de grond.

1.84 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.85 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, situering, afmetingen of bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.86 hoog opgaande beplanting

beplanting hoger dan 4.00 meter.

1.87 horecabedrijf

een bedrijf of instelling, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt en/of waarin zaalaccommodatie wordt geëxploiteerd. Onder exploitatie van zaalaccommodatie wordt verstaan: het bieden van ruimte en voorzieningen voor congressen, feesten en dergelijke, zulks met uitsluiting van discotheek, seksinrichting, detailhandel en/of van 'vliegende' winkels, ingericht voor tijdelijke verkoop.

1.88 horeca van categorie 1

een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen (winkelondersteunende horeca) en waar kleine etenswaren en drank worden verstrekt. Daaronder worden begrepen: automatiek (verkoopautomaat), broodjeszaak, croissanterie, koffiebar, lunchroom, tearoom, ijssalon (hoofddoel verstrekken van consumptie-ijs voor gebruik ter plaatse), traiteur (iemand die spijzen bereidt en aan huis bezorgt).

1.89 horeca van categorie 2

een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren al dan niet voor consumptie ter plaatse. Daaronder worden begrepen: bistro, brasserie, restaurant, cafetaria, snackbar, proeflokaal inclusief verstrekken van maaltijden/etenswaren, shoarma/grillroom, met eventueel een bezorg- of afhaalservice (pizzeria, chinees).

1.90 horeca van categorie 3

een horecabedrijf waarbij de exploitatie geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, eventueel in combinatie met het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd (zwaartepunt is verstrekken van dranken). Voor een goed functioneren zijn deze zaken ook een gedeelte van de nacht geopend. Daaronder worden begrepen: café (al dan niet met bijbehorende zaal), eetcafé, danscafé, grand café, bierhuis, biljartcentrum/snookercafe, proeflokaal exclusief verstrekken van maaltijden/etenswaren.

1.91 horeca van categorie 4

een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van nachtverblijf. Dat kan worden gecombineerd met bijvoorbeeld een restaurant. Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.

1.92 horeca van categorie 5

een horecabedrijf dat gelet op vloeroppervlakte veel bezoekers trekt en waar geluid een belangrijk onderdeel is van de bedrijfsvoering. Onder deze categorie vallen zaken die geheel of in overwegende mate zijn gericht op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot dansen, al dan niet met livemuziek en al dan niet in combinatie met het verstrekken van alcohol houdende dranken en etenswaren. Daaronder worden begrepen: zalenverhuur/partycentrum (regulier gebruik t.b.v. feesten, muziek, dansevenementen), dancing, discotheek, bar/nachtclub, casino of amusementscentrum met horeca.

1.93 hotel

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van nachtverblijf met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.

1.94 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meerdere personen waarvan er ten minste één meerderjarig is, die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren.

Bedrijfsmatige kamerverhuur en bijzondere woonvormen vallen niet onder het begrip 'huishouden'.

1.95 internethandel/webwinkel

een detailhandelsvestiging waar goederen via het internet of via de telefoon worden besteld en betaald.

1.96 intensieve veehouderij

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, en ook naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij.

1.97 invliegfunnel

een denkbeeldige door vlakken gevormde ruimte, die aansluit op en ligt in het verlengde van de startbaan van het vliegveld Maastricht Aachen Airport en die geprojecteerd op het aardoppervlak een bepaald gebied beslaat waarboven de start- en landingsprocedures nog veilig kunnen worden uitgevoerd. Genoemde vlakken zijn op de verbeelding aangegeven met (bouwhoogte)lijnen. De door deze lijnen getrokken vlakken mogen nergens, qua bouwhoogte, door enige bebouwing worden doorstoken.

1.98 karakteristiek

alle rijks- en gemeentelijke monumenten, welke zijn opgenomen in bijlage 3 bij de regels: 'Overzicht monumenten' en overige als karakteristiek aan te merken bebouwing.

1.99 karakteristieke bebouwing

te handhaven gebouw of bouwwerk gezien de betekenis voor het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.

1.100 kantoor

een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bedoeld zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;

ter verduidelijking:

kantoren kunnen worden onderscheiden in kantoren met en zonder een baliefunctie.

1.101 kamerbewoning (kamergewijze verhuur)

woonvorm, waarbij sprake is van onzelfstandige woonruimte die bestaat uit één of meer verblijfsruimten, die geen eigen afzonderlijke toegang heeft en waarbij de bewoner afhankelijk is van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen (keuken, douche/bad en/of toilet) buiten die onzelfstandige woonruimte, met dien verstande dat hieronder niet wordt verstaan maatschappelijke voorzieningen in de vorm van beschermd en/of verzorgd wonen.

1.102 kampeermiddel

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, met uitzondering van een bijzettentje voor bijvoorbeeld de kinderen. Eén en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen zijn voorzien van een as-/wielstelsel en verplaatsbaar zijn, en ook geheel zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.103 kampeerplaats

een in of op het terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, door middel van nummering, stroomvoorzieningen, erfafscheiding of anderszins, voor het plaatsen of geplaatst houden van maximaal één kampeermiddel ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf;

ter verduidelijking:

een bijzettentje voor bijvoorbeeld de kinderen wordt niet gezien als apart kampeermiddel.

1.104 kampeerseizoen

de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

1.105 kas

een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of ander materiaal en dienend tot kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen evenals in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen. Schuurkassen, permanente hoge boogkassen (>1.5 meter, <2.5 meter) en boogkassen > dan 2,5 meter worden beschouwd als een kas.

1.106 kelder

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,50 meter boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel gelegen is.

1.107 kleinschalig recreatieve voorziening

voorziening ter ondersteuning van het recreatieve medegebruik.

1.108 konditorei

banketbakkerij waar men ook koffie of thee kan drinken.

1.109 kunstwerk

een civieltechnische constructie of installatie in de infrastructuur die een of meer functies vervult.

1.110 landschap

een complex van relatiestelsels, tezamen een herkenbaar deel aardoppervlak vormend, dat gemaakt is en in stand gehouden wordt door de wederzijdse beïnvloeding van levende en niet-levende natuur en ook de wisselwerking met de mens.

1.111 landschappelijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat geheel.

1.112 luifel

afdak of overkapping aan of bij een gebouw, aan de openbare zijde, al of niet ondersteund.

1.113 maatschappelijke doeleinden

doeleinden ten behoeve van educatieve, sociale, religieuze, culturele, sportieve, recreatieve, verzorgende en overheidsfuncties.

1.114 kwetsbaar object:

een object dat in het Besluit externe veiligheid inrichtingen als kwetsbaar is aangemerkt.

1.115 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.116 Masterplan Businesspark MAA

het Masterplan Businesspark MAA, bevattende de intenties, aanbevelingen en/of richtlijnen voor het veiligstellen, creëren en verbeteren van de beeldkwaliteit op het Businesspark MAA, d.d. mei 2005.

1.117 milieusituatie

de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden en een verkeer aantrekkende werking.

1.118 monumentale waarde

waarden van zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.

1.119 monumenten

alle rijks- en gemeentelijke monumenten, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde, en ook terreinen van belang wegens de aanwezigheid daar van voornoemde zaken.

1.120 natuurcamping

een kampeerterrein waar trekkershutten en tijdelijke kampeermiddelen worden geplaatst in een omgeving die waarde heeft vanuit het oogpunt van natuurschoon of natuurleven, op een zodanige wijze dat dit geen onevenredige nadelige effecten heeft op de aanwezige natuurwaarden.

1.121 natuurkamperen

het tijdelijk plaatsen van kampeermiddelen op plaatsen in een omgeving die waarde hebben uit het oogpunt van natuurschoon of natuurleven, op een zodanige wijze dat dit geen onevenredige nadelige effecten heeft op de aanwezige natuurwaarden.

1.122 natuurwetenschappelijke/natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.123 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit, en de elektronische communicatie en ook soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, schakelkastjes, pompstations, gemalen en voorzieningen voor warmte-/koudeopslag.

1.124 niet grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering, waarbij hoofdzakelijk geen gebruik wordt gemaakt van open grond en waaronder ten minste wordt verstaan een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij en een intensief veehouderijbedrijf dan wel een tak van deze bedrijvigheid.

1.125 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1.20 meter boven peil is gelegen.

1.126 ondergeschikte functie

een functie die qua omvang en uitstraling ondergeschikt is aan een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie, maar indien dat in de bestemmingsomschrijving niet expliciet is aangegeven aan die functie niet ten dienste hoeft te staan c.q. daar functioneel mee verbonden hoeft te zijn.

1.127 ondergronds bouwen

het bouwen en in gebruik nemen van de ruimte onder het peil.

1.128 onderkomens

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, tenten, schuiltenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

1.129 onzelfstandige woonruimte

woonruimte,  welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

1.130 overkapping

een bouwwerk met een dakafdekking en ten hoogste twee wanden.

1.131 overloopterrein

een terrein dat pas als parkeerterrein in gebruik wordt genomen, nadat is gebleken en geconstateerd dat de overige parkeerterreinen in de directe omgeving, onvoldoende parkeercapaciteit hebben om aan de parkeerbehoefte op de betreffende dag te kunnen voldoen.

1.132 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor een ander bouwwerk: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

ter verduidelijking:

over het algemeen kan aangenomen worden dat het peil bij bestaande bebouwing gelijk is aan de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer.

1.133 pension

een accommodatie met slaapplaatsen voor logiesverstrekking in overwegend een- en tweepersoonskamers, waar afzonderlijke maaltijden, kleine etenswaren en dranken kunnen worden verstrekt aan gasten doch niet aan passanten.

1.134 perceel

een deel van het Nederlands grondgebied van welk deel de Dienst voor het kadaster en openbare register, de begrenzing met behulp van landmeetkundige gegevens heeft vastgelegd op grond van gegevens betreffende de rechtstoestand, bestemming en het gebruik dat door zijn kadastrale aanduiding is gekenmerkt.

1.135 Provinciale Woonvisie

de Provinciale Woonvisie Limburg, d.d. 1 februari 2011 dan wel zijn rechtsopvolger,

1.136 recreatiewoning

een permanent aanwezig gebouw, geen woonkeet en een caravan of andere constructie zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.

1.137 regels van stedenbouwkundige aard

regels met betrekking tot:

  • de wegen waaraan gebouwd mag worden;
  • de hoogte;
  • de massa;
  • de rooilijnen, en
  • de plaatsing van bouwwerken ten opzichte van elkaar.
1.138 regenkap

een constructie van houten, gegalvaniseerde, verzinkte stalen palen of iets dergelijks met daarop een boog met een kap van transparante folie.

1.139 relatie

een verbindingslijn in de verbeelding van het plan die één of meerdere bij elkaar behorende bouwvlakken met elkaar verbindt, waardoor er sprake is van één bedrijf, één woning, één voorziening, etc.

ter verduidelijking:

dit teken geeft aan dat een vrijstaand bijgebouw geen nieuwe zelfstandige woning vormt.

1.140 restaurant

een horecabedrijf waarbij geen logies worden verstrekt en dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.141 ruimtelijke kwaliteit

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.

1.142 risicovolle inrichting

een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (BRZO'99) of het Vuurwerkbesluit danwel hun rechtsopvolgers volgens de Omgevingswet.

1.143 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden.

onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan:

een (raam-)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.144 serre

een voornamelijk uit glas bestaande uitbouw/constructie aan een woonhuis, welke meestal een geheel vormt met het huis en die via deuren in directe verbinding met de tuin staat en waarbij het glas is gevat in ijzer, hout, aluminium of kunststof.

1.145 sociale veiligheid

een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbar en sociaal controleerbaar is.

1.146 standplaats

een kavel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van de gemeente kunnen worden aangesloten.

1.147 stedenbouwkundig beeld

ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de aansluitende terreinen, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen.

1.148 straatmeubilair

verkeersgeleiders, rampalen/amsterdammertjes, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, telefooncellen, abri's, kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen, pinautomaten, kleinschalige constructies voor een jongerenontmoetingsplaats en daarmee vergelijkbare objecten.

1.149 Structuurvisie Buitengebied

de Structuurvisie Buitengebied gemeente Meerssen zoals vastgesteld op 31 mei 2012.

1.150 teeltondersteunende voorzieningen:

voorzieningen/constructies met als doel het gewas te forceren tot meer groei en of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlaten ten opzichte van normale open teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen dat leidt tot een betere kwaliteit van het product.

1.151 tijdelijke teeltondersteunende voorziening

teeltondersteunende voorziening die korter dan 6 maanden, al of niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig is.

1.152 tijdelijke voorzieningen voor het project Grensmaas

Bouwwerken en werken en werkzaamheden met een tijdelijk karakter die noodzakelijk zijn in het kader van het project Grensmaas ten behoeve van een goede aan- en afvoer, verwerking en opslag van grondstoffen, dekgronden en van materiaal ter afwerking van de ontgraven gebieden, het behoud van het woon- en leefmilieu en het in stand houden van de bereikbaarheid en in het kader van directievoering of uitvoering.

Onder tijdelijke voorzieningen worden onder andere begrepen:

tijdelijke geluidbeperkende constructies in de vorm van zeecontainers en/of grondwallen, kantoorunits, opslagloodsen en werkplaatsen, transportfaciliteiten, ongelijkvloerse kruisingen, verwerkingsbekkens, ringdijken, tijdelijke gronddepots, tijdelijke invaarten, loskades, werkwegen en watergangen.

1.153 trekkershut

bouwwerk dat geheel of gedeeltelijk blijvend is bestemd of ingericht dan wel wordt gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.154 tuin

terrein ten behoeve van de aanleg van groenvoorzieningen, met de daarbij behorende verharding (paden, terrassen) en vijvers en dat in overwegende mate niet voor bebouwing in aanmerking komt.

1.155 vaste staanplaats

het gedeelte van een kampeerterrein aangewezen voor recreatief nachtverblijf in één of meerdere kampeermiddelen welke gedurende het gehele jaar aanwezig mogen zijn.

1.156 verblijfsgebied:

gedeelte van één of meer bouwwerken op een perceel met dezelfde bestemming, met ten minste één verblijfsruimte bestaande uit een of meer op dezelfde bouwlaag gelegen aan elkaar grenzende ruimten anders dan een toilet-, bad-, technische of verkeersruimte.

1.157 verblijfsrecreatie

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf zoals recreatiewoningen, bed&breakfast, logeergebouw, door personen die elders een woon- of verblijfplaats hebben.

1.158 verblijfsruimte

ruimte voor het verblijven van mensen, dan wel een ruimte, van één of meer bouwwerken op een perceel met dezelfde bestemming, waarin dezelfde kenmerkende activiteiten plaatsvinden.

1.159 vervangende nieuwbouw

het realiseren van een hoofdgebouw ter vervanging van en ter plaatse van een bestaand hoofdgebouw, waarbij geen toename van het aantal zelfstandige woonruimten plaatsvindt.

1.160 verkeerstechnische uitrusting

alle bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die een functie hebben ten behoeve van een veilige en efficiënte verkeersafwikkeling, waaronder begrepen verlichtingselementen, verkeersborden, verkeerslichteninstallaties en bewegwijzeringborden en –portalen.

1.161 verkeersveiligheid

de veiligheid voor het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers.

1.162 verkoop vloeroppervlak/ bedrijfsvloeroppervlak

het vloeroppervlak van ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor een winkel en/of bedrijfsactiviteiten.

1.163 vloeroppervlak met woonfunctie

de oppervlakte van het hoofdgebouw.

1.164 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf met tenminste de arbeidsomvang van een volwaardige arbeidskracht en een zodanige bedrijfsomvang (minimaal 70 Nederlandse grootte-eenheden (nge's)) dat de continuïteit ook op langere termijn in voldoende mate is gewaarborgd.

1.165 voorgevel

gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de openbare weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt.

1.166 voorgevelrooilijn

de bouwgrens/lijn die is gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens, die uitgezonderd toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde of de van de weg afgekeerde zijde niet mag worden overschreden;

ter verduidelijking:

onder bouwgrens valt zowel de grens van een bouwvlak als de grens van de aanduiding 'bijgebouwen'.

1.167 waterhuishoudkundige voorziening

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten etc.

1.168 welstandscommissie/stadsbouwmeester

door de gemeenteraad benoemde onafhankelijke commissie/deskundige, die aan het bevoegd gezag advies uitbrengt ten aanzien van de vraag of het uiterlijk of de plaatsing van een bouwwerk of standplaats, in strijd is met redelijke eisen van welstand.

1.169 weg

een voor het rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, en ook de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.

1.170 woonwagen

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.171 woning/wooneenheid

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.

1.172 woningsplitsing

het bouwkundig en/of functioneel splitsen van één woning in twee of meer woningen dan wel het omzetten van één of meer wooneenheden naar één of meer woningen en/of het toevoegen van een extra woning in een bijbehorend bouwwerk.

1.173 zelfstandige woonruimte

wooneenheid met een eigen toegang, die door een huishouden kan worden bewoond zonder dat het huishouden daarbij afhankelijk is van voor bewoning noodzakelijke voorzieningen, zoals keuken, toilet en badkamer, buiten die woonruimte.

1.174 zolder

ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken, met een borstwering van maximaal 1,00 meter hoog, en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.

1.175 zorgboerderij

een agrarisch of overwegend agrarisch bedrijf dat naast de agrarische activiteiten (al dan niet als nevenactiviteit) een sociaal-maatschappelijke functie heeft door mensen te werk te stellen die een bepaalde mate van zorg behoeven.

1.176 zorgwoning

een woning geschikt voor bewoners met een lichamelijke en/of geestelijke handicap die aangepast is voor en waar zorg dan wel begeleiding geleverd wordt of de levering van zorg dan wel begeleiding (in de toekomst) mogelijk is.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Meetregels

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.1.2 het bebouwingspercentage:

het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover in de verbeelding van het plan bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.

2.1.3 de bedrijfsvloeroppervlakte:

binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

2.1.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.5 het bruto vloeroppervlakte van een bouwlaag:

op de vloer van de bouwlaag, tussen de binnenzijde van de gevelmuren (en/of gemeenschappelijke scheidingsmuren).

2.1.6 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.1.7 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van een goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.1.8 de hoogte van een bouwlaag:

de afstand tussen de scheidende vloerdelen gemeten van bovenkant afgewerkte vloer tot bovenkant afgewerkte vloer.

2.1.9 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.1.10 de lengte, breedte, diepte van een bouwwerk:

de buitenwerks (tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren) gemeten afstand.

2.1.11 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.1.12 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.1.13 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, lichtkoepels, gevel- en kroonlijsten, en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- en/of de bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 meter wordt overschreden. Voor luifels, erkers en balkons geldt dat de bouw- en/of bestemmingsgrens met niet meer dan 1.00 meter wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. duurzaam agrarisch gebruik;
  • b. bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;

en ook voor:

  • f. kleinschalig agrarisch gebruik ten behoeve van hobbymatig agrarisch gebruik in de vorm van bijvoorbeeld schapen- en paardenweiden, siertuinen met inheemse beplanting, moestuinen en kruidentuinen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig gebruik';
  • g. een intensieve veehouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  • h. een landschappelijke inpassing in de vorm van gebiedseigen groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, zoals hagen, bomen en opgaande/afschermende beplanting;
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschapsplan';
  • i. een landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschapsplan zoals weergegeven in bijlage 15 behorende bij deze regels:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 8';
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 16';
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 21';
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 22';
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 25';
  • j. uitloop van de landingsbaan van het vliegveld in geval van calamiteit ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - RESA';

met daaraan ondergeschikt:

  • k. instandhouding en herontwikkeling van de oorspronkelijke landschapsstructuur;
  • l. instandhouding en ontwikkeling van de landschappelijke openheid;
  • m. ontsluiting van de afzonderlijke percelen;
  • n. extensief recreatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  • o. voorzieningen en bouwwerken bij bovengenoemde functies en doeleinden, zoals verharding, wegen, paden, kunstwerken en beplanting;
  • p. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtneming van het parkeerbeleid uit artikel 60.3.2 en artikel 60.3.3.

3.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op en onder de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden is bouwen toegestaan ten dienste van de bestemming, waarbij ook voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen worden gebouwd die noodzakelijk zijn voor het agrarisch gebruik, met een maximale bouwhoogte van 1,50, tenzij het bepaalde in artikel  58.21.8 van toepassing is;
  • b. gebouwen die noodzakelijk zijn voor het agrarisch gebruik (opslag), uitsluitend binnen het 'bouwvlak', met een maximale goothoogte van 2,6 meter en indien voorzien van een kap, dient de kap een helling van ten minste 15° en ten hoogste 45° te hebben;
  • c. voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in artikel 56.4.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 60.4.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van de aanleg van kleinschalige recreatieve voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van de aanleg van kleinschalige recreatieve voorzieningen (zit- en schuilgelegenheid, picknickplaatsen) mits de aanleg geen onevenredige afbreuk doet aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap, met dien verstande, dat:

  • a. de oppervlakte aan recreatieve bouwwerken per voorziening ten hoogste 20 m² mag bedragen;
  • b. de goothoogte ten hoogste 2,60 meter mag bedragen;
  • c. bouwwerken, voorzien van een dak, met een kap van ten minste 15° zullen en ten hoogste 45° mogen worden afgedekt;
  • d. voordat de omgevingsvergunning wordt verleend, met een vooronderzoek inzicht in de flora en fauna waarden van het gebied dient te zijn gegeven;
  • e. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

3.4.2 Afwijken van de bouwregels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig gebruik'

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van gebouwen en/of andere bouwwerken, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig gebruik', met dien verstande, dat:

  • a. maximaal één gebouw mag worden opgericht per perceel;
  • b. de oppervlakte van een gebouw en/of een ander bouwwerk ten hoogste 20 m² mag bedragen;
  • c. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 3,00 meter mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5,00 meter mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 3,00 meter mag bedragen;
  • f. bouwwerken, voorzien van een dak, met een kap van ten minste 15° zullen en ten hoogste 45° mogen worden afgedekt;
  • g. gebouwen op basis van een inpassingsplan afgestemd worden op de specifieke omgevingskenmerken (landschappelijke inpassing, eventueel stedenbouwkundig ontwerp en culturele aspecten);
  • h. voordat de omgevingsvergunning wordt verleend, met een vooronderzoek inzicht in de flora en fauna waarden van het gebied dient te zijn gegeven;
  • i. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

3.4.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van paardenbakken

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van paardenbakken mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap en met dien verstande, dat:

  • a. de paardenbakken uitsluitend mogen worden opgericht op aan de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aansluitende gronden;
  • b. de paardenbakken uitsluitend mogen worden opgericht achter of in het verlengde van de voorgevelrooilijn van aansluitende gronden;
  • c. de afstand tussen de paardenbak en een woning van derden minimaal 50 meter bedraagt;
  • d. de aantasting van het buitengebied en in het bijzonder de aantasting van de voor het buitengebied kenmerkende graslanden zoveel mogelijk worden beperkt, dan wel worden voorkomen;
  • e. in de paardenbak geen obstakels, zoals spring- en dressuurvoorzieningen aanwezig zijn;
  • f. in de paardenbak geen lessen of daarmee vergelijkbare instructies worden gegeven;
  • g. de omheining van de paardenbak niet hoger is dan 1,50 meter;
  • h. de omheining vervaardigd is van materiaal in een omgevings-neutrale kleur;
  • i. geen gebruik gemaakt wordt van kunststofmaterialen, afgedankte vangrails en andere omgevingsonvriendelijke materialen;
  • j. de te gebruiken bodembedekking van de paardenbak uitsluitend bestaat uit milieuhygiënisch verantwoorde en omgevingsvriendelijke materialen die geen stofoverlast kunnen veroorzaken;
  • k. de paardenbak aan het oog wordt onttrokken door een beplanting bestaande uit inheemse en omgevingskenmerkende planten en/of bomensoorten; bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning dient in alle gevallen een daartoe strekkend beplantingsplan te worden overgelegd;
  • l. de paardenbak niet groter is dan 800 m2;
  • m. het maximaal één paardenbak betreft;
  • n. de paardenbak niet voorzien is van een buitenverlichting. Onder buitenverlichting wordt in ieder geval verstaan lichtmasten of daarmee vergelijkbare constructies, opgesteld rondom de buitenbak. Uitgangspunt is dat er geen hinderlijke verlichting in het buitengebied in welke mate dan ook ontstaat;
  • o. aangetoond wordt dat situering van de bouwvlak binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' niet mogelijk is om bedrijfseconomische redenen;
  • p. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

3.4.4 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.1 ten behoeve van het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. in het geval de oppervlakte ten behoeve van tijdelijke boogkassen en tijdelijke regenkappen na afwijking meer dan 10% van de totale teeltoppervlakte van een bedrijf uitmaakt, vooraf advies is verkregen van de regionale kwaliteitscommissie;
  • b. omliggende waarden en functies niet onevenredig nadelig worden aangetast;
  • c. de afwijking niet leidt tot aantasting van de karakteristieke openheid van de plateaus, aangegeven op de kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen behorende bij de provinciale 'Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen' zoals opgenomen in bijlage  14 van de regels;
  • d. de afwijking geen betrekking heeft op hellingen met een hellingspercentage van 4% of meer, volgens de bij de provinciale 'Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen' behorende kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen, zoals opgenomen in bijlage 14 van de regels;
  • e. de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering van de omgevingskwaliteit in die zin dat de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen landschappelijk worden ingepast en deze landschappelijke inpassing in het afwijkingsbesluit wordt opgenomen. De landschappelijke inpassing dient daarbij te voldoen aan het provinciale beleid en de 'Structuurvisie Buitengebied' (module 7) zoals opgenomen in bijlage 1 van de regels;
  • f. rekening moet worden gehouden met de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Zuid Limburg;
  • g. containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (in de vorm van regenkappen en boogkassen), voor zover deze niet binnen de agrarische bedrijfsbestemming opgericht kunnen worden, uitsluitend mogen worden opgericht op aan de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aansluitende gronden, als en voor zover niet gelegen binnen het beekdal zoals opgenomen in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg;
  • h. indien vanuit agrarische en/of landschappelijke motieven aangetoond kan worden dat aansluiting aan de bestaande agrarische bouwkavel niet mogelijk is, containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (in de vorm van regenkappen en boogkassen) ook op verder gelegen gronden mogen worden opgericht, waarbij geen zelfstandige bouwkavel mag ontstaan;
  • i. de tijdelijke teeltondersteunende na afloop van een termijn van maximaal 6 maanden verwijderd worden;
  • j. advies moet worden ingewonnen bij een regionale kwaliteitscommissie;
  • k. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

3.4.5 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van oprichten hagelnetten

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.1 ten behoeve van het oprichten van hagelnetten, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. het oprichten van hagelnetten niet plaatsvindt in de beekdalen en laagten van Limburg volgens het Provinciaal Omgevingsplan Limburg en volgens de kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen behorende bij de provinciale 'Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen' zoals opgenomen in bijlage  14 bij de regels;
  • c. bij het oprichten van hagelnetten op hellingen kleiner dan 4%, dit niet ten koste gaat van de karakteristieke openheid van de plateaus;
  • d. bij het oprichten van hagelnetten op hellingen groter dan 4%, dit niet ten koste gaat van de karakteristieke openheid van de plateaus, de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de beleving van het landschap;
  • e. de hagelnetten ten behoeve van de landschappelijke inpassing niet mogen doorlopen tot aan de grond aan de randen van de percelen waarop de hagelnetten worden toegelaten;
  • f. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken en/of laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor en/of als:

  • a. staanplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
  • b. sport- en wedstrijdterrein, parkeerterrein, buitenmanege of lig- en speelweide, anders dan ten behoeve van extensief recreatief medegebruik;
  • c. het beproeven van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen, met uitzondering van rally's en puzzelritten;
  • d. het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
  • e. staanplaats voor (motor)voertuigen en (aanhang)wagens, al dan niet geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • f. het opslaan van mest(stoffen) uitgezonderd in mestzakken, als daarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
  • g. opslagdoeleinden, zoals onder andere het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen en ook tuinafval, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
  • h. terrein voor het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, uitgezonderd het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
  • i. de nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf;
  • j. het oprichten van bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van verlichting, zoals lantaarnpalen, lichtmasten en verlichtingspalen.

3.5.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van bouwwerken voor en/of als:

  • a. bewoning;
  • b. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • c. detailhandel en groothandel;
  • d. transport- en/of garagedoeleinden;
  • e. horeca;
  • f. opslagdoeleinden, uitgezonderd opslagdoeleinden die verband houden met de agrarische bedrijfsvoering;
  • g. stalling van (motor)voertuigen.

3.5.3 Landschappelijke inpassing

Het gebruiken en/of het laten gebruiken van de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden conform de bestemming 'Agrarisch' is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 3.1.1, sub h. en sub i. binnen 2 jaar na afgifte van de omgevingsvergunning en/of de planologische maatregel is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, het ophogen, egaliseren van de bodem, uitgezonderd de aanleg van drinkpoelen en uitgezonderd werkzaamheden in verband met het herstel van ecologische waarden;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. het aanleggen en geheel of gedeeltelijk verwijderen van groenstroken, waaronder begrepen lijnvormige elementen en grasbanen, graften, bosstroken en grasbanen, anders dan ter bestrijding van erosie en voorkoming van wateroverlast;
  • e. het aanbrengen van hoog opgaande beplanting anders dan ten behoeve van de ecologische hoofdstructuur;
  • f. het bebossen van gronden;
  • g. het scheuren van grasland in beekdalontwikkelingszone en kwel- en bronzones overeenkomstig bijlage 12 van de regels.

3.6.2 Uitzonderingen

Het in artikel 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werkzaamheden:

  • a. die normaal beheer of onderhoud betreffen;
  • b. van ondergeschikte betekenis;
  • c. welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering zijn, dan wel op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd; zoals spitten, niet dieper dan 0,30 meter en het aanleggen van onverharde voetpaden.

3.6.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in artikel 3.1.1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig nadelig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijziging in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', ten behoeve van het vergroten of van vorm veranderen van een tot 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' bestemd bestemmingsoppervlak met dien verstande dat:

  • a. de wijziging noodzakelijk is in verband met een voorgenomen uitbreiding van het op het te vergroten bestemmingsoppervlak gevestigde agrarische bedrijf;
  • b. de wijziging nodig is in verband met een vanwege bedrijfseconomische dan wel andere zwaarwegende bedrijfsomstandigheden ter plaatse van de noodzakelijke uitbreiding van het onder a. bedoelde agrarische bedrijf;
  • c. de oppervlakte van het bouwvlak van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' na wijziging niet meer dan 1,5 ha zal bedragen, met dien verstande dat afwijking van deze maatvoering mogelijk is als de omgevingskwaliteit door het nemen van aanvullende kwaliteit verbeterende maatregelen tenminste evenredig wordt vergroot, zulks ter beoordeling van de onafhankelijke, objectieve commissie;
  • d. de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in de 'Structuurvisie Buitengebied' zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels; hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteit verbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • e. de uitbreiding naar aard en omvang geen onevenredige nadelige invloed op de bestemmingen in de omgeving en de belangen van het grondwater- en bodembeschermingsgebied heeft;
  • f. de landschappelijke openheid zoveel mogelijk wordt gehandhaafd en rekening wordt gehouden met de waarden zoals genoemd in artikel 3.1.1.

3.7.2 Wijziging in de bestemming 'Natuur'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Natuur', met dien verstande dat:

  • a. het oprichten van bouwwerken niet is toegestaan;
  • b. de wijziging noodzakelijk moet zijn voor de bestrijding van erosie en/of het verzekeren van een goede bodemstructuur voor de toekomst en/of voor de ontwikkeling van natuurlijke waarden waarbij de belangen van derden niet onevenredig nadelig mogen worden geschaad.

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volwaardige agrarische bedrijven met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, waaronder niet begrepen intensieve veehouderij en glastuinbouw;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;

en ook voor:

  • e. een intensieve veehouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  • f. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • g. een agrotaverne, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrotaverne';
  • h. een zorgboerderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij';
  • i. recreatiewoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' tot maximaal het aantal zoals aangeduid;
  • j. agrarisch gerelateerde opslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • k. een draf - en renbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - draf-/renbaan';
  • l. een kampeerboerderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kampeerboerderij';
  • m. een buitenbak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - buitenbak';
  • n. behoud en bescherming van een historische tuin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - historische tuin';
  • o. een bassin, uitsluitend ter plaatse van de aanduding 'specifieke vorm van agrarisch - bassin';
  • p. een landschappelijke inpassing in de vorm van gebiedseigen groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, zoals hagen, bomen en opgaande/afschermende beplanting ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschapsplan';
  • q. een landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschapsplan zoals weergegeven in bijlage 15 behorende bij deze regels:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 1';
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 4';
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 10';
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 16';
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 17';
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 18';
    • 7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 21';
    • 8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 22';
    • 9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 23';
    • 10. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 24';

met daaraan ondergeschikt:

  • r. instandhouding en herontwikkeling van de oorspronkelijke landschapsstructuur;
  • s. instandhouding en ontwikkeling van de landschappelijke openheid;
  • t. ontsluiting van de afzonderlijke percelen;
  • u. extensief recreatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  • v. voorzieningen en bouwwerken bij bovengenoemde functies en doeleinden, zoals erven, terreinen, verharding, wegen, paden, kunstwerken en beplanting;
  • w. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtneming van het parkeerbeleid uit artikel 60.3.2 en artikel 60.3.3.

4.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op en onder de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden is bouwen toegestaan ten dienste van de bestemming, waarbij ook voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen, mogen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. andere bouwwerken mogen worden gebouwd welke qua aard en afmeting bij de bestemming passen, waaronder in ieder geval een bovengrondse mestopslag tot maximaal 500 m3 wordt verstaan;
  • c. voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in artikel 56.4.

4.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. de voorgevel van een gebouw wordt in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 4,50 meter of de bestaande goothoogte als deze hoger is, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' de aangegeven maximale goothoogte geldt;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 8,00 meter of de bestaande bouwhoogte als deze hoger is, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' de aangegeven maximale bouwhoogte geldt;
  • d. de dakhelling van gebouwen bedraagt minimaal 30° en maximaal 60°;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d. geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum dakhelling (graden)' de weergegeven maximum dakhellingsgraad;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder d. geldt ter plaatse van de aanduiding 'minimum dakhelling (graden)' de weergegeven minimum dakhellingsgraad;
  • g. de bouwhoogte van silo's bedraagt ten hoogste 12,00 meter;
  • h. een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 4.2.3;
  • i. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 4.2.4;
  • j. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 59.2.

4.2.3 Regels met betrekking tot de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd;
  • b. de bedrijfswoning wordt in ten hoogste 2 bouwlagen gebouwd;
  • c. de hoogte van een bouwlaag bedraagt ten hoogste 3,50 meter;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 12,50 meter;
  • e. de voorgevelbreedte van een bedrijfswoning bedraagt ten minste 5,50 meter;
  • f. een bedrijfswoning wordt met een plat dak of met een kap van ten minste 30° en ten hoogste 30° 60° afgedekt. Overkappingen en serres worden afgedekt met een kap van ten hoogste 30°;
  • g. bijbehorende bouwwerken worden ten minste 3,00 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning gebouwd;
  • h. voor zover bijbehorende bouwwerken niet in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3,00 meter;
  • i. bijbehorende bouwwerken worden maximaal 20,00 meter achter de achtergevel van de bedrijfswoning gebouwd;
  • j. per bedrijfswoning bedraagt de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 70 m²;
  • k. bijbehorende bouwwerken worden in ten hoogste 1 bouwlaag gebouwd;
  • l. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 3,50 meter;
  • m. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 5,00 meter;
  • n. bijgebouwen bij bedrijfswoningen worden met een kap van ten minste 25° afgedekt.

4.2.4 Regels met betrekking tot teeltondersteunende voorzieningen
  • a. Teeltondersteunende voorzieningen, zoals containervelden, ondersteunend glas, boogkassen, hagelschermen en regenkappen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde in onder a. geldt dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – boogkassen’ niet mag worden gebouwd, met uitzondering van permanente boogkassen met een bouwhoogte van maximaal 3,50 meter binnen het bebouwde deel van de agrarische bouwkavel;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – tijdelijk overdekte stellingconstructies’ niet mag worden gebouwd, met uitzondering van tijdelijk overdekte stellingconstructies met een bouwhoogte van maximaal 2,25 meter binnen het bebouwde deel van de bouwkavel;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – tijdelijk overdekte regenkappen’ niet mag worden gebouwd, met uitzondering van tijdelijke regenkappen met een bouwhoogte van maximaal 3,00 meter binnen het onbebouwde deel van de bouwkavel.

4.2.5 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, niet zijnde gebouwen of overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. sleufsilo's uitsluitend achter de voorgevelrooilijn mogen worden opgericht;
    • 2. andere bouwwerken ten behoeve van verlichting, zoals lantaarnpalen, lichtmasten en verlichtingspalen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden opgericht;
  • b. de bouwhoogte van de bouwwerken bedraagt maximaal 3,50 meter, met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte van erfafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt.
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - andere bouwwerken' de bouwhoogte van andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen, maximaal 8,00 meter mag bedragen.

4.2.6 Overige regels met betrekking tot voederopslag

Ten aanzien van voederopslag, gelden de volgende bepalingen:

  • a. voederopslag mag uitsluitend plaatsvinden binnen het 'bouwvlak';
  • b. de maximale hoogte voor de voederopslag bedraagt 5 meter.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 60.4.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de overschrijding van de bouwgrenzen niet meer dan 5,00 meter bedraagt;
  • c. bij monumentale en beeldbepalende panden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de inhoud van de bebouwing van het agrarisch bebouwingscomplex daardoor met niet meer dan 10% mag toenemen;
  • d. de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig nadelig worden aangetast;
  • e. voor het overige de regels gelden die binnen het bouwvlak gelden;
  • f. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

4.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van een paardenbak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het bouwen van een paardenbak binnen een zone van 50,00 meter van de voorgevel van de woning, met dien verstande dat:

  • a. dit geen onevenredige afbreuk doet aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap;
  • b. de paardenbak uitsluitend wordt opgericht achter of in het verlengde van de voorgevelrooilijn van aansluitende gronden;
  • c. de afstand tussen de paardenbak en een woning van derden minimaal 50,00 meter bedraagt;
  • d. de aantasting van het buitengebied en in het bijzonder de aantasting van de voor het buitengebied kenmerkende graslanden zoveel mogelijk wordt beperkt, dan wel wordt voorkomen;
  • e. in de paardenbak geen obstakels, zoals spring- en dressuurvoorzieningen aanwezig zijn;
  • f. in de paardenbak geen lessen of daarmee vergelijkbare instructies worden gegeven;
  • g. de omheining van de paardenbak niet hoger is dan 1,50 meter;
  • h. de omheining vervaardigd is van materiaal in een omgevings neutrale kleur;
  • i. geen gebruik gemaakt wordt van kunststofmaterialen, afgedankte vangrails en andere omgevingsonvriendelijke materialen;
  • j. de te gebruiken bodembedekking van de paardenbak uitsluitend bestaat uit milieuhygiënisch verantwoorde en omgevingsvriendelijke materialen die geen stofoverlast kunnen veroorzaken;
  • k. de paardenbak aan het oog wordt onttrokken door een beplanting bestaande uit inheemse en omgevingskenmerkende planten en/of bomensoorten; bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning dient in alle gevallen een daartoe strekkend beplantingsplan te worden overgelegd;
  • l. de paardenbak niet groter is dan 800 m2;
  • m. het maximaal één paardenbak betreft;
  • n. de paardenbak niet voorzien is van een buitenverlichting. Onder buitenverlichting wordt in ieder geval verstaan lichtmasten of daarmee vergelijkbare constructies, opgesteld rondom de buitenbak. Uitgangspunt is dat er geen hinderlijke verlichting in het buitengebied in welke mate dan ook ontstaat;
  • o. voordat de omgevingsvergunning wordt verleend, dient met een vooronderzoek inzicht in de flora en fauna waarden van het gebied te zijn gegeven;
  • p. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor en/of als:

  • a. intensieve veehouderij en glastuinbouw;
  • b. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • c. detailhandel en groothandel, anders dan ondergeschikt en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
  • d. horeca;
  • e. opslag, uitgezonderd opslag overeenkomstig het normale gebruik bij de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf';

en anders dan voor en/of als:

  • f. grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • g. tuin en/of groen;
  • h. parkeren;
  • i. stallen van caravans, mits niet zichtbaar binnen een gebouw, niet zijnde een glazen kas, binnen het bouwvlak.

4.5.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. detailhandel en groothandel, anders dan ondergeschikt en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
  • c. horeca;
  • d. (verblijfs)recreatie;
  • e. verkooppunt voor motorbrandstoffen of andere explosiegevaarlijke stoffen;
  • f. opslag, anders dan in verband met het toegelaten gebruik en anders dan het stallen van caravans mits niet zichtbaar binnen een gebouw, niet zijnde een glazen kas, binnen het bouwvlak. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen;
  • g. permanente of tijdelijke bewoning welke geen verband houdt met de agrarische bedrijfsvoering.

4.5.3 Landschappelijke inpassing

Het gebruiken en/of het laten gebruiken van de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden conform de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 4.1.1, onder p. en onder q. binnen 2 jaar na afgifte van de omgevingsvergunning en/of de planologische maatregel is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijken ten behoeve van niet-agrarische activiteiten naast de agrarische bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van onderstaande niet-agrarische activiteiten naast de agrarische bedrijfsactiviteiten, in het kader van de dynamische ontwikkeling van het platteland en ter versterking van de recreatieve functie van de kernen.

Een omgevingsvergunning voor bewerking en/of verkoop aan de boerderij van agrarische producten, het bieden van werk en verzorging aan hulpbehoevende mensen, kinderopvang, verblijfsrecreatie in de vorm van kamperen, bed&breakfast en vakantieappartementen op de boerderij, dagrecreatie in de vorm van het bieden van dag arrangementen en excursie en ook (sier)tuinen, kleinschalige horeca en culturele activiteiten zoals natuurcursussen en exposities en/of daarmee qua aard en omvang naar het oordeel van het bevoegd gezag gelijk te stellen activiteiten, wordt alleen verleend onder de volgende voorwaarden:

  • a. er vindt geen nieuwbouw plaats. Alleen wanneer de noodzaak daartoe is aangetoond is uitbreiding of vervangende nieuwbouw van bestaande bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak toegestaan, mits daardoor geen cultuurhistorisch of architectonisch waardevolle bebouwing verloren gaat;
  • b. de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, zijn ondergeschikt aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • c. de activiteiten veroorzaken geen hinder of belemmeringen voor omliggende bedrijven of woningen;
  • d. de activiteiten zijn landschappelijk goed inpasbaar c.q. worden goed landschappelijk ingepast, hetgeen moet blijken uit een landschapsplan, en omliggende natuurlijke en landschappelijke waarden en belangen niet onevenredig schaden;
  • e. de activiteiten zijn infrastructureel goed inpasbaar en leiden niet tot onevenredige nadelige verkeersoverlast;
  • f. bij het verlenen van de omgevingsvergunning worden de bepalingen in acht genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

specifiek voor boerderijverkoop:

  • g. boerderijverkoop maakt onderdeel uit van een functionerend agrarisch bedrijf en wordt beëindigd bij beëindiging van het agrarisch bedrijf;
  • h. boerderijverkoop vindt uitsluitend plaats in op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan op andere agrarische bedrijven geproduceerde of bewerkte agrarische producten;
  • i. bewerking van agrarische producten en de verkoop daarvan is toegestaan, met dien verstande dat het uitsluitend de bewerking van op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan op andere agrarische bedrijven geproduceerde producten betreft;
  • j. het vloeroppervlak voor boerderijverkoop bedraagt ten hoogste 50 m²;

specifiek voor kamperen bij de boer:

  • k. niet meer dan 15 kampeerplaatsen, exclusief bijzettentje, zijn in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober aanwezig;
  • l. de sanitaire voorzieningen worden binnen het bouwvlak ondergebracht;
  • m. vaste staanplaatsen en trekkershutten zijn niet toegestaan;
  • n. met een bodemonderzoek is aangetoond dat de bodemkwaliteit geschikt is voor het beoogde gebruik;

specifiek voor verblijfsrecreatie:

  • o. Bed&Breakfast mag aan maximaal 8 personen worden aangeboden en alleen in de bedrijfswoning en de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • p. de voorziening mag door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet functioneren als een zelfstandige woning. Dit betekent mede dat een aparte kookgelegenheid niet is toegestaan;
  • q. niet meer dan 6 vakantieappartementen mogen worden gerealiseerd binnen het bouwvlak met een oppervlakte van maximaal 100 m2 per appartement;
  • r. één groepsaccommodatie mag worden gerealiseerd binnen het bouwvlak, mits geschikt en ingericht voor niet meer dan 30 personen;
  • s. ter voorkoming van permanente bewoning wordt een maximale aaneengesloten verblijfsduur van individuen gehanteerd van 12 weken. Daarnaast dient met een initiatiefnemer een overeenkomst te worden gesloten waarin wordt bedongen dat indien sprake is van permanente bewoning een boeteclausule in werking zal treden;
  • t. met een bodemonderzoek is aangetoond dat de bodemkwaliteit geschikt is voor het beoogde gebruik;

specifiek voor kleinschalige dagrecreatie en horeca:

  • u. kleinschalige rustige vormen van dagrecreatie en horeca staan ten dienste van extensieve recreatie in de kernen en/of het buitengebied c.q. zijn ondersteunend aan wandel- en fietsroutes en hebben een gezamenlijke gebruiksoppervlakte van maximaal 150 m2 per perceel;
  • v. expositie-, educatie- en culturele doeleinden hebben een gezamenlijke gebruiksvloeroppervlakte van maximaal 200 m2.

4.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van het gebruik van een bij de bedrijfswoning behorend bijgebouw als afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. het een aan de bedrijfswoning gebouwd bijgebouw betreft;
  • c. per bedrijfswoning niet meer dan één omgevingsvergunning tegelijkertijd geldt;
  • d. de aanvrager dient aan te tonen dat er een zorgbehoefte is en dat deze tijdelijk van aard is;
  • e. aan de vergunning de voorwaarde wordt verbonden dat de vergunning komt te vervallen als de noodzaak vanuit mantelzorg niet meer aanwezig is;
  • f. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

Artikel 5 Agrarisch met waarden

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. duurzaam agrarisch gebruik;
  • b. instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • c. bescherming van aangrenzend natuurgebied, de zogenaamde buffering;
  • d. bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;

en ook voor:

  • h. kleinschalig agrarisch gebruik ten behoeve van hobbymatig agrarisch gebruik in de vorm van bijvoorbeeld schapen- en paardenweiden, siertuinen met inheemse beplanting, moestuinen en kruidentuinen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig gebruik';
  • i. een volkstuin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  • j. geluidswerende voorzieningen ten behoeve het Grensmaasproject, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal';
  • k. een vijver, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vijver';
  • l. de opslag van silagepakken, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - silagepakken';
  • m. parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • n. een overloopterrein ten behoeve van parkeren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agarisch met waarden - overloopterrein';
  • o. een natuurspeelplek, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurspeelplek';
  • p. en dierenbegraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenbegraafplaats';
  • q. een landschapsbegraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - landschapsbegraafplaats';
  • r. behoud en bescherming van een landbouwschuur, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - landbouwschuur';
  • s. een buitenbak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - buitenbak';
  • t. een draf- en renbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - draf-/renbaan';
  • u. een gedenkhuis, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gedenkhuis';
  • v. een paardenstal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenstal';
  • w. een landschappelijke inpassing in de vorm van gebiedseigen groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, zoals hagen, bomen en opgaande/afschermende beplanting:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschapsplan';
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - inpassingsplan';
  • x. een landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschapsplan zoals weergegeven in bijlage 15 behorende bij deze regels:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 1';
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 2';
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 3';
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 5';
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 6';
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 7';
    • 7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 9';
    • 8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 10';
    • 9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 11';
    • 10. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 13';
    • 11. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 15';
    • 12. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 17';
    • 13. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 18';
    • 14. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 19';
    • 15. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 23';
    • 16. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 24';
  • y. uitloop van de landingsbaan van het vliegveld in geval van calamiteit ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - RESA';

met daaraan ondergeschikt:

  • z. extensief recreatief medegebruik;
  • aa. ontsluiting van de afzonderlijke percelen;
  • ab. het behoud van de bovenafdichting, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - kruisberg';
  • ac. tijdelijke voorzieningen voor het project Grensmaas;

met de daarbij behorende:

  • ad. voorzieningen en bouwwerken bij bovengenoemde functies en doeleinden, verharding, wegen, paden, kunstwerken en beplanting.

5.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

5.2 Bouwregels

Op en onder de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden is bouwen toegestaan ten dienste van de bestemming, waarbij tevens voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  • a. een gedenkhuis ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gedenkhuis' tot een maximale bouwhoogte van 9 meter;
  • b. een paardenstal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenstal' met een maximale bouwhoogte van 3,5 meter;
  • c. gebouwen ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren en/of het stallen/bergen van materieel ten behoeve van kleinschalig agrarisch gebruik, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte ten hoogste 3,00 meter bedraagt, tenzij door middel van de aanduiding 'maximum goothoogte (m) een maximum goothoogte is aangegeven', in welk geval de aangegeven maximum goothoogte tevens als maximum goothoogte geldt;
    • 2. de bouwhoogte ten hoogste 5,00 meter bedraagt, tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', in welk geval de aangegeven maximum bouwhoogte als maximum geldt;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c. mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' één gebouw ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren en/of het stallen/bergen van materieel ten behoeve van kleinschalig agrarisch gebruik worden gebouwd met een maximum oppervlakte van 70 m², een goothoogte van maximaal 3,00 meter en een bouwhoogte van maximaal 6,00 meter;
  • e. bouwwerken ten behoeve van tijdelijke voorzieningen voor het project Grensmaas mogen worden gebouwd, tot een maximale bouwhoogte van 10,00 meter;
  • f. andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 1,50 meter die noodzakelijk zijn voor het agrarisch gebruik, niet zijnde andere bouwwerken ten behoeve van verlichting, zoals lantaarnpalen, lichtmasten en verlichtingspalen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder f. mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' vijf lichtmasten worden opgericht met een bouwhoogte van maximaal 3,00 meter en mag één niet overdekte paardrijbak met omheining worden gerealiseerd met een oppervlakte van 40 x 18 meter en een maximale bouwhoogte van 1,5 meter voor de omheining;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder f. mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' erfafscheidingen worden gebouwd met een bouwhoogte van 2,00 meter, mits een open constructie wordt toegepast (draadomheining, spijlenhekwerk, of vergelijkbaar);
  • i. in afwijking van het bepaalde onder f. mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - buitenbak' en de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' één niet overdekte paardrijbak met omheining worden gerealiseerd met een maximale bouwhoogte van 1,5 meter voor de omheining;
  • j. voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in artikel 56.4.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 60.4.

5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van de aanleg van kleinschalige recreatieve voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van de aanleg van kleinschalige recreatieve voorzieningen (zit- en schuilgelegenheid, picknickplaatsen) mits de aanleg geen onevenredige afbreuk doet aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap, met dien verstande dat:

  • a. het oppervlak aan recreatieve bouwwerken per voorziening ten hoogste 20 m² mag bedragen;
  • b. de goothoogte ten hoogste 2,60 meter mag bedragen;
  • c. bouwwerken, voorzien van een dak, met een kap van ten minste 15° zullen en ten hoogste 45° mogen worden afgedekt.
  • d. voordat de omgevingsvergunning wordt verleend, met een vooronderzoek inzicht in de flora en fauna waarden van het gebied dient te zijn gegeven;
  • e. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

5.4.2 Afwijken van de bouwregels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig gebruik'

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van gebouwen, terras en/of andere bouwwerken, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig gebruik', met dien verstande, dat:

  • a. maximaal één gebouw mag worden opgericht per perceel;
  • b. de oppervlakte van een gebouw en/of een andere bouwwerk ten hoogste 20 m² mag bedragen;
  • c. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 3,00 meter mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5,00 meter mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 3,00 meter mag bedragen;
  • f. bouwwerken, voorzien van een dak, met een kap van ten minste 15° zullen en ten hoogste 45° mogen worden afgedekt;
  • g. gebouwen op basis van een inpassingsplan afgestemd worden op de specifieke omgevingskenmerken (landschappelijke inpassing, eventueel stedenbouwkundig ontwerp en culturele aspecten);
  • h. voordat aan de omgevingsvergunning wordt verleend, met een vooronderzoek inzicht in de flora en fauna waarden van het gebied dient te zijn gegeven;
  • i. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

5.4.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van oprichten hagelnetten

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel  ten behoeve van het oprichten van hagelnetten, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. het oprichten van hagelnetten niet plaatsvindt in de beekdalen en laagten van Limburg volgens het Provinciaal Omgevingsplan Limburg en volgens de kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen behorende bij de provinciale 'Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen' zoals opgenomen in bijlage 14 van de regels;
  • c. bij het oprichten van hagelnetten op hellingen kleiner dan 4%, dit niet ten koste gaat van de karakteristieke openheid van de plateaus;
  • d. bij het oprichten van hagelnetten op hellingen groter dan 4%, dit niet ten koste gaat van de karakteristieke openheid van de plateaus, de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de beleving van het landschap;
  • e. de hagelnetten ten behoeve van de landschappelijke inpassing niet mogen doorlopen tot aan de grond aan de randen van de percelen waarop de hagelnetten worden toegelaten;
  • f. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

5.4.4 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.1 ten behoeve van het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. in het geval de oppervlakte ten behoeve van tijdelijke boogkassen en tijdelijke regenkappen na afwijking meer dan 10% van de totale teeltoppervlakte van een bedrijf uitmaakt, vooraf advies is verkregen van de regionale kwaliteitscommissie;
  • b. omliggende waarden en functies niet onevenredig nadelig worden aangetast;
  • c. de afwijking niet leidt tot aantasting van de karakteristieke openheid van de plateaus, aangegeven op de kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen behorende bij de provinciale 'Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen' zoals opgenomen in bijlage 14 van de regels;
  • d. de afwijking geen betrekking heeft op hellingen met een hellingspercentage van 4% of meer, volgens de bij de provinciale 'Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen' behorende kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen, zoals opgenomen in bijlage 14 van de regels;
  • e. de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering van de omgevingskwaliteit in die zin dat de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen landschappelijk worden ingepast en deze landschappelijke inpassing in het afwijkingsbesluit wordt opgenomen. De landschappelijke inpassing dient daarbij te voldoen aan het provinciale beleid en de 'Structuurvisie Buitengebied' (module 7) zoals opgenomen in bijlage 1 van de regels;
  • f. rekening moet worden gehouden met de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Zuid Limburg;
  • g. containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (in de vorm van regenkappen en boogkassen), voor zover deze niet binnen de agrarische bedrijfsbestemming opgericht kunnen worden, uitsluitend mogen worden opgericht op aan de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aansluitende gronden, indien en voor zover niet gelegen binnen het beekdal zoals opgenomen in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg;
  • h. indien vanuit agrarische en/of landschappelijke motieven aangetoond kan worden dat aansluiting aan de bestaande agrarische bouwkavel niet mogelijk is, containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (in de vorm van regenkappen en boogkassen) ook op verder gelegen gronden mogen worden opgericht, waarbij geen zelfstandige bouwkavel mag ontstaan;
  • i. de tijdelijke teeltondersteunende na afloop van een termijn van maximaal 6 maanden verwijderd worden;
  • j. advies moet worden ingewonnen bij een regionale kwaliteitscommissie;
  • k. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor en/of als:

  • a. staanplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
  • b. sport- en wedstrijdterrein, parkeerterrein, buitenmanege of lig- en speelweide, anders dan ten behoeve van extensief recreatief medegebruik;
  • c. het beproeven van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen, met uitzondering van puzzelritten;
  • d. het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
  • e. staanplaats voor (motor)voertuigen en (aanhang)wagens, al dan niet geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • f. het opslaan van mest(stoffen) uitgezonderd in mestzakken, als daarvoor een omgevingsgunning is verleend;
  • g. opslagdoeleinden, zoals onder andere het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen en ook tuinafval, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik en anders dan ten behoeve van tijdelijke voorzieningen voor het project Grensmaas;
  • h. terrein voor het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, uitgezonderd het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
  • i. de nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf;
  • j. het oprichten van bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van verlichting, zoals lantaarnpalen, lichtmasten en verlichtingspalen;
  • k. militaire oefeningen, met uitzondering van mars oefeningen, tenzij de waarden genoemd in artikel 5.1.1 geen onevenredige schade ondervinden;
  • l. het winnen van bosstrooisel, mos of mergel.

5.5.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van bouwwerken voor en/of als:

  • a. bewoning;
  • b. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • c. detailhandel en groothandel;
  • d. transport- en/of garagedoeleinden;
  • e. horeca;
  • f. opslagdoeleinden, uitgezonderd opslagdoeleinden die verband houden met de agrarische bedrijfsvoering;
  • g. stalling van (motor)voertuigen.

5.5.3 Landschappelijke inpassing

Het gebruiken en/of het laten gebruiken van de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden conform de bestemming 'Agrarisch met waarden' is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 5.1.1, onder w. en onder x. binnen 2 jaar na afgifte van de omgevingsvergunning en/of de planologische maatregel is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, het ophogen, egaliseren van de bodem, uitgezonderd de aanleg van drinkpoelen en uitgezonderd werkzaamheden in verband met het herstel van ecologische waarden;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. het aanleggen en geheel of gedeeltelijk verwijderen van groenstroken, waaronder begrepen lijnvormige elementen en grasbanen, graften, bosstroken en grasbanen, anders dan ter bestrijding van erosie en voorkoming van wateroverlast;
  • e. het aanbrengen van hoog opgaande beplanting anders dan ten behoeve van de ecologische hoofdstructuur;
  • f. het bebossen van gronden;
  • g. het scheuren van grasland in beekdalontwikkelingszone en kwel- en bronzones overeenkomstig bijlage 14 van de regels;
  • h. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen, het draineren en het graven en/of verleggen van waterlopen voor zover betrekking hebbend op de natuurontwikkelingszone I en II, beekdalontwikkelingszone en kwel- en bronzones overeenkomstig bijlage 12 van de regels.

5.6.2 Uitzonderingen

Het in artikel 5.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werkzaamheden:

  • a. die normaal beheer of onderhoud betreffen;
  • b. van ondergeschikte betekenis;
  • c. welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering zijn, dan wel op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • d. binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik, waaronder wordt verstaan scheuren van grasland met herinzaai;
  • e. zoals bedoeld in artikel 5.6.1, onder h. indien een waterhuishoudkundige toetsing met positieve uitslag al heeft plaatsgevonden in het kader van een vergunningverlening op grond van de Keur van het Waterschap Limburg;
  • f. ten behoeve van het onderhoud van de bovenafdichting op of in de gronden op de, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - kruisberg':
  • g. het periodiek kappen van hakhout, voor zover betreffende normale uitoefening van het op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande bodemgebruik.

5.6.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in artikel  5.1.1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig nadelig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wijziging in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van het vergroten of van vorm veranderen van een tot 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' bestemd bestemmingsoppervlak met dien verstande dat:

  • a. de wijziging noodzakelijk is in verband met een voorgenomen uitbreiding van het op het te vergroten bestemmingsoppervlak gevestigde agrarische bedrijf;
  • b. de wijziging nodig is in verband met een vanwege bedrijfseconomische dan wel andere zwaarwegende bedrijfsomstandigheden ter plaatse van de noodzakelijke uitbreiding van het in sub a. bedoelde agrarische bedrijf;
  • c. de oppervlakte van het bouwvlak van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' na wijziging niet meer dan 1,5 ha zal bedragen, met dien verstande dat afwijking van deze maatvoering mogelijk is als de omgevingskwaliteit door het nemen van aanvullende kwaliteit verbeterende maatregelen tenminste evenredig wordt vergroot, zulks ter beoordeling van de onafhankelijke, objectieve commissie;
  • d. de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in de 'Structuurvisie Buitengebied' zoals opgenomen in bijlage 1 van de regels; hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteit verbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • e. de uitbreiding naar aard en omvang geen onevenredige nadelige invloed op de bestemmingen in de omgeving en de belangen van het grondwater- en bodembeschermingsgebied heeft;
  • f. de landschappelijke openheid zoveel mogelijk wordt gehandhaafd en rekening wordt gehouden met de waarden zoals genoemd in artikel 5.1.1.

5.7.2 Wijziging in de bestemming 'Natuur'

Burgemeester en wethouders kunnen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone -wijzigingsbevoegdheid 1' de bestemming 'Agrarisch met waarden' wijzigen in de bestemming 'Natuur', met dien verstande dat:

  • a. de gronden door een natuurbeschermingsorganisatie (op vrijwillige basis) zijn verworven;
  • b. de belangen van derden, waaronder met name nabij gelegen agrarische bedrijven worden begrepen, niet onevenredig nadelig worden geschaad.

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bestaande, ter plaatse al gevestigde bedrijven of bedrijfsactiviteiten, overeenkomstig bijlage 7 van de regels;
  • b. bedrijven of bedrijfsactiviteiten opgenomen in categorie 1 en 2 van de toegesneden lijst van bedrijfstypen volgens bijlage 8 van de regels, en ook bedrijven die, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, qua aard en omvang daarmee gelijk te stellen zijn;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;

en ook voor:

  • f. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • g. een autosloperij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autosloperij';
  • h. een autoherstelinrichting, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autoherstelinrichting';
  • i. een caravanstalling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling';
  • j. een verkooppunt voor motorbrandstoffen exclusief LPG met ondergeschikte horeca en detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  • k. een verkooppunt voor motorbrandstoffen inclusief LPG met ondergeschikte horeca en detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  • l. een groothandel in slijterijproducten uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in slijterijproducten';
  • m. een kwekerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij';
  • n. de landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschapsplan zoals weergegeven in bijlage 15 behorende bij deze regels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 15';

met de daarbij behorende:

  • o. voorzieningen en bouwwerken bij bovengenoemde functies en doeleinden, zoals erven, terreinen, verharding, wegen, paden, kunstwerken en beplanting;
  • p. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtneming van het parkeerbeleid uit artikel 60.3.2 en artikel 60.3.3.

6.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op en onder de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden is bouwen toegestaan ten dienste van de bestemming, waarbij ook voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen worden gebouwd;
  • b. andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen mogen worden gebouwd, die qua aard en afmetingen bij de bestemming passen;
  • c. voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in artikel 56.4.

6.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • b. een gebouw mag uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. een gebouw mag in ten hoogste 2 bouwlagen worden gebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' een afwijkend aantal bouwlagen is toegestaan;
  • d. de goothoogte van een gebouw, geen bedrijfswoning zijnde mag ten hoogste 4,50 meter bedragen of de bestaande goothoogte indien deze hoger is;
  • e. een gebouw in het buitengebied van Meerssen dient met een kap van ten minste 30° en ten hoogste 60° te worden afgedekt;
  • f. een bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen dienen te voldoen aan het bepaalde in artikel 6.2.3.

6.2.3 Regels met betrekking tot de bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen

Voor het bouwen van de bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning dient ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' te worden gebouwd;
  • b. de bedrijfswoning mag in ten hoogste 2 bouwlagen worden gebouwd;
  • c. de hoogte van een bouwlaag mag niet meer dan 3,50 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 12,50 meter bedragen;
  • e. de voorgevelbreedte van een bedrijfswoning dient ten minste 5,50 meter te bedragen;
  • f. bedrijfswoningen dienen plat of met een kap van ten minste 30° en ten hoogste 60° te worden afgedekt. Overkappingen en serres mogen worden afgedekt met een kap van ten hoogste 30°;; 
  • g. bijgebouwen mogen uitsluitend 3,00 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • h. voor zover bijgebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3,00 meter te bedragen;
  • i. per bedrijfswoning mag het oppervlakte aan bijgebouwen ten hoogste 70 m² bedragen;
  • j. bijgebouwen mogen maximaal 20,00 meter achter de achtergevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • k. bijgebouwen mogen in ten hoogste 1 bouwlaag worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw (waaronder begrepen carports en overkappingen) ten hoogste gelijk zal zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het woonhuis plus 0,25 meter;
    • 2. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw ten hoogste 3,00 meter zal bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 5,00 meter bedragen.

6.2.4 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 3,50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of de bijgebouwgrens niet meer dan 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of bijgebouwgrens niet meer dan 2,00 meter bedraagt.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 60.4.

6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen binnen de bestemming 'Bedrijf' met maximaal 5,00 meter, respectievelijk het vergroten van het bouwvlak waarbij de grenzen van het bouwvlak met maximaal 5,00 meter worden overschreden, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen niet onevenredig nadelig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind,
  • c. bij monumentale en beeldbepalende panden de inhoud van de bebouwing daardoor met niet meer dan 10% mag toenemen;
  • d. de goothoogte ten hoogste 6,50 meter mag bedragen;
  • e. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

6.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. dit om bedrijfseconomische redenen noodzakelijk is;
  • b. ten behoeve van de verkeersveiligheid, voldoende afstand tot de bestemming 'Verkeer' wordt aangehouden;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 2,00 meter mag bedragen en voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde ten hoogste 6,00 meter mag bedragen;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor en/of als:

  • a. open bedrijfsterrein;
  • b. het oprichten van bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van verlichting, zoals lantaarnpalen, lichtmasten en verlichtingspalen;
  • c. detailhandel en groothandel, anders dan ondergeschikt en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
  • d. horeca;
  • e. tuin en/of groen;
  • f. parkeren.

6.5.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van bouwwerken voor en/of als:

  • a. detailhandel;
  • b. horeca;
  • c. (verblijfs)recreatie;
  • d. verkooppunt voor motorbrandstoffen of andere explosiegevaarlijke stoffen;
  • e. opslag, anders dan in verband met het toegelaten gebruik en anders dan voor het stallen van kampeermiddelen en boten niet zichtbaar binnen bestaande bebouwing, niet zijnde een glazen kas, binnen het bouwvlak, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;
  • f. niet recreatief gebruik is verboden anders dan in de bedrijfswoning.

6.5.3 Landschappelijke inpassing

Het gebruiken en/of het laten gebruiken van de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden conform de bestemming 'Bedrijf' is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 6.1.1, onder n. binnen 2 jaar na afgifte van de omgevingsvergunning en/of de planologische maatregel is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van bedrijven opgenomen in categorie 3 van bijlage 8 (Toegesneden lijst van bedrijfstypen) van de regels), en ook bedrijven die naar het oordeel van het burgemeester en wethouders qua aard en omvang daarmee gelijk te stellen zijn, zulks met uitzondering van geluidhinder veroorzakende inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer, met dien verstande dat:

  • a. de effecten op de omgeving, zoals de belasting van het milieu en het aantal verkeersbewegingen en de parkeeroverlast, per saldo niet zullen toenemen;
  • b. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.
6.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:

  • a. de volgens de bestemming toegestane activiteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • b. de woningbouw past binnen de Provinciale Woonvisie;
  • c. geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
  • d. de woningen inpasbaar zijn vanuit het stedenbouwkundig beeld;
  • e. de geluidsbelasting, volgens een geluidsniveaukaart dan wel een akoestisch onderzoek, niet hoger is dan de voor wegverkeerslawaai geldende voorkeursgrenswaarden, of een hogere grenswaarde in het kader van de Wet geluidhinder, in welk geval de verblijfsruimten van de woning in overwegende mate aan de geluidsluwe zijde dienen te worden gesitueerd;
  • f. uit onderzoek naar de gesteldheid van de bodem is gebleken, dat ervan uit milieuhygiënisch opzicht geen bezwaren bestaan tegen de realisering van woningen. Voor zover uit dat onderzoek een verontreiniging naar voren komt, dienen de gronden te worden gesaneerd in overeenstemming met de saneringsaanpak zoals opgenomen in de Wet bodembescherming;
  • g. de luchtkwaliteit niet zodanig is of kan worden beïnvloed dat wettelijke bezwaren bestaan tegen de realisering van woningen;
  • h. voordat aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing wordt gegeven, met een vooronderzoek inzicht in de flora en fauna waarden van het gebied dient te zijn gegeven.
  • i. rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);
  • j. voordat aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing wordt gegeven, met een vooronderzoek inzicht in de archeologische waarden van het gebied dient te zijn gegeven;
  • k. de regels als bedoeld in de 'Structuurvisie Buitengebied' zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels van dit bestemmingsplan in acht worden genomen;
  • l. bij de wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 32, met dien verstande dat, het wijzigingsplan duidelijkheid geeft over (nieuwe) bouwvlakken en de aanduiding 'bijgebouwen', en ook het aantal en de aard van de woningen.

Artikel 7 Bedrijf - Gasontvangstation

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf - Gasontvangstation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van een gasontvangstation;
  • b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • e. voorzieningen en bouwwerken bij bovengenoemde functies en doeleinden, zoals terreinen, verharding, wegen, paden, kunstwerken en beplanting.

7.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op en onder de voor 'Bedrijf - Gasontvangstation' aangewezen gronden is bouwen toegestaan ten dienste van de bestemming, waarbij ook voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen, geen woning zijnde mogen worden gebouwd;
  • b. andere bouwwerken mogen worden gebouwd, die qua aard en afmeting bij de bestemming passen;
  • c. voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in artikel 56.4.

7.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 3,50 meter;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 3,50 meter.

7.2.3 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 3,50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte maximaal 3,00 meter mag bedragen.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 60.4.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte die nodig is voor de veiligheid en het functioneren van het gasontvangststation, met dien verstande dat bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

Artikel 8 Bedrijf - Hovenier

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf - Hovenier' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een hoveniersbedrijf;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;

en ook voor:

  • e. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • f. een landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschapsplan zoals weergegeven in bijlage 15 behorende bij deze regels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 20';

met de daarbij behorende:

  • g. voorzieningen en bouwwerken bij bovengenoemde functies en doeleinden, zoals erven, terreinen, verharding, wegen, paden, kunstwerken en beplanting;
  • h. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtneming van het parkeerbeleid uit artikel 60.3.2 en artikel 60.3.3.

8.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op en onder de voor 'Bedrijf - Hovenier' aangewezen gronden is bouwen toegestaan ten dienste van de bestemming, waarbij ook voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen worden gebouwd;
  • b. één bedrijfswoning mag worden gebouwd, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. andere bouwwerken mogen worden gebouwd, die qua aard en afmeting bij de bestemming passen;
  • d. voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in artikel 56.4.

8.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in het bouwvlak wordt in ten hoogste in 1 bouwlaag gebouwd;
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' het daarvoor opgenomen bebouwingspercentage van toepassing is als maximale bebouwing;
  • d. de voorgevel van een gebouw wordt voor ten minste 70% in de naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd;
  • e. de goothoogte van een gebouw, geen woning zijnde, bedraagt ten hoogste 4,50 meter;
  • f. de bouwhoogte van een gebouw, geen woning zijnde, bedraagt ten hoogste 8,00 meter;
  • g. een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken voldoen aan het bepaalde in 8.2.3;
  • h. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 8.2.4;
  • i. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 56.4.

8.2.3 Regels met betrekking tot de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning wordt ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' gebouwd;
  • b. de bedrijfswoning wordt in ten hoogste 2 bouwlagen gebouwd;
  • c. de hoogte van een bouwlaag bedraagt ten hoogste 3,50 meter;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 12,50 meter;
  • e. de voorgevelbreedte van een bedrijfswoning bedraagt ten minste 5,50 meter;
  • f. bedrijfswoningen worden met een plat dak of met een kap van ten minste 30° en ten hoogste 60° afgedekt. Overkappingen en serres worden afgedekt met een kap van ten hoogste 30°;
  • g. bijbehorende bouwwerken worden ten minste 3,00 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning gebouwd;
  • h. voor zover bijbehorende bouwwerken niet in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3,00 meter;
  • i. bijbehorende bouwwerken worden maximaal 20,00 meter achter de achtergevel van de bedrijfswoning gebouwd;
  • j. per bedrijfswoning bedraagt de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 70 m²;
  • k. bijbehorende bouwwerken worden in ten hoogste 1 bouwlaag gebouwd;
  • l. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 3,50 meter;
  • m. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 5,00 meter;
  • n. bijgebouwen bij bedrijfswoningen worden met een kap van ten minste 25° afgedekt.

8.2.4 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 3,50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of de bijgebouwgrens niet meer dan 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of bijgebouwgrens niet meer dan 2,00 meter bedraagt.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 60.4.

8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen binnen de bestemming 'Bedrijf - Hovenier', met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de overschrijding van de bouwgrenzen niet meer dan 5,00 meter bedraagt;
  • c. bij monumentale en beeldbepalende panden de inhoud van de bebouwing daardoor met niet meer dan 10% mag toenemen;
  • d. voor het overige de regels gelden die binnen het bouwvlak gelden;
  • e. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 44.2.

8.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. ten behoeve van de verkeersveiligheid voldoende afstand tot de bestemming 'Verkeer' wordt aangehouden;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 2,00 meter bedraagt en de bouwhoogte van de andere bouwwerken ten hoogste 8,00 meter bedraagt;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning worden de bepalingen in acht genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden anders dan voor:

  • a. de in artikel 8.1.1 genoemde bedrijfsdoeleinden;
  • b. tuin en/of groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen.

8.5.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. detailhandel;
  • b. horeca;
  • c. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.

8.5.3 Landschappelijke inpassing

Het gebruiken en/of het laten gebruiken van de voor 'Bedrijf - Hovenier' aangewezen gronden volgens de bestemming 'Bedrijf - Hovenier' is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 8.1.1, onder f. binnen 2 jaar na afgifte van de omgevingsvergunning en/of de planologische maatregel is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.

Artikel 9 Bedrijf - Nutsvoorziening

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen, en ook de daarbij behorende ondergrondse leidingen en daarbij behorende zonering;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik;

en ook voor:

  • d. een rioolwatergemaal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rioolwatergemaal';
  • e. een zend-/ontvangstinstallatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';

met de daarbij behorende:

  • f. voorzieningen en bouwwerken bij bovengenoemde functies en doeleinden, zoals terreinen, verharding, wegen, paden, kunstwerken en beplanting;

9.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op en onder de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden is bouwen toegestaan ten dienste van de bestemming, waarbij ook voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen, geen woning zijnde mogen worden gebouwd;
  • b. andere bouwwerken mogen worden gebouwd, die qua aard en afmeting bij de bestemming passen;
  • c. voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in artikel 56.4.

9.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van een gebouw bedraagt ten minste 2,60 meter en ten hoogste 3,50 meter;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 5,00 meter;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' bedraagt de bouwhoogte van de zend-/ontvangstinstallatie maximaal 40,00 meter;
  • e. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 9.2.3;
  • f. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 56.4.

9.2.3 Overige regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 3,50 meter, met uitzondering van:

  • a. telecommunicatiemasten, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 20,00 meter bedraagt;
  • b. erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte ten hoogste 2,00 meter bedraagt.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 60.4.

9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van een hogere bouwhoogte van andere bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken tot een bouwhoogte die nodig is voor de veiligheid en het functioneren van de betreffende nutsvoorziening, mits bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Gebruik gronden en opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan, het gebruik van de gronden en opstallen voor:

  • a. opslag;

en anders dan voor en/of als:

  • b. groen;
  • c. oppervlakteverhardingen.

Artikel 10 Bedrijventerrein

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bestaande, ter plaatse al legaal gevestigde bedrijven, en ook op basis van het voorheen geldende planologische regime toegestane bedrijven, overeenkomstig de 'Lijst van bestaande bedrijven' die als bijlage 7  bij deze regels is gevoegd;
  • b. bedrijven of bedrijfsactiviteiten behorende tot de categorieën 2 en 3, die zijn genoemd in de 'Toegesneden lijst van bedrijfstypen Bedrijventerrein' die als bijlage 9 bij deze regels is gevoegd, met uitzondering van:
    • 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    • 2. risicovolle inrichtingen;
  • c. bedrijven of bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' behorende tot de categorieën 2 tot en met categorie 4.1, die zijn genoemd in de 'Toegesneden lijst van bedrijfstypen bedrijventerrein' die als bijlage 9 bij deze regels is gevoegd, met uitzondering van:
    • 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    • 2. risicovolle inrichtingen;
  • d. niet zelfstandige kantoren en toonzalen, ondergeschikt aan het ter plaatse gevestigde bedrijf;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;

en ook voor:

  • h. detailhandel in volumineuze goederen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus';
  • i. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • j. een zend-/ontvangstinstallatie, ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
  • k. een paardenbak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak;

met de daarbij behorende:

  • l. voorzieningen en bouwwerken bij bovengenoemde functies en doeleinden, zoals erven, terreinen, verharding, wegen, paden, kunstwerken en beplanting;
  • m. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtneming van het parkeerbeleid uit artikel 60.3.2 en artikel 60.3.3.

10.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op en onder de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden is bouwen toegestaan ten dienste van de bestemming, waarbij ook voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen, geen woning zijnde mogen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. één bedrijfswoning mag worden gebouwd, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. andere bouwwerken mogen worden gebouwd, die qua aard en afmeting bij de bestemming passen;
  • d. voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in artikel 56.4.

10.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. het bouwvlak mag per bouwperceel voor maximaal 100% worden bebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse erfscheiding ten minste 2,00 meter bedraagt;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' ten hoogste het aangeduide bebouwingspercentage is toegestaan;
  • b. bedrijfsgebouwen mogen ten hoogste in 2 bouwlagen worden gebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' een afwijkend aantal bouwlagen is toegestaan;
  • c. de hoogte van een bouwlaag bedraagt ten hoogste 4,50 meter;
  • d. de voorgevel wordt voor ten minste 70% in de naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd;
  • e. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 12,50 meter;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e. mag de bouwhoogte van gebouwen niet minder en niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'minimun bouwhoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • g. gebouwen worden plat of met een kap van ten minste 25° afgedekt;
  • h. een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken voldoen aan het bepaalde in respectievelijk artikel 10.2.4 en 10.2.5;
  • i. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 10.2.4;
  • j. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 56.4.

10.2.3 Regels met betrekking tot bijgebouwen

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a. binnen de aanduiding 'bijgebouwen' mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd tot een gezamenlijk oppervlak van 150 m²;
  • b. de bouwhoogte van de bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter.

10.2.4 Regels met betrekking tot de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. een bedrijfswoning wordt in ten hoogste 2 bouwlagen gebouwd;
  • c. de hoogte van een bouwlaag bedraagt ten hoogste 3,50 meter;
  • d. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 12,50 meter;
  • e. de voorgevelbreedte van de bedrijfswoning bedraagt ten minste 5,50 meter;
  • f. bedrijfswoningen worden met een kap van ten minste 25° afgedekt.
  • g. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt per bedrijfswoning ten hoogste 60 m²;
  • i. bijbehorende bouwwerken worden in ten hoogste 1 bouwlaag gebouwd;
  • j. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 3,50 meter;
  • k. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 5,00 meter;
  • l. bijgebouwen bij bedrijfswoningen worden met een kap van ten minste 25° afgedekt.

10.2.5 Overige regels met betrekking bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 3,50 meter, met uitzondering van:

  • a. lichtmasten waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6,00 meter bedraagt;
  • b. een zend-/ontvangstinstallatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie', waarvan de bouwhoogte niet meer dan 40,00 meter bedraagt.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 60.4.

10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het bouwen in de zijdelingse perceelsgrens binnen de bestemming 'Bedrijventerrein', met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de overschrijding van de bouwgrenzen niet meer dan 5,00 meter bedraagt;
  • c. voor het overige de regels gelden die binnen het bouwvlak gelden;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.
10.5 Specifieke gebruiksregels
10.5.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de grond anders dan:

  • a. de volgens de in artikel 10.1.1 toegestane bedrijfsdoeleinden;
  • b. tuin en/of groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen.

10.5.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. detailhandel;
  • b. horeca;
  • c. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.
10.6 Afwijken van de gebruiksregels
10.6.1 Afwijken ten behoeve van bedrijven die naar aard en invloed gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in de 'Toegesneden lijst van bedrijfstypen bedrijventerrein'

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de milieusituatie, een omgevingsvergunning verlenen voor de vestiging van bedrijven of bedrijfsactiviteiten die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven of bedrijfsactiviteiten als genoemd in artikel  9, mits:

  • a. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;
  • b. het geen risicovolle inrichtingen betreft;
  • c. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

Artikel 11 Centrum

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Algemeen

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  • b. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • c. maatschappelijke doeleinden, uitsluitend op de begane grond;
  • d. kantoren, uitsluitend op de begane grond;
  • e. consumentverzorgende en kleinschalige ambachtelijke bedrijven, uitsluitend op de begane grond;
  • f. informatie en telecommunicatie doeleinden, uitsluitend op de begane grond;
  • g. wonen, met dien verstande dat wonen op de begane grond uitsluitend is toegestaan op de legaal bestaande locaties en dat ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' wonen niet is toegestaan;
  • h. horeca uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca t/m categorie 1', 'horeca t/m categorie 2' en 'horeca t/m categorie 3' en uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat uitsluitend horeca van de aangeduide categorie is toegestaan;
  • i. functies ter plaatse van de verdiepingen en/of in de kelder, uitsluitend overeenkomstig de als bijlage 6 bij de regels opgenomen lijst van aanwezige functies ter plaatse van de verdiepingen en/of in de kelder en in omvang zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, met dien verstande dat voor de adressen die in bijlage 6  met een * zijn aangeduid, geldt dat de functie in het gehele pand mag worden uitgeoefend;

zolang deze qua aard en afmeting passen binnen het benodigde voorzieningenniveau behorende bij de omvang van de kern;

en ook voor:

  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. een laad - en losplaats, ter plaatse van de aanduiding 'laad en losplaats';
  • l. een parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. nutsvoorzieningen;
  • o. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • p. voorzieningen en bouwwerken bij bovengenoemde functies en doeleinden, zoals erven, terreinen, tuinen, verharding, wegen, paden, kunstwerken en beplanting;
  • q. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtneming van het parkeerbeleid uit artikel 60.3.2 en artikel 60.3.3.

11.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Op en onder de voor 'Centrum' aangewezen gronden is bouwen toegestaan ten dienste van de bestemming, waarbij ook voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen worden gebouwd;
  • b. hoofdgebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend in het bouwvlak en binnen de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd;
  • d. andere bouwwerken mogen worden gebouwd, die qua aard en afmeting bij de bestemming passen;
  • e. voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in artikel 56.4.

11.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak mogen niet meer woningen worden opgericht dan het aantal legale woningen dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan of het aantal dat is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. in het bouwvlak mag in niet meer dan twee bouwlagen worden gebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' een afwijkend aantal bouwlagen is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is ten hoogste de aangeduide bouwhoogte toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de begane grond vrij te blijven van bebouwing tot een hoogte van ten minste 3,50 meter;
  • e. de hoogte van een bouwlaag bedraagt ten hoogste 3,50 meter;
  • f. de voorgevel wordt voor ten minste 70% in de naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd;
  • g. de voorgevelbreedte van de woning bedraagt ten minste 5,50 meter;
  • h. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 12,50 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' de volgende bouwhoogtes gelden:

Toegestaan aantal bouwlagen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen'   maximale bouwhoogte  
1   9,00 meter  
3   16,00 meter  
4   18,00 meter  

  • i. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' een afwijkende bouwhoogte is aangegeven;
  • j. gebouwen worden met een plat dak of met een kap van ten minste 30° en ten hoogste 60° te worden afgedekt. Overkappingen en serres worden afgedekt met een kap van ten hoogste 30°;
  • k. indien niet in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, wordt ten minste 3,00 meter uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd;
  • l. ondergronds bouwen is in het bouwvlak toegestaan tot een maximale diepte van 3,50 meter, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' waarvoor een maximale diepte geldt van 5,00 meter;
  • m. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 11.2.4.

11.2.3 Regels met betrekking tot de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag in niet meer dan 1 bouwlaag worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel maximaal 60 m2 aan bijbehorende bouwwerken worden opgericht;
  • d. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 meter;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 3,25 meter;
  • f. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 5,00 meter;
  • g. een bijgebouw mag met een plat dak worden afgedekt of met een kap waarbij de dakhelling gelijk is aan de dakhelling van het hoofdgebouw;
  • h. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 11.2.4;
  • i. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 56.4.

11.2.4 Overige regels met betrekking bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 3,50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of de bijgebouwgrens niet meer dan 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of bijgebouwgrens niet meer dan 2,00 meter bedraagt.

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 60.4.

11.4 Afwijken van de bouwregels
11.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen binnen de bestemming 'Centrum', met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de overschrijding van de bouwgrenzen niet meer dan 5,00 meter bedraagt;
  • c. voor het overige de regels gelden die gelden binnen het bouwvlak;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

11.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering wordt aangetoond;
  • b. ten behoeve van de privacy voldoende afstand tot aangrenzende percelen wordt aangehouden;
  • c. ten behoeve van de verkeersveiligheid voldoende afstand tot de bestemming 'Verkeer' wordt aangehouden;
  • d. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 10,00 meter bedraagt;
  • e. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.
11.5 Specifieke gebruiksregels
11.5.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de grond anders dan voor:

  • a. parkeervoorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen en/of tuin;
  • c. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.

11.5.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. de in artikel 11.1.1 genoemde doeleinden ter plaatse van de verdieping(en) en/of kelder, met uitzondering van wonen en anders dan overeenkomstig de als bijlage 6 bij de regels opgenomen lijst van aanwezige functies ter plaatse van de verdieping of kelder;
  • b. bewoning, als het een vrijstaand bijgebouw betreft;
  • c. beroeps- bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte, anders dan toegestaan volgens artikel 11.1.1;
  • d. groothandel;
  • e. verkooppunt voor motorbrandstoffen of andere explosiegevaarlijke stoffen;
  • f. industriële doeleinden;
  • g. horeca, anders dan toegestaan volgens artikel 11.1.1;
  • h. aan horeca verwante bedrijvigheid, zoals speelautomatenhal, bingozaal, discotheek of voor winkels ingericht voor tijdelijke verkoop;
  • i. seksinrichting of escortbedrijf;
  • j. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels
11.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van functies op de verdieping en/of in de kelder

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van de realisering van functies anders dan wonen op de verdieping en/of in de kelder, onder de voorwaarden dat:

  • a. de noodzaak vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de voorzieningen bedoeld zijn ter ondersteuning, dan wel uitbreiding van de toegestane functie op de begane grond;
  • c. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

Artikel 12 Gemengd

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Algemeen

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten';
  • b. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond, en ook volledig ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  • c. maatschappelijke doeleinden, uitsluitend op de begane grond, en ook volledig ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  • d. kantoren, uitsluitend op de begane grond, en ook volledig kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • e. consumentverzorgende en kleinschalige ambachtelijke bedrijven, uitsluitend op de begane grond, en ook volledig ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
  • f. informatie en telecommunicatie doeleinden, uitsluitend op de begane grond;

zolang deze qua aard en afmeting passen binnen het benodigde voorzieningenniveau behorende bij de omvang van de kern;

en ook voor:

  • g. bestaande, ter plaatse al legaal gevestigde bedrijven, uitsluitend overeenkomstig de Lijst bestaande bedrijven die als bijlage 7 bij deze regels is gevoegd en in omvang zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • h. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' en uitsluitend op de begane grond;
  • i. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - Kuilenstraat 67-75', met dien verstande dat de volgende voorwaarden gelden:
    • 1. voor non-food bedraagt  per zelfstandige bedrijfsvestiging de brutovloeroppervlakte ten minste 550 m2;
    • 2. voor food bedraagt per zelfstandige bedrijfsvestiging de brutovloeroppervlakte ten minste 550 m2 en ten hoogste 1.400 m2;
  • j. ten hoogste 1 woning en bed&breakfast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - stationsplein' en uitsluitend op de verdieping;
  • k. horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca t/m categorie 1', 'horeca t/m categorie 2' en 'horeca t/m categorie 3' en uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat uitsluitend horeca van de aangeduide categorie is toegestaan;
  • l. horeca van categorie 1 of horeca van categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca', met dien verstande dat het gebruiksvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 150 m²;
  • m. een conferentiecentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - conferentiecentrum';
  • n. een sportcentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum';
  • o. een gymzaal en de daarbij behorende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sportzaal';
  • p. een bouwmarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwmarkt' en uitsluitend op de begane grond;
  • q. zorgwoningen met bijbehorende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning', met dien verstande dat het aantal zorgeenheden ten hoogste bedraagt het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal zorgeenheden' aangeduide aantal;
  • r. functies ter plaatse van de verdiepingen en/of kelder, uitsluitend overeenkomstig de als bijlage 6 bij de regels opgenomen lijst van aanwezige functies ter plaatse van de verdiepingen en/of kelder, en in omvang zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, met dien verstande dat voor de adressen die in bijlage 6 met een * zijn aangeduid, geldt dat de functie in het gehele pand mag worden uitgeoefend;
  • s. uitsluitend wonen en/of recreatie in de vorm van recreatiewoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 2', de gronden ook zijn bestemd voor:
    • 1. horeca, ondergeschikt en gekoppeld aan de recreatiewoningen, met dien verstande dat deze activiteit ook ten dienste van de in de nabije omgeving recreërende derden mag worden uitgeoefend en het bijbehorend gebruiksoppervlak niet meer mag bedragen dan 175 m²;
    • 2. zorggerelateerde dienstverlening;
    • 3. voorzieningen op het gebied van welzijn en maatschappelijk terrein en/of sociaal-cultureel terrein;
  • t. uitsluitend de volgende functies, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 3':
    • 1. kantoren zonder baliefunctie, uitsluitend op de begane grond;
    • 2. detailhandel, uitgezonderd een supermarkt en modische detailhandel en uitsluitend op de begane grond, waarbij er alleen sprake kan zijn van een inrichting met milieucategorie 1 of 2 en de activiteiten zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. Ook dient er sprake te zijn van categorie A zoals bedoeld in het Besluit omgevingsrecht;
    • 3. wonen;
    • 4. dienstverlening en ambachten, uitsluitend op de begane grond en waarbij er alleen sprake kan zijn van een inrichting met milieucategorie 1 of 2 en de activiteiten zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. Ook dient er sprake te zijn van categorie A zoals bedoeld in het Besluit omgevingsrecht;
    • 5. horeca tot en met categorie 1, uitsluitend op de begane grond en ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1';
  • u. ter plaatse van Hoeve Moorveldshof de volgende functies:
    • 1. wonen, in ten hoogste 20 wooneenheden;
    • 2. horeca categorie 1 tot en met horeca categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
    • 3. een kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
    • 4. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
    • 5. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
    • 6. een bedrijf of bedrijfsactiviteit opgenomen in categorie 1 en 2 van de toegesneden lijst van bedrijfstypen volgens bijlage 8 van de regels, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
    • 7. een parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'
  • v. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • w. een parkeertererein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • x. nutsvoorzieningen;
  • y. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • z. voorzieningen en bouwwerken bij bovengenoemde functies en doeleinden, zoals erven, terreinen, verharding, wegen, paden, kunstwerken en beplanting;
  • aa. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtneming van het parkeerbeleid uit artikel 60.3.2 en artikel 60.3.3.

12.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Op en onder de voor 'Gemengd' aangewezen gronden is bouwen toegestaan ten dienste van de bestemming, waarbij ook voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. vrijstaande, geschakelde, aaneengesloten woningen en bovenwoningen mogen worden gebouwd;
  • c. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend in het bouwvlak en binnen de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd;
  • d. andere bouwwerken die qua aard en afmetingen bij de bestemming passen mogen worden gebouwd;
  • e. voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in artikel 56.4.

12.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak mogen niet meer woningen worden opgericht dan het aantal legale woningen dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, tenzij volgens de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een afwijkend aantal is weergegeven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is overeenkomstig de aanduiding 'maximum aantal woonheden' ten hoogste 1 woning toegestaan;
  • c. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' ten hoogste het aangeduide bebouwingspercentage is toegestaan;
  • d. in het bouwvlak mag in niet meer dan twee bouwlagen worden gebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' een afwijkend aantal bouwlagen is aangegeven;
  • e. de hoogte van een bouwlaag bedraagt ten hoogste 3,50 meter;
  • f. de voorgevel wordt voor ten minste 70% in de naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd;
  • g. de voorgevelbreedte van een gebouw bedraagt ten minste 5,50 meter;
  • h. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 12,50 meter, met dien verstande dat:
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' respectievelijk ten hoogste de aangeduide goothoogte en bouwhoogte zijn toegestaan;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' de volgende bouwhoogtes gelden:

Toegestaan aantal bouwlagen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen'   maximale bouwhoogte  
1   9,00 meter  
3   16,00 meter  
4   18,00 meter  

  • k. ter plaatse van de aanduiding 'sportzaal' de bouwhoogte ten hoogste 7,50 meter bedraagt;
  • l. gebouwen worden met een plat dak of met een kap van ten minste 30° en ten hoogste 60° afgedekt. Overkappingen en serres worden afgedekt met een kap van ten hoogste 30°;
  • m. indien niet in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, wordt ten minste 3,00 meter uit de erfscheiding gebouwd;
  • n. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 12.2.5;
  • o. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 56.4.

12.2.3 Regels met betrekking tot het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1'

In afwijking van het bepaalde in artikel12.2.2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1' de volgende regels:

  • a. bebouwing dient te worden opgericht volgens de bebouwingsvisie met tekeningnummer 0212-B-B00, opgenomen als bijlage 17 bij de regels, met dien verstande dat voor de uiteindelijke terreininrichting nog positief advies zal moeten worden verkregen van de Monumentencommissie en de RCE;
  • b. binnen de bouwvlakken mogen maximaal het aantal woningen dan wel vakantiewoningen aanwezig zijn, zoals is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. de goothoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 7,50 meter;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 14,00 meter;
  • e. de dakhelling bedraagt niet minder dan 35° en niet meer dan 60°;
  • f. de inhoud van een woning bedraagt ten minste 300 m3;
  • g. indien niet in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, zal ten minste 3,00 meter uit de erfscheiding worden gebouwd;
  • h. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 12.2.5;
  • i. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 56.4.

12.2.4 Regels met betrekking tot de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag in niet meer dan 1 bouwlaag worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel maximaal 60 m2 aan bijgebouwen worden opgericht, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen moorveldshof' maximaal 150 m² aan bijbehorende bouwwerken mag worden opgericht;
  • d. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 meter;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 3.25 meter;
  • f. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 5,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen moorveldshof' de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
  • g. een bijgebouw mag met een plat dak worden afgedekt of met een kap waarbij de dakhelling gelijk is aan de dakhelling van het hoofdgebouw;
  • h. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 12.2.5;
  • i. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 56.4.

12.2.5 Overige regels met betrekking tot andere bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende overige regels:

  • a. binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 3,50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of de bijgebouwgrens ten hoogste 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of bijgebouwgrens ten hoogste 2,00 meter bedraagt.
  • b. in afwijking van het bepaalde in artikel 12.2.1, onder c. mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' ook een overkapping worden gerealiseerd, waarvan de bouwhoogte 1,50 meter hoger mag zijn dan de hoogste dakrand van de direct aangrenzende bebouwing.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 60.4.

12.4 Afwijken van de bouwregels
12.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen van de bestemming 'Gemengd', met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de overschrijding van de bouwgrenzen niet meer dan 5,00 meter bedraagt;
  • c. voor het overige de regels gelden die gelden binnen het bouwvlak;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

12.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. ten behoeve van de privacy voldoende afstand tot aangrenzende percelen wordt aangehouden;
  • c. ten behoeve van de verkeersveiligheid voldoende afstand tot de bestemming 'Verkeer' wordt aangehouden;
  • d. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 10,00 meter bedraagt;
  • e. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.
12.5 Afwijken van de bouw- en gebruiksregels ten behoeve van 2 extra woningen binnen de bestaande bebouwing

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingszone - afwijkingsgebied’ een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de bouw- en gebruiksregels ten behoeve van het realiseren van 2 extra woningen binnen de bestaande bebouwing, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de woningen dienen een minimale inhoud te hebben van 300 m³;
  • b. de functieaanduiding ‘specifieke vorm van gemengd - 2’ en de daaraan verbonden regels komen te vervallen;
  • c. de aanwezige cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het gebouw dienen behouden te blijven;
  • d. de totstandkoming van een goed woonklimaat in de te realiseren woningen dient te worden gegarandeerd;
  • e. de geluidbelasting dient, volgens een geluidsniveaukaart dan wel akoestisch onderzoek niet hoger te zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarden, of verkregen hogere grenswaarden in het kader van de Wet geluidhinder, waarbij in het laatste geval de verblijfsruimten van de woning in overwegende mate aan de geluidsluwe zijde dienen te worden gesitueerd;
  • f. indien vereist de procedure hogere grenswaarden is uitgevoerd voordat het bevoegd gezag de omgevingsvergunning verleend;
  • g. de bodem dient, volgens vooraf ingesteld bodemonderzoek, niet zodanig verontreinigd te zijn dat wettelijke bezwaren bestaan tegen de realisering van woningen;
  • h. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in rtikel 59.2.
12.6 Specifieke gebruiksregels
12.6.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de grond anders dan voor:

  • a. parkeervoorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen en/of tuin;
  • c. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.

12.6.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. de in artikel  12.1.1 genoemde doeleinden ter plaatse van de verdieping(en) en/of kelder, met uitzondering van:
    • 1. wonen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten';
    • 2. functies overeenkomstig de als bijlage 6 bij de regels opgenomen lijst van aanwezige functies ter plaatse van de verdieping en/of kelder;
    • 3. de toegestane functies ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1' en/of specifieke vorm van gemengd - 2';
  • b. bewoning, als het een vrijstaand bijbehorend bouwwerk betreft;
  • c. beroeps- bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte, anders dan toegestaan volgens artikel 12.1.1;
  • d. groothandel;
  • e. verkooppunt voor motorbrandstoffen of andere explosiegevaarlijke stoffen;
  • f. industriële doeleinden;
  • g. horeca, anders dan toegestaan volgens artikel 12.1.1;
  • h. aan horeca verwante bedrijvigheid, zoals speelautomatenhal, bingozaal, discotheek of voor winkels ingericht voor tijdelijke verkoop;
  • i. seksinrichting of escortbedrijf;
  • j. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.
12.7 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van de realisering van voorzieningen anders dan wonen op de verdieping, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de voorzieningen bedoeld zijn ter ondersteuning, dan wel uitbreiding van de toegestane functie op de begane grond;
  • c. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

Artikel 13 Gemengd - Natuur na ontgronding

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemeen

De voor 'Gemengd - Natuur na ontgronding' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. natuurontwikkeling;
  • b. de winning, verwerking en transport van oppervlaktedelfstoffen;
  • c. kleiberging;
  • d. grinddrempels en -ruggen;
  • e. vistrappen;
  • f. bestaande wegen;
  • g. extensief recreatief medegebruik van gerealiseerde natuur;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;

en ook voor:

  • k. tijdelijke voorzieningen voor het Grensmaasproject;

met de daarbij behorende:

  • l. voorzieningen en bouwwerken bij bovengenoemde functies en doeleinden, zoals verharding, paden, kunstwerken en beplanting.

13.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

13.2 Bouwregels

Op en onder de voor 'Gemengd - Natuur na ontgronding' aangewezen gronden is bouwen toegestaan ten dienste van de bestemming, waarbij ook voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen geen woning zijnde, mogen worden gebouwd tot een maximale bouwhoogte van 10,00 meter;
  • b. andere bouwwerken mogen worden gebouwd tot een maximale bouwhoogte van 25,00 meter;
  • c. voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in artikel 56.4.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van tijdelijke voorzieningen voor het project Grensmaas bestaande uit tijdelijke werkwegen, als dit noodzakelijk is:

  • a. ten behoeve van de bescherming van het woonmilieu, onder andere voor wat betreft geluid en luchtkwaliteit;
  • b. ter voorkoming van onevenredige nadelige aantasting van de omliggende natuurlijke waarden.

Artikel 14 Groen

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Algemeen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. openbare groenvoorzieningen, zoals trapvelden, speelplaatsen, plantsoenen, waterpartijen met de daarbij behorende voet- en fietspaden en andere voorzieningen;
  • b. religieuze doeleinden in de vorm van (weg)kapellen en (weg)kruizen of daarmee vergelijkbare religieuze uitingen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. duurzaam, bodem- en waterbeheer, tevens wateropvang/buffering en infiltratie;
  • e. nutsvoorzieningen;

en ook voor:

  • f. ondergronds parkeren in een parkeerkelder, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  • g. een parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • h. een gloriette, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - gloriette';
  • i. een toggelbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - toggelbaan';
  • j. een zend-/ontvangstinstallatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';

met de daarbij behorende:

  • k. voorzieningen en bouwwerken bij bovengenoemde functies en doeleinden, zoals paden, kunstwerken en beplanting.

14.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Op en onder de voor 'Groen' aangewezen gronden is bouwen toegestaan ten dienste van de bestemming, waarbij ook voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen, geen woning zijnde, mogen worden gebouwd;
  • b. andere bouwwerken mogen worden gebouwd, zoals straatmeubilair, zitbanken, afvalbakken, ondergrondse afvalvoorzieningen, verlichting, vlaggenmasten, speelvoorzieningen en kunstobjecten;
  • c. voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in artikel 56.4.

14.2.2 Regels met betrekking tot bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een gebouw bedraagt ten hoogste 20 m², uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  • b. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 3,50 meter;
  • c. ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' waarvoor een maximale diepte geldt van 5,00 meter;
  • d. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 2,00 meter, met uitzondering van:
    • 1. lantaarnpalen en vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 10,00 meter bedraagt;
    • 2. een toggelbaan uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - toggelbaan', waarvan de bouwhoogte ten hoogste 4,50 meter bedraagt.
    • 3. een zend-/ontvangstinstallatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie', waarvan de bouwhoogte ten hoogste 40,00 meter bedraagt;
    • 4. speeltoestellen, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 3,50 meter bedraagt.
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 60.4.

14.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de grond voor parkeervoorzieningen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage'.

14.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het realiseren van parkeervoorzieningen mits dit niet leidt tot een onevenredige inbreuk op de groenstructuur en mits dit verantwoord is vanuit oogpunt van verkeersveiligheid.

14.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.6.1 Verbodsbepaling

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verlagen of afgraven van de bodem dieper dan 0,25 meter, met dien verstande dat ook voor het telkenmale verlagen of afgraven dan wel ophogen van de bodem met een diepte dan wel hoogte van minder dan 0,25 meter, met het kennelijke oogmerk om het bestaande, geleidelijke reliëf te wijzigen, een omgevingsvergunning benodigd is;
  • b. het aanbrengen van verhardingen met een oppervlakte, aaneengesloten dan wel los, van meer dan 150 m².

14.6.2 Normaal onderhoud en gebruik

Het in artikel 14.6.1 bepaalde is niet van toepassing voor:

  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering zijn dan wel op grond van een (voor dat tijdstip aangevraagde) vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.

14.6.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in  artikel 14.6.1 zijn slechts toelaatbaar, als hierdoor het karakteristieke reliëf en het groene karakter van het gebied niet onevenredig nadelig worden beïnvloed.

Artikel 15 Horeca

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Algemeen

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. hotels;
  • b. pensions;
  • c. wonen in één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', en ook bestaand wonen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;

en ook voor:

  • g. restaurants, uitsluitend op de begane grond uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - de geulhof';
  • h. een visvijver en speeltuin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - de geulhof';

met de daarbij behorende:

  • i. voorzieningen en bouwwerken bij bovengenoemde functies en doeleinden, zoals erven, terreinen, verharding, wegen, paden, kunstwerken en beplanting;
  • j. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtneming van het parkeerbeleid uit artikel 60.3.2 en artikel 60.3.3.

15.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Op en onder de voor 'Horeca' aangewezen gronden is bouwen toegestaan ten dienste van de bestemming, waarbij ook voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen worden gebouwd;
  • b. andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen mogen worden gebouwd, die qua aard en afmetingen bij de bestemming passen;
  • c. voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in artikel 56.4.

15.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen in het bouwvlak te worden opgericht;
  • b. het gehele bouwvlak mag worden bebouwd;
  • c. in het bouwvlak mag in niet meer dan twee bouwlagen worden gebouwd;
  • d. de hoogte van een bouwlaag mag niet meer bedragen dan 3,50 meter;
  • e. de voorgevel dient voor ten minste 70% in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
  • f. de voorgevelbreedte van de woning dient ten minste 5,50 meter te bedragen;
  • g. de bouwhoogte ten hoogste 12,50 meter bedraagt;
  • h. gebouwen dienen plat of met een kap van ten minste 30° en ten hoogste 60° te worden afgedekt;
  • i. een bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen dienen te voldoen aan het bepaalde in artikel  15.2.3.

15.2.3 Regels met betrekking tot de bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen

Voor het bouwen van de bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bedrijfswoning mag in ten hoogste 2 bouwlagen worden gebouwd;
  • b. de hoogte van een bouwlaag mag niet meer dan 3,50 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 12,50 meter bedragen;
  • d. de voorgevelbreedte van een bedrijfswoning dient ten minste 5,50 meter te bedragen;
  • e. bedrijfswoningen dienen met plat of met een kap van ten minste 30° en ten hoogste 60° te worden afgedekt. Overkappingen en serres mogen worden afgedekt met een kap van ten hoogste 30°;
  • f. bijgebouwen mogen uitsluitend 3,00 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • g. voor zover bijgebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3,00 meter te bedragen;
  • h. per bedrijfswoning mag het oppervlakte aan bijgebouwen ten hoogste 70 m² bedragen;
  • i. bijgebouwen mogen maximaal 20,00 meter achter de achtergevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • j. bijgebouwen mogen in ten hoogste 1 bouwlaag worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw (waaronder begrepen carports en overkappingen) ten hoogste gelijk zal zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het woonhuis plus 0,25 meter;
    • 2. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw ten hoogste 3,00 meter zal bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 5,00 meter bedragen.

15.2.4 Overige regels met betrekking tot bebouwing

Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 3,50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of de bijgebouwgrens niet meer dan 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of bijgebouwgrens niet meer dan 2,00 meter bedraagt.

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 60.4.

15.4 Afwijken van de bouwregels
15.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen binnen de bestemming 'Horeca', respectievelijk het vergroten van het bouwvlak, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen niet onevenredig nadelig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind;
  • c. de goothoogte ten hoogste 6,50 meter mag bedragen;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

15.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. ten behoeve van de verkeersveiligheid, voldoende afstand tot de bestemming 'Verkeer' wordt aangehouden;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten hoogste 6,00 meter mag bedragen;
  • c. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.
15.5 Specifieke gebruiksregels
15.5.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de grond anders dan voor:

  • a. tuin en/of groenvoorzieningen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. opslagdoeleinden, ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van explosie- en/of brandgevaarlijke goederen en stoffen.

15.5.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. groothandel;
  • c. kantoordoeleinden;
  • d. detailhandel, anders dan als ondergeschikte activiteit, zowel naar aard als naar afmetingen;
  • e. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van explosie- en/of brandgevaarlijke goederen en stoffen;
  • f. permanente of tijdelijke bewoning anders dan in de bedrijfswoning.

Artikel 16 Kantoor

16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1 Algemeen

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;

en ook voor:

  • b. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • f. voorzieningen en bouwwerken bij bovengenoemde functies en doeleinden, zoals erven, terreinen, verharding, wegen, paden, kunstwerken en beplanting;
  • g. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtneming van het parkeerbeleid uit artikel 60.3.2 en artikel 60.3.3.

16.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel  60.6.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Op en onder de voor 'Kantoor' aangewezen gronden is bouwen toegestaan ten dienste van de bestemming, waarbij ook voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen, geen woningen zijnde mogen worden gebouwd;
  • b. hoofdgebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. één bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • e. andere bouwwerken mogen worden gebouwd, die qua aard en afmetingen bij de bestemming passen;
  • f. voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in artikel 56.4.

16.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. in het bouwvlak mag in niet meer dan twee bouwlagen worden gebouwd;
  • b. de hoogte van een bouwlaag bedraagt ten hoogste 3,50 meter;
  • c. de voorgevel wordt voor ten minste 70% in de naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd;
  • d. de voorgevelbreedte van het gebouw bedraagt ten minste 5,50 meter;
  • e. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 12,50 meter;
  • f. gebouwen worden met een plat dak of met een kap van ten minste 30° en ten hoogste 60° afgedekt;
  • g. als niet in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, wordt ten minste 3,00 meter uit de erfscheiding gebouwd;
  • h. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 16.2.3;
  • i. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 56.4.

16.2.3 Overige regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3,50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of de bijgebouwgrens niet meer dan 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of bijgebouwgrens niet meer dan 2,00 meter bedraagt.

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 60.4.

16.4 Afwijken van de bouwregels
16.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen binnen de bestemming 'Kantoor', met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de overschrijding van de bouwgrenzen niet meer dan 5,00 meter bedraagt;
  • c. de goothoogte ten hoogste 6,50 meter bedraagt;
  • d. voor het overige de regels gelden die gelden binnen het bouwvlak;
  • e. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

16.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. ten behoeve van de privacy voldoende afstand tot aangrenzende percelen wordt aangehouden;
  • b. ten behoeve van de verkeersveiligheid voldoende afstand tot de bestemming 'Verkeer' wordt aangehouden;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 10,00 meter bedraagt;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.
16.5 Specifieke gebruiksregels
16.5.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden anders dan voor:

  • a. parkeervoorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen en/of tuin;
  • c. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.

16.5.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. wonen, met uitzondering van in een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. beroeps- bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte voor brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;
  • c. groothandel;
  • d. verkooppunt voor motorbrandstoffen of andere explosiegevaarlijke stoffen;
  • e. industriële doeleinden;
  • f. horeca;
  • g. aan horeca verwante bedrijvigheid, zoals speelautomatenhal, bingozaal, discotheek of voor winkels ingericht voor tijdelijke verkoop;
  • h. seksinrichting of escortbedrijf;
  • i. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.

Artikel 17 Maatschappelijk

17.1 Bestemmingsomschrijving
17.1.1 Algemeen

De voor artikel 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. religieuze doeleinden;
  • b. onderwijs en educatie, waaronder mede begrepen sportbeoefening;
  • c. sociaal-culturele doeleinden;
  • d. gezondheidszorg;
  • e. zorgwoningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;

en ook voor:

  • i. een kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • j. zorgwonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zorgwonen', met daaraan ondergeschikt zorggerichte dienstverlening;
  • k. wonen, uitsluitend bestaand;
  • l. horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • m. een kantoor, uitsluitend ten behoeve van maatschappelijke dienstverlening en/of ondergeschikt aan de zorgfunctie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - maatschappelijke dienstverlening';

met de daarbij behorende:

  • n. voorzieningen en bouwwerken bij bovengenoemde functies en doeleinden, zoals erven, terreinen, verharding, wegen, paden, kunstwerken en beplanting;
  • o. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtneming van het parkeerbeleid uit artikel 60.3.2 en artikel 60.3.3.

17.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel  60.6.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen

Op en onder de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden is bouwen toegestaan ten dienste van de bestemming, waarbij ook voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend in het bouwvlak en binnen de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd, met uitzondering van bestaande fietsenstallingen;
  • c. andere bouwwerken mogen worden gebouwd, die qua aard en afmeting bij de bestemming passen;
  • d. voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in artikel 56.4.

17.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak mogen niet meer woningen worden opgericht dan het aantal legale woningen dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' ten hoogste het aangeduide bebouwingspercentage is toegestaan;
  • c. de voorgevel van gebouwen wordt in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd;
  • d. in het bouwvlak mag in niet meer dan twee bouwlagen worden gebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' een afwijkend aantal bouwlagen is aangegeven;
  • e. de hoogte van een bouwlaag bedraagt ten hoogste 4,50 meter;
  • f. de goothoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan de goothoogte van het gebouw, zoals die bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' ten hoogste de aangeduide goothoogte is toegestaan;
  • g. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan de bouwhoogte van het gebouw, zoals die bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' en de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' ten hoogste de aangeduide bouwhoogte is toegestaan;
  • h. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan de bouwhoogte van het gebouw, zoals die bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' ten hoogste de aangeduide bouwhoogte is toegestaan;
  • i. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 17.2.4;
  • j. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 56.4.

17.2.3 Regels met betrekking tot de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag in niet meer dan 1 bouwlaag worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel maximaal 60 m2 aan bijgebouwen worden opgericht;
  • d. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 meter;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 3.25 meter;
  • f. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 5,00 meter;
  • g. een bijgebouw mag met een plat dak worden afgedekt of met een kap waarbij de dakhelling gelijk is aan de dakhelling van het hoofdgebouw;
  • h. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 17.2.4;
  • i. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 56.4.

17.2.4 Overige regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 3,50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of de bijgebouwgrens niet meer dan 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of bijgebouwgrens niet meer dan 2,00 meter bedraagt.

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 60.4.

17.4 Afwijken van de bouwregels
17.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen binnen de bestemming 'Maatschappelijk', met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de overschrijding van de bouwgrenzen niet meer dan 5,00 meter bedraagt;
  • c. bij monumentale en beeldbepalende panden de inhoud van de bebouwing daardoor met niet meer dan 10% mag toenemen;
  • d. voor het overige de regels gelden die gelden binnen het bouwvlak;
  • e. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

17.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. ten behoeve van de privacy voldoende afstand tot aangrenzende percelen wordt aangehouden;
  • b. ten behoeve van de verkeersveiligheid voldoende afstand tot de bestemming 'Verkeer' wordt aangehouden;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 10,00 meter bedraagt;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

17.4.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van de oprichting van kunstobjecten en speelvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van de oprichting van kunstobjecten, zoals (stand)beelden, uitingen van moderne kunst en speelvoorzieningen en dergelijke, met dien verstande dat:

  • a. deze qua aard en omvang in de omgeving passen en een maximum oppervlakte hebben van 10 m² per object;
  • b. in het geval van speelvoorzieningen: de bodem blijkens een vooraf ingesteld bodemonderzoek niet zodanig verontreinigd is dat bezwaren bestaan tegen oprichting;
  • c. de bouwhoogte van het kunstobject ten hoogste 3,50 meter bedraagt;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.
17.5 Specifieke gebruiksregels
17.5.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de grond anders dan voor:

  • a. tuin en/of groenvoorzieningen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.

17.5.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. groothandel;
  • c. detailhandel, anders dan als ondergeschikte activiteit, zowel naar aard als naar afmetingen, bij ter plaatse gevestigde maatschappelijke doeleinden;
  • d. horeca, anders dan als ondergeschikte activiteit in verband met het toegestane gebruik;
  • e. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.

Artikel 18 Maatschappelijk - Begraafplaats

18.1 Bestemmingsomschrijving
18.1.1 Algemeen

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. doeleinden van lijkbezorging;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • e. voorzieningen en bouwwerken bij bovengenoemde functies en doeleinden, zoals erven, terreinen, verharding, wegen, paden, kunstwerken en beplanting;
  • f. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtneming van het parkeerbeleid uit artikel 60.3.2 en artikel 60.3.3.

18.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel  60.6.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen

Op en onder de voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden is bouwen toegestaan ten dienste van de bestemming, waarbij ook voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen, geen woningen zijnde mogen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. andere bouwwerken mogen worden gebouwd, die qua aard en afmeting bij de bestemming passen;
  • c. voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in artikel 56.4.

18.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. het bouwvlak mag in zijn geheel worden bebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3,50 meter;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 5,50 meter;
  • d. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel  18.2.3;
  • e. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 56.4.

18.2.3 Overige regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van de andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 4,00 meter.
18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 60.4.

Artikel 19 Maatschappelijk - Militair terrein

19.1 Bestemmingsomschrijving
19.1.1 Algemeen

De voor 'Maatschappelijk - Militair terrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. militair gebruik;
  • b. instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden,
  • c. bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. extensief recreatief medegebruik;
  • h. voor wandel-, fiets-, wielren- en mountainbike-evenementen op bestaande wegen/paden overeenkomstig de bepalingen voor evenementen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);

met de daarbij behorende:

  • i. voorzieningen en bouwwerken bij bovengenoemde functies en doeleinden, zoals erven, terreinen, verharding, wegen, paden, kunstwerken en beplanting.

19.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

19.2 Bouwregels

Op en onder de voor 'Maatschappelijk - Militair terrein' aangewezen gronden is bouwen toegestaan ten dienste van de bestemming, waarbij ook voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen niet worden gebouwd;
  • b. bouwwerken mogen niet worden gebouwd, uitgezonderd het oprichten van voorzieningen zoals hekwerken ter bescherming van waterputten in een waterwingebied;
  • c. het verlenen van een omgevingsvergunning voor het tijdelijk afwijken van het plan is uitgesloten.
19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 60.4.

19.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de grond:

  • a. als staanplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen, anders dan ten behoeve van het in artikel 19.1.1 toegestane gebruik;
  • b. als sport- en wedstrijdterrein, parkeerterrein, buitenmanege of lig- en speelweide, anders dan ten behoeve van het in artikel 19.1.1 toegestane gebruik;
  • c. ten behoeve van agrarische doeleinden;
  • d. voor het beproeven van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
  • e. voor het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
  • f. als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • g. voor het opslaan van mest(stoffen) uitgezonderd in mestzakken, als daarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
  • h. voor het oprichten van boogkassen, hagelnetten en teeltondersteunende voorzieningen;
  • i. voor opslagdoeleinden, zoals onder andere het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen en ook tuinafval, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
  • j. als terrein voor het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, behouden het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
  • k. voor terras, tennisbaan, zwembad en manegebak;
  • l. voor het winnen van bosstrooisel en mos;
  • m. voor het scheuren van grasland.
19.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.5.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de voor 'Maatschappelijk - Militair terrein' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, het ophogen , egaliseren van de bodem, uitgezonderd de aanleg van drinkpoelen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. het bemalen of draineren van gronden en het winnen van water of het anderszins verlagen van de grondwaterstand;
  • e. het verrichten van exploratie- en exploratieboringen ten behoeve van de delfstoffenwinning
  • f. het geheel of gedeeltelijk aanleggen van oeverbeschoeiingen en het graven, aanleggen en/of dempen van waterlopen;
  • g. het geheel of gedeeltelijk verwijderen van graften, bosstroken en/of grasbanen;
  • h. het scheuren van grasland in beekdalontwikkelingszone en kwel- of bronzones, overeenkomstig bijlage 14 bij de regels;
  • i. het vellen of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
  • j. het gebruik van bestrijdingsmiddelen.

19.5.2 Normaal onderhoud en gebruik

Het bepaalde in artikel 19.5.1 is niet van toepassing voor:

  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering zijn dan wel op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.

19.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 19.5.1 zijn slechts toelaatbaar als door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig nadelig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.

Artikel 20 Natuur

20.1 Bestemmingsomschrijving
20.1.1 Algemeen

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • b. bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast;
  • c. calamiteitenverbindingen ten behoeve van hulpdiensten;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. ecovoorzieningen;

en ook voor:

  • h. bescherming en instandhouding van de natuurlijke, landschappelijke, en cultuurhistorische ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - kruisberg';
  • i. een ecoduct ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ecoduct';
  • j. een bergbezinkbassin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bergbezinkbassin';
  • k. de landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschapsplan zoals weergegeven in bijlage 15 behorende bij deze regels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 12';
  • l. een parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • m. een grondwal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van natuur - grondwal';
  • n. materialen opslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur- materialen opslag';

met daaraan ondergeschikt:

  • o. extensief recreatief medegebruik;
  • p. wandel-, fiets-, wielren- en mountainbike-evenementen op bestaande wegen/paden overeenkomstig de bepalingen voor evenementen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).

met de daarbij behorende:

  • q. voorzieningen en bouwwerken bij bovengenoemde functies en doeleinden.

20.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

20.2 Bouwregels

Op en onder de voor 'Natuur' aangewezen gronden gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwen is niet toegestaan, uitgezonderd:
    • 1. het oprichten van voorzieningen, zoals in de vorm van hekwerken, ter bescherming van waterputten in waterwingebied;
    • 2. een ecoduct met een maximale bouwhoogte van 10,00 meter ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - ecoduct’;
    • 3. een gebouw met een maximale bouwhoogte van 3,5 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - materialen opslag';
    • 4. gebouwen binnen de aanuiding 'bouwvlak' met een maximale bouwhoogte van 3,5 meter;
  • b. het verlenen van een omgevingsvergunning voor het tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan is uitgesloten.
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van bouwwerken noodzakelijk met het oog op natuurbeheer

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van bouwwerken noodzakelijk met het oog op natuurbeheer, zoals een wildhut of observatiepost, en andere bouwwerken ter ondersteuning van het extensief recreatief medegebruik, mits de te beschermen natuurlijke waarden en belangen niet onevenredig worden geschaad, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte ten hoogste 3,00 meter bedraagt;
  • b. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.
20.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 60.4.

20.5 Specifieke gebruiksregels
20.5.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de grond voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • b. sport- en wedstrijdterrein, parkeerterrein, buitenmanege of lig- en speelweide;
  • c. agrarische doeleinden;
  • d. het beproeven van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
  • e. het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
  • f. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • g. het opslaan van mest(stoffen) behoudens in mestzakken, als daarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
  • h. het oprichten van boogkassen, hagelnetten en teeltondersteunende voorzieningen;
  • i. opslagdoeleinden, zoals onder andere het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen en ook tuinafval, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik, met dien verstande dat 'materialenopslag' is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - materialenopslag';
  • j. terrein voor het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, behouden het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
  • k. reclame-uitingen;
  • l. terras, tennisbaan, zwembad en paardenbak;
  • m. het winnen van bosstrooisel en mos;
  • n. het scheuren van grasland.

20.5.2 Landschappelijke inpassing

Het gebruiken en/of het laten gebruiken van de voor 'Natuur' aangewezen gronden volgens de bestemming 'Natuur' is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 20.1.1, onder k. binnen 2 jaar na afgifte van de omgevingsvergunning en/of de planologische maatregel is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.

20.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.6.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de voor 'Natuur' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, het ophogen, egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
  • c. het aanleggen van grondwallen;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het bemalen of draineren van gronden en het winnen van water of het anderszins verlagen van de grondwaterstand;
  • f. het verrichten van exploratie- en exploratieboringen ten behoeve van de delfstoffenwinning
  • g. het geheel of gedeeltelijk aanleggen van oeverbeschroeiingen en het graven, aanleggen en/of dempen van waterlopen;
  • h. het geheel of gedeeltelijk verwijderen van graften, bosstroken en/of grasbanen;
  • i. het scheuren van grasland in erosiebeperkingsgebied, beekdalontwikkelingszone en kwel- of bronzones;
  • j. het vellen of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben.

20.6.2 Normaal onderhoud en gebruik

Het bepaalde in artikel 20.6.1 is niet van toepassing voor:

  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel op grond van een (voor dat tijdstip aangevraagde) vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • e. werken of werkzaamheden waarvoor een vergunning is verleend vanuit de Natuurbeschermingswet;
  • f. werken of werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van een Beheerplan Natura 2000.

20.6.3 Toelaatbaarheid

Het bevoegd gezag verleent de vergunning als bedoeld in artikel 20.6.1 slechts:

  • a. als door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
  • b. voor zover het betreft het aanleggen van een grondwal, uitsluitend als deze gelegen is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - grondwal' en als de grondwal landschappelijk wordt ingepast door beplanting.

Artikel 21 Recreatie

21.1 Bestemmingsomschrijving
21.1.1 Algemeen

Voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatie;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;

en ook voor:

  • f. daghoreca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - theehuisje';
  • g. uitsluitend wonen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht broekhoven 5a';

met de daarbij behorende:

  • h. voorzieningen en bouwwerken bij bovengenoemde functies en doeleinden, zoals erven, terreinen, verharding, wegen, paden, kunstwerken en beplanting;
  • i. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtneming van het parkeerbeleid uit artikel 60.3.2 en artikel 60.3.3.

21.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemeen

Op en onder de voor ''Recreatie' aangewezen gronden is bouwen toegestaan ten dienste van de bestemming, waarbij ook voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - theehuisje' en de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht broekhoven 5a' worden gebouwd;
  • b. andere bouwwerken mogen worden gebouwd, die qua aard en afmeting bij de bestemming passen;
  • c. voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in artikel 56.4.

21.2.2 Regels met betrekking gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - theehuis' en de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht broekhoven 5a' worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen binnen de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht broekhoven 5a' mag ten hoogste 4,50 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen binnen de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht broekhoven 5a' mag ten hoogste 8,00 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen binnen de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - theehuis' mag ten hoogste 3,50 meter bedragen;
  • e. de dakhelling van gebouwen mag minimaal 30° en maximaal 60° bedragen.

21.2.3 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 3,50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of de bijgebouwgrens niet meer dan 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of bijgebouwgrens niet meer dan 2,00 meter bedraagt.

21.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 60.4.

21.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. ten behoeve van de privacy voldoende afstand tot aangrenzende percelen wordt aangehouden;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 10,00 meter bedraagt;
  • c. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.
21.5 Specifieke gebruiksregels
21.5.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de grond anders dan voor:

  • a. dagrecreatie;
  • b. daghoreca, anders dan bedoeld in artikel 21.1, onder f.;
  • c. tuin en/of groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.

21.5.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. detailhandel en groothandel;
  • c. horeca, anders dan daghoreca als bedoeld in artikel 21.1.1, onder f.;
  • d. wonen, anders dan bedoeld in artikel 22.1.1, onder g.;
  • e. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.

Artikel 22 Recreatie - Dagrecreatie

22.1 Bestemmingsomschrijving
22.1.1 Algemeen

Voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatie;
  • b. sport;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;

en ook voor:

  • g. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • h. een schutterij met daarbij behorende gebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - schutterij';
  • i. een hondensportvereniging met daarbij behorende gebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - hondensportvereniging';
  • j. een zwembad, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zwembad';
  • k. uitsluitend wonen ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht gemeentebroek 6';
  • l. een overkapping ter plaatse van de aanduiding 'overkapping';

met de daarbij behorende:

  • m. voorzieningen en bouwwerken bij bovengenoemde functies en doeleinden, zoals erven, terreinen, verharding, wegen, paden, kunstwerken en beplanting;
  • n. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtneming van het parkeerbeleid uit artikel 60.3.2 en artikel 60.3.3.

22.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

22.2 Bouwregels
22.2.1 Algemeen

Op en onder de voor ''Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden is bouwen toegestaan ten dienste van de bestemming, waarbij ook voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen, mogen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. andere bouwwerken mogen worden gebouwd, die qua aard en afmeting bij de bestemming passen;
  • c. voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in artikel 56.4.

22.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' het aangegeven bebouwd oppervlak als maximum geldt;
  • b. de goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, bedraagt ten hoogste 4,50 meter, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte (m)' een andere goothoogte is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen, geen woning zijnde, bedraagt ten hoogste 9,00 meter, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte (m)' een andere bouwhoogte is aangegeven;
  • d. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 22.2.5;
  • e. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 56.4.

22.2.3 Regels met betrekking tot de 'specifieke bouwaanduiding - aanduiding 'overkapping'

Voor het bouwen ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' is een overkapping toegestaan;
  • b. er geldt een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale bouwhoogte van 5 meter.

22.2.4 Regels met betrekking tot de bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen

Voor het bouwen van de bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning dient ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' te worden gebouwd;
  • b. de bedrijfswoning mag in ten hoogste 2 bouwlagen worden gebouwd;
  • c. de hoogte van een bouwlaag mag niet meer dan 3,50 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 12,50 meter bedragen;
  • e. de voorgevelbreedte van een bedrijfswoning dient ten minste 5,50 meter te bedragen;
  • f. bedrijfswoningen dienen plat of met een kap van ten minste 30° en ten hoogste 60° te worden afgedekt. Overkappingen en serres mogen worden afgedekt met een kap van ten hoogste 30°;
  • g. bijgebouwen mogen uitsluitend 3,00 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • h. voor zover bijgebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3,00 meter te bedragen;
  • i. per bedrijfswoning mag de oppervlakte aan bijgebouwen ten hoogste 70 m² bedragen;
  • j. bijgebouwen mogen maximaal 20,00 meter achter de achtergevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • k. bijgebouwen mogen in ten hoogste 1 bouwlaag worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw (waaronder begrepen carports en overkappingen) ten hoogste gelijk zal zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het woonhuis plus 0,25 meter;
    • 2. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw ten hoogste 3,00 meter zal bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 5,00 meter bedragen.

22.2.5 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 5,00 meter, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of de bijgebouwgrens niet meer dan 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of bijgebouwgrens niet meer dan 2,00 meter bedraagt.

22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 60.4.

22.4 Afwijken van de bouwregels
22.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen binnen de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie', met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de overschrijding van de bouwgrenzen niet meer dan 5,00 meter bedraagt;
  • c. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
  • d. voor het overige de regels gelden die gelden binnen het bouwvlak;
  • e. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

22.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. ten behoeve van de privacy voldoende afstand tot aangrenzende percelen wordt aangehouden;
  • b. ten behoeve van de verkeersveiligheid voldoende afstand tot de bestemming 'Verkeer', wordt aangehouden;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 10,00 meter bedraagt;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

22.4.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van de oprichting van kunstobjecten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van de oprichting van kunstobjecten en dergelijke, met dien verstande dat:

  • a. deze qua aard en omvang in de omgeving passen en een oppervlak hebben van ten hoogste 10 m2 per object;
  • b. in het geval van speelvoorzieningen: de bodem blijkens een vooraf ingesteld bodemonderzoek niet zodanig verontreinigd is dat bezwaren bestaan tegen oprichting;
  • c. de bouwhoogte van het kunstobject niet meer bedraagt dan 3,50 meter;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.
22.5 Specifieke gebruiksregels
22.5.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de grond anders dan voor:

  • a. dagrecreatie;
  • b. tuin en/of groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.

22.5.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. detailhandel en groothandel;
  • c. horeca, anders dan ondergeschikt en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
  • d. verblijfsrecreatie;
  • e. wonen, anders dan bedoeld in artikel 22.1.1, onder k.;
  • f. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.

Artikel 23 Recreatie - Verblijfsrecreatie

23.1 Bestemmingsomschrijving
23.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatie;
  • b. kampeerterrein met bijbehorende accommodaties;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. kantine en sanitaire voorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;

en ook voor:

  • h. vaste staanplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - vaste staanplaatsen';
  • i. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • j. seizoenskamperen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - seizoenskamperen';
  • k. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';

met dien verstande dat:

  • l. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het maximaal aantal wooneenheden niet meer mag bedragen dan weergegeven;

met de daarbij behorende:

  • m. voorzieningen en bouwwerken bij bovengenoemde functies en doeleinden, zoals erven, terreinen, verharding, wegen, paden, kunstwerken en beplanting;
  • n. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtneming van het parkeerbeleid uit artikel 60.3.2 en artikel 60.3.3.

23.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Algemeen

Op en onder de voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden is bouwen toegestaan ten dienste van de bestemming, waarbij ook voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen, geen woningen zijnde mogen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. andere bouwwerken mogen worden gebouwd, die qua aard en afmeting bij de bestemming passen;
  • c. voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in artikel 56.4.

23.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, bedraagt ten hoogste 6,50 meter, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte (m)' een andere goothoogte is aangegeven ;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen, geen woning zijnde, bedraagt ten hoogste 9,00 meter, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte (m)' een andere bouwhoogte is aangegeven;
  • c. de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 23.2.3;
  • d. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 23.2.6;
  • e. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 56.4.

23.2.3 Regels met betrekking tot de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning wordt ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' of de aanduiding 'bijgebouwen' gebouwd;
  • b. de bedrijfswoning mag in ten hoogste 2 bouwlagen worden gebouwd;
  • c. de hoogte van een bouwlaag bedraagt ten hoogste 3,50 meter;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 12,50 meter;
  • e. de voorgevelbreedte van een bedrijfswoning bedraagt ten minste 5,50 meter;
  • f. bedrijfswoningen worden met een plat dak of met een kap van ten minste 30° en ten hoogste 60° afgedekt. Overkappingen en serres mogen worden afgedekt met een kap van ten hoogste 30°;
  • g. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend 3,00 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • h. voor zover bijbehorende bouwwerken niet in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3,00 meter;
  • i. per bedrijfswoning bedraagt de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 60 m²;
  • j. bijbehorende bouwwerken worden ten hoogste 20,00 meter achter de achtergevel van de bedrijfswoning gebouwd;
  • k. bijbehorende bouwwerken worden in ten hoogste 1 bouwlaag gebouwd;
  • l. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 3,50 meter;
  • m. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 5,00 meter.

23.2.4 Regels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2'

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' mag één bijbehorend bouwwerk worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 6 m² en een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

23.2.5 Vaste staanplaatsen

Voor de vaste staanplaatsen gelden de volgende regels:

  • a. vaste staanplaatsen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - vaste staanplaatsen' toegestaan;
  • b. op een vaste staanplaats is uitsluitend een kampeermiddel, voorzien van een as/wielstelsel bestaande uit één bouwlaag, met een oppervlakte van ten hoogste 60 m2 aan bebouwing toegestaan, bestaande uit het kampeermiddel, inclusief een vrijstaande berging van maximaal 9 m2 en/of voortent/luifel;
  • c. de bouwhoogte van een vaste staanplaats mag ten hoogste 3,75 meter bedragen.

23.2.6 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 3,50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de hoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of de bijbouwgrens ten hoogste 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of bijbouwgrens ten hoogste 2,00 meter bedraagt.

23.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 60.4.

23.4 Afwijken van de bouwregels
23.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen binnen de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de overschrijding van de bouwgrenzen niet meer dan 5,00 meter bedraagt;
  • c. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind;
  • d. voor het overige de regels gelden die gelden binnen het bouwvlak;
  • e. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

23.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. ten behoeve van de privacy voldoende afstand tot aangrenzende percelen wordt aangehouden;
  • b. ten behoeve van de verkeersveiligheid voldoende afstand tot de bestemming 'Verkeer' wordt aangehouden;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 10,00 meter mag bedragen;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.
23.5 Specifieke gebruiksregels
23.5.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de grond anders dan voor:

  • a. bedrijfsmatige exploitatie van de gronden in de vorm van verblijfsrecreatie;
  • b. tuin en/of groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.

23.5.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de opstallen voor:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. detailhandel en groothandel;
  • c. horeca, anders dan ondergeschikt en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
  • d. dagrecreatie;
  • e. permanente of tijdelijke bewoning anders dan in de bedrijfswoning;
  • f. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.

Artikel 24 Recreatie - Verblijfsrecreatie camping 't Geuldal

24.1 Bestemmingsomschrijving
24.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie camping 't Geuldal' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatie;verblijfsrecreatie uitsluitend in de vorm van:
    • 1. een kampeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein';
    • 2. vakantieappartementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - vakantieappartementen';
    • 3. trekkershutten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - trekkershutten';
  • b. één bedrijfswoning;
  • c. horeca, met een maximum oppervlak van 150 m²;
  • d. verkeersvoorzieningen;
  • e. sanitaire voorzieningen;
  • f. groen-, en speelvoorzieningen;
  • g. één zwembad;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • j. voorzieningen en bouwwerken bij bovengenoemde functies en doeleinden, zoals erven, tuinen, verharding, wegen, paden, kunstwerken en beplanting;
  • k. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtneming van het parkeerbeleid uit artikel 60.3.2 en artikel 60.3.3.

24.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels in  artikel 60.6.

24.2 Bouwregels
24.2.1 Algemeen

Op de voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie camping 't Geuldal' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van het in artikel 24.1.1 toegestane gebruik, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van het op de verbeelding aangeduide bouwvlak, met uitzondering van:
    • 1. een vrijstaande berging per kampeermiddel ter plekke van de aanduiding 'vaste staanplaatsen' en indachtig het bepaalde in artikel 24.2.5, onder b.;
    • 2. ondergeschikte gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen en indachtig het bepaalde in artikel 24.2.8, onder a.;
  • b. maximaal één bedrijfswoning per bedrijf;
  • c. de daarbij behorende andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen, welke qua aard en afmeting bij deze bestemming passen.

24.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' mag het bouwvlak tot ten hoogste het aangegeven oppervlak worden bebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, mag ten hoogste 6,50 meter bedragen;.
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 9,00 meter bedragen;
  • d. een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken dienen te voldoen aan het bepaalde in artikel 24.2.3.

24.2.3 Regels met betrekking tot de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bedrijfswoning mag een maximum inhoud hebben van 1.200 m³;
  • b. de bedrijfswoning mag in ten hoogste 2 bouwlagen worden gebouwd;
  • c. de hoogte van een bouwlaag mag niet meer dan 3,50 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 12,50 meter bedragen;
  • e. de voorgevelbreedte van een bedrijfswoning dient ten minste 5,50 meter te bedragen;
  • f. bedrijfswoningen worden met een plat dak of met een kap van ten minste 30 graden en ten hoogste 60 graden afgedekt. Overkappingen en serres mogen worden afgedekt met een kap van ten hoogste 30 graden;
  • g. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend 3,00 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • h. voor zover bijbehorende bouwwerken niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3,00 meter te bedragen;
  • i. per bedrijfswoning mag het oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 70 m² bedragen;
  • j. bijbehorende bouwwerken mogen ten hoogste 20,00 meter achter de achtergevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • k. bijbehorende bouwwerken mogen in ten hoogste 1 bouwlaag worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk (waaronder begrepen carports en overkappingen) ten hoogste gelijk zal zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het woonhuis plus 0,25 meter;
    • 2. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten hoogste 3,00 meter zal bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 5,00 meter bedragen.

24.2.4 Regels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein'

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein' gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein' mogen, behoudens gebouwen zoals bedoeld in artikel 24.2.1, onder a. sub 1 en sub 2, uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, te weten:
    • 1. kampeermiddelen ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat kampeermiddelen uitsluitend gedurende het kampeerseizoen aanwezig mogen zijn en mogen worden gebruikt behoudens ter plekke van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - vaste staanplaatsen', alwaar kampeermiddelen jaarrond aanwezig mogen zijn en mogen worden gebruikt ten behoeve van het in artikel 24.2.1 toegestane gebruik;
    • 2. andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen.

24.2.5 Regels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - vaste staanplaatsen'

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - vaste staanplaatsen' gelden de volgende regels:

  • a. vaste staanplaatsen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - vaste staanplaatsen' toegestaan;
  • b. op een vaste staanplaats is uitsluitend een kampeermiddel met een oppervlakte van ten hoogste 60 m² aan bebouwing toegestaan, bestaande uit het kampeermiddel, inclusief een vrijstaande berging van maximaal 9 m² en/of voortent/luifel;
  • c. de bouwhoogte ter plaatse van een vaste staanplaats mag ten hoogste 3,75 meter bedragen.

24.2.6 Regels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - trekkershutten'

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - trekkershutten' gelden de volgende regels:

  • a. trekkershutten mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - trekkershutten' worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - trekkershutten' zijn maximaal 6 trekkershutten toegestaan;
  • c. de oppervlakte van een trekkershut mag ten hoogste 36 m² bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een trekkershut mag ten hoogste 3.50 meter bedragen.

24.2.7 Regels ter plaate van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - vakantieappartementen'

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - vakantieappartementen' gelden de volgende regels:

  • a. vakantieappartementen zijn uitsluitend toegestaan ter plekke van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - vakantieappartementen';
  • b. de oppervlakte van een vakantieappartement mag niet meer dan 100 m² bedragen;
  • c. het aantal vakantieappartementen mag niet meer bedragen dan 5;
  • d. ter voorkoming van permanente bewoning wordt een maximale aaneengesloten verblijfsduur van individuen gehanteerd van 12 weken.

24.2.8 Overige regels met betrekking tot bebouwing
  • a. Buiten het bouwvlak zijn uitsluitend ondergeschikte gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. het oppervlakte ten hoogste 325 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte ten hoogste 5 meter bedraagt.
  • b. Binnen het bestemmingsvlak mag de bouwhoogte van andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen, niet meer dan 3,50 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of de bijgebouwgrens niet meer dan 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of bijgebouwgrens niet meer dan 2,00 meter mag bedragen;
  • c. Voor het bouwen van een zwembad gelden de volgende regels:
    • 1. per bestemmingsvlak is ten hoogste 1 zwembad toegestaan;
    • 2. een zwembad is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak danwel binnen de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - vaste staanplaatsen';
    • 3. het is niet niet toegestaan voor de voorgevel of in het verlengde daarvan een zwembad te bouwen;
    • 4. voor het overige geldt voor het bouwen van een zwembad het bepaalde in artikel 56.4.2, onder d.
24.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en met inachtneming van de regels als bedoeld in de Structuurvisie Buitengebied Meerssen zoals opgenomen in Bijlage 1 bij de regels van dit bestemmingsplan, ten aanzien van:
    • 1. de situering, en afmetingen van bebouwing;
    • 2. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
    • 3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwater- problematiek in verband met nieuwe bebouwing;
  • b. De onder a. genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
    • 1. als dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing; en
    • 2. ter voorkoming van onevenredige nadelige aantasting van de omliggende waarden; en
    • 3. ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; en
    • 4. ter voorkoming van de onevenredige nadelige aantasting van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse; en
    • 5. voor zover van toepassing in verband met maatwerk ten aanzien van het agrarisch bouwperceel en de verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam agrarisch grondgebruik.
24.4 Afwijken van de bouwregels
24.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen, respectievelijk het vergroten van het bouwvlak, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen niet onevenredig nadelig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind;
  • c. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen artikel 59.2;
  • d. de overschrijding niet meer dan 5 meter bedraagt;
  • e. de regels gelden zoals van toepassing binnen de bouwaanduiding 'bouwvlak'.

24.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. ten behoeve van de verkeersveiligheid, voldoende afstand tot de bestemming 'Verkeer' wordt aangehouden;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 6,00 meter mag bedragen;
  • c. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

24.4.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van chalets

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van chalets, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in de Structuurvisie Buitengebied Meerssen zoals opgenomen in Bijlage 1 bij de regels van dit bestemmingsplan; hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd waarin de landschappelijke inpassing van de chalets en de andere te verrichten kwaliteit verbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • c. de chalets een oppervlakte hebben van ten hoogste 60 m² inclusief vrijstaande berging van maximaal 9 m² en/of voortent/luifel;
  • d. de bouwhoogte van een chalet maximaal 3,75 meter bedraagt;
  • e. ter voorkoming van permanente bewoning een maximale verblijfsduur wordt gehanteerd van 12 weken. Daarnaast dient met de initiatiefnemer een overeenkomst te worden gesloten waarin wordt bedongen dat als sprake is van permanente bewoning een boeteclausule in werking zal treden;
  • f. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige nadelige verkeersoverlast leiden;
  • g. in de parkeerbehoefte wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de richtcijfers uit de 'Nota parkeerbeleid 2022-2025' (of diens rechtsopvolger);
  • h. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.
24.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. staanplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen buiten het kampeerseizoen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'vaste staanplaatsen' alwaar kampeermiddelen jaarrond aanwezig mogen zijn en mogen worden gebruikt;
  • b. verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan toegestaan in artikel 24.1.1;
  • c. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • d. detailhandel en groothandel;
  • e. horeca, anders dan ondergeschikt en voortvloeiend uit het toegestane gebruik en anders dan toegestaan in artikel 24.1.1;
  • f. dagrecreatie;
  • g. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van explosie- en/of brandgevaarlijke goederen en stoffen.;
  • h. permanente of tijdelijke bewoning anders dan in de bedrijfswoning.

Artikel 25 Recreatie - Volkstuin

25.1 Bestemmingsomschrijving
25.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuinen;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • e. voorzieningen en bouwwerken bij bovengenoemde functies en doeleinden, zoals, verharding, wegen, paden, kunstwerken en beplanting;

25.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

25.2 Bouwregels
25.2.1 Algemeen

Op en onder de voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden is bouwen toegestaan ten dienste van de bestemming, waarbij ook voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen niet worden gebouwd;
  • b. andere bouwwerken mogen worden gebouwd, zoals onder meer verlichting, teeltondersteunende voorzieningen, straatmeubilair, waterhuishoudkundige voorzieningen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  • c. voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in artikel 56.4.

25.2.2 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 3,00 meter, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte ten hoogste 1,00 meter bedraagt.

25.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 60.4.

25.4 Specifieke gebruiksregels
25.4.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de grond voor:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • b. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik.

Artikel 26 Sport

26.1 Bestemmingsomschrijving
26.1.1 Algemeen

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatieve doeleinden op sportgebied;
  • b. sportvelden ten behoeve van sport- en speldoeleinden;
  • c. een kantine, ondergeschikt aan de recreatieve doeleinden op sportgebied;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • h. voorzieningen en bouwwerken bij bovengenoemde functies en doeleinden, zoals erven, terreinen, verharding, wegen, paden, kunstwerken en beplanting;
  • i. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtneming van het parkeerbeleid uit artikel 60.3.2 en artikel 60.3.3.

26.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

26.2 Bouwregels
26.2.1 Algemeen

Op en onder de voor 'Sport' aangewezen gronden is bouwen toegestaan ten dienste van de bestemming, waarbij ook voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen, geen woning zijnde mogen worden gebouwd, waaronder mede begrepen kantines, kleedlokalen, gebouwen voor onderhoud en beheer;
  • a. gebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. andere bouwwerken mogen worden gebouwd, waaronder mede begrepen tribunes, ballenvangers, lichtmasten en terreinafscheidingen, die qua aard en afmeting bij de bestemming passen;
  • c. voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in artikel 56.4.

26.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. in het bouwvlak mag in niet meer dan twee bouwlagen worden gebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' een afwijkend aantal bouwlagen is aangegeven;
  • b. de hoogte van een bouwlaag bedraagt ten hoogste 4,50 meter;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 9,00 meter of de bestaande bouwhoogte, zoals die bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • d. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 26.2.3;
  • e. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 56.4.

26.2.3 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 3,50 meter bedragen, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte ten hoogste 2,00 meter bedraagt;
    • 2. ballenvangers waarvan de bouwhoogte ten hoogste 6,00 meter bedraagt;
    • 3. vlaggenmasten en verlichting waarvan de bouwhoogte ten hoogste 8,00 meter bedraagt;
    • 4. lichtmasten waarvan de bouwhoogte ten hoogste 20,00 meter bedraagt.
  • b. in afwijking van het bepaalde in artikel 26.2.1, onder a., mag buiten het bouwvlak een tribune worden opgericht, waarvan de bouwhoogte maximaal 6.00 meter bedraagt en de oppervlakte maximaal 240 m².
26.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 60.4.

26.4 Afwijken van de bouwregels
26.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen binnen de bestemming 'Sport', met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe is aangetoond;
  • b. de overschrijding van de bouwgrenzen ten hoogste 5,00 meter bedraagt;
  • c. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
  • d. voor het overige de regels gelden die gelden binnen het bouwvlak;
  • e. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

26.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. ten behoeve van de privacy voldoende afstand tot aangrenzende percelen wordt aangehouden;
  • b. ten behoeve van de verkeersveiligheid voldoende afstand tot de bestemming 'Verkeer' wordt aangehouden;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 10,00 meter mag bedragen;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

26.4.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van kunstobjecten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van de oprichting van kunstobjecten en dergelijke, met dien verstande dat:

  • a. deze qua aard en omvang in de omgeving passen en een maximum oppervlakte hebben van 10 m² per object;
  • b. in het geval van speelvoorzieningen: de bodem blijkens een vooraf ingesteld bodemonderzoek niet zodanig verontreinigd is dat wettelijke bezwaren bestaan tegen oprichting;
  • c. de bouwhoogte van het kunstobject niet meer bedraagt dan 3,50 meter;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.
26.5 Specifieke gebruiksregels
26.5.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de grond anders dan voor:

  • a. recreatieve doeleinden op sportgebied;
  • b. tuin en/of groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.

26.5.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. detailhandel en groothandel;
  • c. horeca, anders dan ondergeschikt en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
  • d. verblijfsrecreatie;
  • e. wonen;
  • f. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.

Artikel 27 Sport - Golfbaan

27.1 Bestemmingsomschrijving
27.1.1 Algemeen

De voor 'Sport - Golfbaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de beoefening van de golfsport;
  • b. instandhouding, versterking en ontwikkeling van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen natuurlijke, landschappelijke, (landschaps)ecologische cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • c. horeca in de vorm van een clubhuis/-ontvangstruimte annex restaurant, ondergeschikt aan de beoefening van de golfsport;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;

en ook voor:

  • h. een oefenkooi, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - oefenkooi';

met de daarbij behorende:

  • i. voorzieningen en bouwwerken bij bovengenoemde functies en doeleinden, zoals erven, terreinen, verharding, wegen, paden, kunstwerken en beplanting;
  • j. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtneming van het parkeerbeleid uit artikel 60.3.2 en artikel 60.3.3.

27.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

27.2 Bouwregels
27.2.1 Algemeen

Op en onder de voor 'Sport - Golfbaan' aangewezen gronden is bouwen toegestaan ten dienste van de bestemming, waarbij ook voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen worden gebouwd;
  • b. andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen mogen worden gebouwd, die qua aard en afmeting bij de bestemming passen;
  • c. voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in artikel 56.4.

27.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van gebouwen mag ten hoogste 6,00 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste 10,50 meter bedragen;
  • c. de goot- en bouwhoogte van de oefenkooi ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - oefenkooi' mag ten hoogste 4,50 meter bedragen;
  • d. het vloeroppervlak van gebouwen in gebruik voor horeca is ondergeschikt aan de hoofdbestemming;
  • e. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 27.2.3;
  • f. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 56.4.

27.2.3 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, ten hoogste 3,50 meter, met uitzondering van:

  • a. erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of de bijgebouwgrens niet meer dan 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of bijgebouwgrens niet meer dan 2,00 meter mag bedragen;
  • b. lichtmasten waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6,00 meter mag bedragen.
27.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 60.4.

27.4 Afwijken van de bouwregels
27.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen, respectievelijk het vergroten van het bouwvlak, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak vanuit de bedrijfsvoering daartoe is aangetoond;
  • b. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen niet onevenredig nadelig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind;
  • c. de bouwhoogte ten hoogste 8,00 meter mag bedragen;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

27.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. ten behoeve van de verkeersveiligheid, voldoende afstand tot de bestemming 'Verkeer' wordt aangehouden;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten hoogste 6,00 meter mag bedragen;
  • c. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

27.4.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van kunstobjecten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van de oprichting van kunstobjecten en dergelijke, met dien verstande dat:

  • a. deze qua aard en omvang in de omgeving passen en een maximum oppervlakte hebben van 10 m² per object;
  • b. in het geval van speelvoorzieningen: de bodem blijkens een vooraf ingesteld bodemonderzoek niet zodanig verontreinigd is dat wettelijke bezwaren bestaan tegen oprichting;
  • c. de bouwhoogte van het kunstobject niet meer bedraagt dan 3,50 meter;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.
27.5 Specifieke gebruiksregels
27.5.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden anders dan voor en/of als:

  • a. golfterrein;
  • b. tuin en/of groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.

27.5.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor en/of als:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. detailhandel en groothandel;
  • c. recreatie, anders dan de golfsport;
  • d. horeca, anders dan ondergeschikt en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
  • e. wonen;
  • f. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.

Artikel 28 Sport - Manege

28.1 Bestemmingsomschrijving
28.1.1 Algemeen

De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het bedrijfsmatig exploiteren van een manege;
  • b. een kantine, ondergeschikt aan de exploitatie van een manege;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;

almede voor:

  • f. ten hoogste één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • g. vakantieappartementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - vakantieappartementen';
  • h. een landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschapsplan zoals weergegeven in bijlage 15 behorende bij deze regels:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 2';
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 6';
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 25';

met de daarbij behorende:

  • i. voorzieningen en bouwwerken bij bovengenoemde functies en doeleinden, zoals erven, terreinen, verharding, wegen, paden, kunstwerken en beplanting;
  • j. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtneming van het parkeerbeleid uit artikel 60.3.2 en artikel 60.3.3.

28.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

28.2 Bouwregels
28.2.1 Algemeen

Op en onder de voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden is bouwen toegestaan ten dienste van de bestemming, waarbij ook voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen worden gebouwd;
  • b. andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen mogen worden gebouwd, die qua aard en afmeting bij de bestemming passen, waaronder in ieder geval een bovengrondse mestopslag tot maximaal 500 m3 wordt verstaan;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b. mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' één gebouw ten behoeve van het stallen/bergen van materieel en hooi/stro, worden gebouwd met een maximum oppervlakte van 60 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter;
  • d. voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in artikel 56.4.

28.2.2 Maximaal aantal eenheden

Het maximaal aantal vakantieappartementen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - vakantieappartementen' mag niet meer bedragen dan het weergegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.

28.2.3 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen in het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen mag ten hoogste 4,50 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste 9,00 meter bedragen.

28.2.4 Overige regels met betrekking tot bouwwerken
  • a. buiten het bouwvlak mag maximaal 40 m2 aan ondergeschikte gebouwen worden opgericht, waarvan de bouwhoogte maximaal 3,50 meter mag bedragen;
  • b. buiten het bouwvlak mag een tribune worden opgericht, waarvan de bouwhoogte maximaal 6,00 meter mag bedragen en de oppervlakte maximaal 240 m2;
  • c. binnen het bestemmingsvlak mag de bouwhoogte van andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen, niet meer dan 3,50 meter bedragen, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2,00 meter mag bedragen;
    • 2. ballenvangers waarvan de bouwhoogte maximaal 6,00 meter mag bedragen;
    • 3. vlaggenmasten, verlichting en plastische kunstwerken waarvan de bouwhoogte niet meer dan 8,00 meter mag bedragen;
    • 4. lichtmasten waarvan de bouwhoogte niet meer dan 20,00 meter mag bedragen.
28.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 60.4.

28.4 Afwijken van de bouwregels
28.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen, respectievelijk het vergroten van het bouwvlak, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak vanuit de bedrijfsvoering daartoe is aangetoond;
  • b. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen niet onevenredig nadelig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind;
  • c. de bouwhoogte ten hoogste 8,00 meter mag bedragen;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

28.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. ten behoeve van de verkeersveiligheid, voldoende afstand tot de bestemming 'Verkeer' wordt aangehouden;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten hoogste 6,00 meter mag bedragen;
  • c. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.
28.5 Specifieke gebruiksregels
28.5.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de grond anders dan voor en/of als:

  • a. manege;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. opslagdoeleinden, ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van explosie- en/of brandgevaarlijke goederen en stoffen.

28.5.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor en/of als:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. detailhandel en groothandel;
  • c. horeca, anders dan ondergeschikt en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
  • d. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;
  • e. permanente of tijdelijke bewoning anders dan in de bedrijfswoning.

28.5.3 Landschappelijke inpassing

Het gebruiken en/of het laten gebruiken van de voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden volgens de bestemming 'Sport - Manege' is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 28.1.1, onder h. binnen 2 jaar na afgifte van de omgevingsvergunning en/of de planologische maatregel is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.

Artikel 29 Verkeer

29.1 Bestemmingsomschrijving
29.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bewegend en stilstaand verkeer;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen, ter aankleding van niet direct voor bewegend en stilstaand verkeer noodzakelijke gronden, zoals bermen en/of middenbermen;
  • d. fauna en ecovoorzieningen;
  • e. religieuze doeleinden in de vorm van (weg)kapellen en (weg)kruizen of daarmee vergelijkbare religieuze uitingen;
  • f. civieltechnische voorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. duurzaam bodem- en waterbeheer, ook wateropvang/buffering en infiltratie;
  • j. natuurmitigatie en -compensatie;

en ook voor:

  • k. een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • l. ondergronds parkeren in een parkeerkelder ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  • m. een ecoduct, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ecoduct';
  • n. een standplaats voor de verkoop van goederen en diensten, promotie, markten, kermissen en evenementen, onder de voorwaarden genoemd in artikel 29.5.1;
  • o. terrassen behorende bij de aangrenzende horecagelegenheden, mits daartoe een vergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is/wordt verstrekt;
  • p. een bergbezinkbassin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bergbezinkbassin';
  • q. een landschappelijke inpassing in de vorm van gebiedseigen groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, zoals hagen, bomen en opgaande/afschermende beplanting ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';
  • r. kleinschalig agrarisch gebruik ten behoeve van hobbymatig agrarisch gebruik in de vorm van bijvoorbeeld schapen- en paardenweiden, siertuinen met inheemse beplanting, moestuinen en kruidentuinen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig gebruik';

met de daarbij behorende:

  • s. voorzieningen en bouwwerken bij bovengenoemde functies en doeleinden, zoals verharding, wegen, paden, kunstwerken, (midden)bermen en beplanting;
  • a. bouwwerken voor de verkeersgeleiding, waaronder verkeersborden en -portalen, kunstwerken in de vorm van viaducten e.d.;
  • b. voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling en afvalverwijdering, geluidwering.

29.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

29.2 Bouwregels
29.2.1 Algemeen

Op en onder de voor 'Verkeer' aangewezen gronden is bouwen toegestaan ten dienste van de bestemming, waarbij ook voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen niet worden gebouwd;
  • b. andere bouwwerken mogen worden gebouwd, waaronder mede begrepen ondergrondse) voorzieningen ten behoeve van de afvalinzameling en afvalverwijdering, kunstobjecten, speelvoorzieningen, en geluidwerende voorzieningen;
  • c. voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in artikel 56.4.1 en het bepaalde in artikel 29.2.2, onder b.

29.2.2 Overige regels met betrekking tot bouwwerken
  • a. Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 3,50 meter, met uitzondering van:
    • 1. masten ten behoeve van telecommunicatie anders dan ten behoeve van het C-2000 netwerk, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 10,00 meter bedraagt;
    • 2. voorzieningen voor verlichting, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 10,00 meter bedraagt en langs autosnelwegen 16,00 meter;
    • 3. voorzieningen voor de verkeersgeleiding, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 10,00 meter bedraagt;
    • 4. geluidwerende voorzieningen, welke mogen worden opgericht tot een bouwhoogte die vereist is op grond van een akoestisch onderzoek op basis van de Wet geluidhinder;
    • 5. aan de weg gerelateerde voorzieningen (waaronder lichtmasten, portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - andere bouwwerken', waarvan de bouwhoogte niet meer dan 15,00 meter mag bedragen;
    • 6. een ecoduct ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - ecoduct’ waarvan de bouwhoogte niet meer dan 10,00 meter mag bedragen, met dien verstande dat voor zo ver deze boven de Rijksweg A2 wordt geplaatst, de afstand tot de kruin van de weg minimaal 4,60 meter dient te bedragen.
  • b. Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' waarvoor een maximale diepte geldt van 5,00 meter.
29.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 60.4.

29.4 Afwijken van de bouwregels
29.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van de oprichting van gebouwen voor nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het bouwen van gebouwen voor nutsvoorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. het oppervlak van een gebouw ten hoogste 6 mbedraagt;
  • b. de goothoogte van een gebouw ten minste 2,60 meter bedraagt en ten hoogste 3,50 meter;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5,00 meter bedraagt;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.
29.5 Specifieke gebruiksregels
29.5.1 Gebruik van de grond

Gebruik als standplaats voor de verkoop van goederen en diensten, promotie, markten, kermissen en evenementen is uitsluitend toegestaan als:

  • a. deze geen belemmering voor de verkeersafwikkeling vormt;
  • b. deze geen onomkeerbare verandering van de overige in artikel 29.1.1 genoemde doeleinden tot gevolg heeft;
  • c. deze standplaats toegestaan c.q. vergund is op basis van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving (zoals de APV).

29.5.2 Landschappelijke inpassing

Het gebruiken en/of het laten gebruiken van de voor 'Verkeer' aangewezen gronden volgens de bestemming '29 Verkeer' is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 29.1.1, onder q. binnen 2 jaar na afgifte van de omgevingsvergunning en/of de planologische maatregel is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.

Artikel 30 Verkeer - Railverkeer

30.1 Bestemmingsomschrijving
30.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. railverkeer;
  • b. ondergrondse en bovengrondse spoorwegvoorzieningen;
  • c. verkeersvoorzieningen ter plaatse van spoorwegovergangen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. infiltratie- en bergingsvoorzieningen, inclusief benodigde voorzieningen voor voorbehandeling en risicobeperking in verband met het te infiltreren en/of te bergen water;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • i. voorzieningen en bouwwerken bij bovengenoemde functies en doeleinden, zoals verharding, wegen, paden, kunstwerken, bermen en beplanting;
  • a. bouwwerken voor de verkeersgeleiding, waaronder verkeersborden en -portalen, kunstwerken in de vorm van viaducten, bruggen, viaducten, onderdoorgangen en duikers e.d.

30.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

30.2 Bouwregels
30.2.1 Algemeen

Op en onder de voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden is bouwen toegestaan ten dienste van de bestemming, waarbij ook voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen, geen woning zijnde mogen worden gebouwd;
  • a. gebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. andere bouwwerken mogen worden gebouwd, noodzakelijk met het oog op de stroomvoorziening, de regeling van de veiligheid van het railverkeer, geluidwerende voorzieningen en ook noodzakelijk voor het (on)gelijkvloers kruisen met het wegverkeer;
  • c. andere bouwwerken mogen worden gebouwd, die qua aard en afmetingen bij de bestemming passen.

30.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 4,50 meter;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 12,50 meter;
  • d. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 30.2.3;
  • e. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 56.4.

30.2.3 Overige regels met betrekking tot bouwwerken

Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 3,50 meter, met uitzondering van:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen, welke ten hoogste 2,00 meter bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten, verlichting en plastische kunstwerken, welke ten hoogste 8,00 meter bedraagt.
30.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 60.4.

Artikel 31 Water

31.1 Bestemmingsomschrijving
31.1.1 Algemeen

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het ontvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en afvoeren van water, eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem;
  • b. een vaarweg ter plaatse van het Julianakanaal en de Maas;
  • c. watergangen;
  • d. waterberging;
  • e. waterpartijen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. de instandhouding en ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden.

en ook voor:

  • i. geluidswerende voorzieningen ten behoeve het Grensmaasproject ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal';
  • j. een brug, ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  • k. groenvoorzieningen, als bedoeld in artikel 14 van deze regels, echter uitsluitend als daardoor de hoeveelheid oppervlaktewater niet wordt verminderd.
  • l. een landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschapsplan zoals weergegeven in bijlage 15 behorende bij deze regels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 9';

met de daarbij behorende:

  • m. voorzieningen en bouwwerken bij bovengenoemde functies en doeleinden, zoals taluds, bermen, oeverbeschoeiingen, kademuren, paden en beplanting;
  • n. kunstwerken in de vorm van viaducten, bruggen, viaducten, onderdoorgangen en duikers e.d.

31.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

31.2 Bouwregels
31.2.1 Algemeen

Op en onder de voor 'Water' aangewezen gronden is bouwen toegestaan ten dienste van de bestemming, waarbij ook voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen niet worden gebouwd;
  • b. andere bouwwerken mogen worden gebouwd, ten dienste van het beheer en de daarbij behorende voorzieningen, zoals steigers, kademuren en oeverbeschoeiingen;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3,50 meter.;
  • d. voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in artikel 56.4.

31.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 60.4.

31.4 Specifieke gebruiksregels
31.4.1 Algemeen

Op de gronden met de bestemming 'Water' zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Limburg van toepassing.

31.4.2 Landschappelijke inpassing

Het gebruiken en/of het laten gebruiken van de voor 'Water' aangewezen gronden volgens de bestemming 'Water' is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 31.1.1, onder l. binnen 2 jaar na afgifte van de omgevingsvergunning en/of de planologische maatregel is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.

31.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

31.5.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de voor 'Water' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het dempen van oppervlaktewater;
  • b. het vergraven van oevers;
  • c. het verleggen van water.

31.5.2 Advisering

Het bevoegd gezag verleent de vergunning als bedoeld in artikel 31.5.1 slechts nadat advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.

31.5.3 Uitzondering vergunningplicht

Er is geen vergunning als bedoeld in artikel 31.5.1 vereist voor de waterhuishoudkundige elementen en structuren waarop de Keur van het Waterschap Limburg van toepassing is.

Artikel 32 Wonen

32.1 Bestemmingsomschrijving
32.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep (onder de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 32.5.3);
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;

en ook voor:

  • e. een atelier, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'atelier';
  • f. een bed&breakfast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bed&breakfast';
  • g. consumentverzorgende en kleinschalige ambachtelijke bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' en uitsluitend op de begane grond;
  • h. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' en uitsluitend op de begane grond;
  • i. dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' en uitsluitend op de begane grond;
  • j. horeca uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca t/m categorie 2', 'horeca t/m categorie 3' en 'horeca t/m categorie 4' en uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat uitsluitend horeca van de aangeduide categorie is toegestaan;
  • k. een kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' en uitsluitend op de begane grond;
  • l. een cateringbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - cateringbedrijf' en uitsluitend op de begane grond;
  • m. een inlijsterij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - inlijsterij' en uitsluitend op de begane grond;
  • n. een schoonmaakbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schoonmaakbedrijf' en uitsluitend op de begane grond;
  • o. een taxibedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - taxibedrijf' en uitsluitend op de begane grond;
  • p. kinderopvang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang' en uitsluitend op de begane grond;
  • q. gastouderopvang;
  • r. een mortuarium, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - mortuarium' en uitsluitend op de begane grond;
  • s. een galerie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - galerie';
  • t. een geluidstudio, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - geluidstudio';
  • u. studentenhuisvesting of kamerverhuurbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'studentenhuisvesting';
  • v. kamerverhuur , uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur';
  • w. een kattenhotel bij de woning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kattenhotel';
  • x. een hondenkennel bij de woning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - hondenkennel';
  • y. een dierenasiel , uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dierenasiel';
  • z. een dierenbegraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenbegraafplaats';
  • aa. vakantieappartementen bij de woning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vakantieappartementen' en met dien verstande dat maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal is toegestaan;
  • ab. een bedrijf voor orthopedisch schoeisel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - orthopedisch schoeisel' met een maximum bedrijfsvloeroppervlakte van 225 m²;
  • ac. een ambachtelijke meubelwerkplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ambachtelijke meubelwerkplaats';
  • ad. een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG';
  • ae. een parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  • af. een parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • ag. functies ter plaatse van de verdiepingen en/of in de kelder, uitsluitend overeenkomstig de als bijlage 6  bij de regels opgenomen lijst van aanwezige functies ter plaatse van de verdiepingen en/of in de kelder en in omvang zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, met dien verstande dat voor de adressen die in bijlage 6 met een * zijn aangeduid, geldt dat de functie in het gehele pand mag worden uitgeoefend;
  • ah. één vakantieappartement, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2';
  • ai. een vakantiewoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vakantiewoning';
  • aj. een groepsaccommodatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'groepsaccommodatie';
  • ak. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • al. een landschappelijke inpassing in de vorm van gebiedseigen groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, zoals hagen, bomen en opgaande/afschermende beplanting:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - inpassingsplan';
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschapsplan';
  • am. een landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschapsplan zoals weergegeven in bijlage 15 behorende bij de regels:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 3';
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 5';
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 7';
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 8';
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 9';
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 11';
    • 7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 13';
    • 8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 19';

met de daarbij behorende:

  • an. voorzieningen en bouwwerken bij bovengenoemde functies en doeleinden, zoals erven, tuinen, verharding, wegen, paden, kunstwerken en beplanting;
  • ao. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtneming van het parkeerbeleid uit artikel 60.3.2 en artikel 60.3.3.

32.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

32.2 Bouwregels
32.2.1 Algemeen

Op en onder de voor 'Wonen' aangewezen gronden is bouwen toegestaan ten dienste van de bestemming, waarbij ook voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  • a. vrijstaande, geschakelde en aaneengesloten woningen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen uitsluitend aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
  • c. meergezinswoningen/gestapelde woningen mogen uitsluitend in het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' worden gebouwd;
  • d. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend in het bouwvlak en binnen de aanduiding 'bijgebouwen' en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4' worden gebouwd;
  • e. andere bouwwerken mogen worden gebouwd, die qua aard en afmetingen bij de bestemming passen;
  • f. voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in artikel 56.4.

32.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak mogen niet meer woningen worden opgericht dan het aantal legale woningen dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, tenzij blijkens de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een afwijkend aantal is weergegeven;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' ten hoogste het aangeduide bebouwingspercentage is toegestaan;
  • c. in het bouwvlak mag in ten hoogste 2 bouwlagen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' een afwijkend aantal bouwlagen is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - setback' in ten hoogste 3 bouwlagen wordt gebouwd, waarbij de derde bouwlaag in de vorm van een setback uitgevoerd moet worden;
  • d. de hoogte van een bouwlaag bedraagt ten hoogste 3,50 meter;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c. geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' de aangegeven bouwhoogte;
  • f. de voorgevel wordt in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd, met dien verstande, dat de voorgevel nooit meer dan 3,00 meter uit de naar de weg gekeerde bouwgrens mag worden gebouwd. Bij een gebogen bouwgrens mag de voorgevel ook in of evenwijdig aan de raaklijn van het midden van de voorgevel aan de bouwgrens worden gebouwd;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de begane grond vrij te blijven van bebouwing tot een hoogte van ten minste 3,50 meter;
  • h. de voorgevelbreedte van de woning bedraagt ten minste 5,00 meter;
  • i. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 12,50 meter, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' respectievelijk ten hoogste de aangeduide goothoogte en bouwhoogte zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' de volgende bouwhoogtes gelden:

Toegestaan aantal bouwlagen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen'   maximale bouwhoogte  
1   9,00 meter  
3   16,00 meter  
4   18,00 meter  

  • j. gebouwen worden met een plat dak of met een kap van ten minste 30° en ten hoogste 60° afgedekt, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'plat dak' gebouwen met een plat dak worden afgedekt of ter plaatse van de aanduiding 'maximum dakhelling' gebouwen met een kap van ten hoogste de aangeduide dakhelling worden afgedekt;
    • 2. overkappingen en serres worden afgedekt met een kap van ten hoogste 30°;
  • k. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 32.2.4;
  • l. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 56.4.

32.2.3 Regels met betrekking tot de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen (waaronder mede begrepen carports en overkappingen in 1 bouwlaag) mogen uitsluitend in het bouwvlak en/of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken in 1 bouwlaag (van ten hoogste 3,50 meter) worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag het totale vlak per bouwperceel voor ten hoogste 65% worden bebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. bij grondgebonden woningen het totale oppervlak aan bijbehorende bouwwerken per woning ten hoogste 80 m² bedraagt, of
    • 2. bij een bouwvlak van meer dan 160 m2 behorende bij een woning tot maximaal 50% van het oppervlak van het bouwvlak behorende bij deze woning;
    • 3. bij niet-grondgebonden woningen/woongebouwen per complex de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning ten hoogste 20 m² mag bedragen met een maximum per bouwperceel van 100 m², waarbij de bijbehorende bouwwerken aaneengesloten dienen te worden gebouwd.
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a. en onder c., mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -4' maximaal 60 m² aan bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de woning Cazenderstraat 14 worden gebouwd, met dien verstande dat achter de verlengde voorgevelrooilijn van de naastgelegen woningen dient te worden gebouwd;
  • e. de bebouwingsdiepte van een bijbehorend bouwwerk mag bij een woning maximaal 10,00 meter bedragen;
  • f. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk is ten hoogste gelijk aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het woonhuis plus 0,25 meter;
  • g. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 3,00 meter;
  • h. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 5,00 meter;
  • i. bijgebouwen worden met een plat dak of met een kap van ten minste 30° en ten hoogste 60° afgedekt, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'plat dak' gebouwen met een plat dak worden afgedekt of ter plaatse van de aanduiding 'maximum dakhelling' gebouwen met een kap van ten hoogste de aangeduide dakhelling worden afgedekt;
    • 2. overkappingen en serres worden afgedekt met een kap van ten hoogste 30°;
  • j. de oppervlakte van zwembaden, mits niet overdekt, mag niet meer bedragen dan 60 m²;
  • k. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 32.2.4;
  • l. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 56.4.

32.2.4 Overige regels met betrekking tot bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende overige regels:

  • a. het bouwvlak c.q. de voorgevelrooilijn mag niet door bebouwing worden overschreden, met uitzondering van overschrijding ten behoeve van:
    • 1. de bouw van erkers, waarbij de erker niet meer dan 70% van de voorgevel beslaat en/of maximaal 40% van de zijgevel van de woning, mits de diepte van de erker niet meer bedraagt dan 1.50 meter, de bouwhoogte van de erker niet meer bedraagt dan de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw, de afstand tot de bestemming 'Verkeer' niet minder dan 3,00 meter bedraagt, gemeten vanuit de bouwgrens en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 1,00 meter bedraagt;
    • 2. aansluitende luifels boven de voordeur en kappen op erkers, mits deze vanuit het stedenbouwkundig beeld en afmeting van ondergeschikte betekenis zijn en de afstand tot de bestemming 'Verkeer' niet minder dan 3,00 meter bedraagt, gemeten vanuit de bouwgrens;
    • 3. ondergeschikte onderdelen van het gebouw, als schoorstenen, lichtkoepels en antennes, met uitzondering van lift opbouwen en luchtbehandelingsinstallaties.
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 3,00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of de bijgebouwgrens ten hoogste 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of bijgebouwgrens ten hoogste 2,00 meter bedraagt.
  • c. in afwijking van het bepaalde in artikel 32.2.1, onder c. mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' een overkapping worden gerealiseerd, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 3,00 meter bedraagt;
  • d. in afwijking van het bepaalde in artikel 32.2.4, onder b. mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - keermuur' een keermuur worden gerealiseerd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 0,5 meter boven het hoogst gelegen maaiveld.
32.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 60.4.

32.4 Afwijken van de bouwregels
32.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het toevoegen van een extra bouwlaag aan grondgebonden woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het toevoegen van een extra bouwlaag aan grondgebonden woningen, met dien verstande dat:

  • a. de toevoeging van de bouwlaag past binnen het stedenbouwkundig beeld en de ter plaatse aanwezige bebouwingstypologie;
  • b. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

32.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het toevoegen van een extra bouwlaag aan aangebouwde bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het toevoegen van een extra bouwlaag aan aangebouwde bijgebouwen bij vrijstaande woningen, met dien verstande dat:

  • a. de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw ten hoogste gelijk is aan de hoogte van de tweede bouwlaag van het woonhuis plus 0,25 meter;
  • b. een aangebouwd bijgebouw met een plat dak of met een kap wordt afgedekt waarvan de dakhelling gelijk is aan de dakhelling van het hoofdgebouw;
  • c. er geen onevenredige aantasting van de herkenbaarheid van de woning als zodanig plaatsvindt;
  • d. uitzicht en privacy van derden niet onevenredig worden aangetast;
  • e. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

32.4.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het verhogen van de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het verhogen van de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen bij grondgebonden woningen met 1,00 meter, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4/5 van de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat:

  • a. er geen onevenredige aantasting van de herkenbaarheid van de woning als zodanig plaatsvindt;
  • b. uitzicht en privacy van derden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

32.4.4 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van een carport of overkapping tussen de grens van de aanduiding 'bijgebouwen' en de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van een carport of overkapping tussen de grens van de aanduiding 'bijgebouwen' en de voorgevelrooilijn, met dien verstande dat:

  • a. de voorgevelrooilijn niet wordt overschreden;
  • b. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' ten minste 5,00 meter bedraagt;
  • c. de lengte van de carport of overkapping ten minste 5,00 meter bedraagt;
  • d. het oppervlak van de carport of overkapping wordt meegeteld bij het totaal oppervlak aan bijbehorende bouwwerken;
  • e. er geen onevenredige aantasting van de herkenbaarheid van de woning als zodanig plaatsvindt;
  • f. uitzicht en privacy van derden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

32.4.5 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. ten behoeve van de privacy voldoende afstand tot aangrenzende percelen wordt aangehouden;
  • b. ten behoeve van de verkeersveiligheid voldoende afstand tot de bestemming 'Verkeer' wordt aangehouden;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 10.00 meter bedraagt;
  • d. deze afwijkingsbevoegdheid niet van toepassing is als de afwijkingsbevoegdheid van artikel 32.4.6 kan worden toegepast;
  • e. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

32.4.6 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het plaatsen van erfafscheidingen op hoeksituaties vóór de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning het plaatsen van erfafscheidingen op hoeksituaties vóór de voorgevelrooilijn, met dien verstande dat:

  • a. de erfafscheiding maximaal 2,00 meter hoog is;
  • b. de erfafscheiding bestaat uit gaas en is begroeid met levende planten;
  • c. de erfafscheiding 3,00 meter achter de voorgevel van de woning wordt geplaatst;
  • d. de verkeerssituatie het plaatsen van de erfafscheiding toelaat;
  • e. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.
32.5 Specifieke gebruiksregels
32.5.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van parkeervoorzieningen voor derden en het gebruik van de grond anders dan voor:

  • a. tuin/ erf;
  • b. parkeer- en/of groenvoorzieningen;
  • c. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.

32.5.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. zelfstandige bewoning van bijgebouwen;
  • b. ambachtelijke en/of industriële doeleinden, anders dan toegestaan volgens artikel 32.1.1;
  • c. groothandel;
  • d. detailhandel, anders dan toegestaan volgens artikel 32.1.1;
  • e. horeca, anders dan toegestaan volgens artikel 32.1.1;
  • f. dienstverlening, anders dan toegestaan volgens artikel 32.1.1;
  • g. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.

32.5.3 Aan huis verbonden beroep

Ruimten binnen de woning of in de bijgebouwen mogen worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. ten minste 50% van het vloeroppervlak van de woning (exclusief bijgebouwen) blijft gehandhaafd en ook bij woningen met een vloeroppervlak van minder dan 240 m² blijft een vloeroppervlak van de woning (exclusief bijgebouwen) van 100 m² behouden;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, dient ook de bewoner van de woning te zijn;
  • c. de activiteit zonder werknemers in dienst wordt uitgeoefend;
  • d. dit gebruik mag geen ernstige of onevenredige hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • e. de ruimtelijke uitstraling is in overeenstemming met de woonfunctie;
  • f. in de parkeerbehoefte wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de richtcijfers uit de 'Nota parkeerbeleid 2022-2025' (of diens rechtsopvolger);
  • g. er is geen sprake van een grote verkeer aantrekkende werking. De aanwezige infrastructuur moet hierop berekend zijn;
  • h. er mag geen detailhandel plaatsvinden.

32.5.4 Landschappelijke inpassing

Het gebruiken en/of het laten gebruiken van de voor 'Wonen' aangewezen gronden volgens de bestemming 'Wonen' is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 32.1.1, onder al. en onder am. binnen 2 jaar na afgifte van de omgevingsvergunning en/of de planologische maatregel is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.

32.6 Afwijken van de gebruiksregels
32.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige nadelige gevolgen voor het eigen woonmilieu of het woonmilieu in de directe omgeving ontstaan;
  • c. per woning niet meer dan één omgevingsvergunning tegelijkertijd geldt;
  • d. de aanvrager dient aan te tonen dat er een zorgbehoefte is en dat deze tijdelijk van aard is;
  • e. aan de vergunning de voorwaarde wordt verbonden dat de vergunning komt te vervallen als de bestaande noodzaak vanuit mantelzorg niet meer aanwezig is;
  • f. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

32.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. ten minste 50% van het vloeroppervlak van de woning (exclusief bijgebouwen) blijft gehandhaafd en ook bij woningen met een vloeroppervlak van minder dan 240 m² blijft een vloeroppervlak van de woning (exclusief bijgebouwen) van 100 m² behouden;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, dient ook de bewoner van de woning te zijn;
  • c. de activiteit zonder werknemers in dienst wordt uitgeoefend;
  • d. de activiteiten qua aard, omvang en uitstraling passen in een woonomgeving;
  • e. de ruimtelijke uitstraling in overeenstemming is met de woonfunctie;
  • f. er geen strijd ontstaat met het Bouwbesluit of de gemeentelijke bouwverordening;
  • g. de bedrijfsactiviteiten niet betreffen het oprichten, veranderen of in werking hebben van een vergunning- of meldingplichtige inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet Milieubeheer;
  • h. maximaal zijn toegestaan een of meer elektromotoren en/of een of meer verbrandingsmotoren met een vermogen of een gezamenlijk vermogen tot en met 1,5 kW, met dien verstande, dat bij de berekening van het gezamenlijk vermogen een elektromotor en/of een verbrandingsmotor met een vermogen van 0,25 kW of minder buiten beschouwing blijft;
  • i. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte en aan het bedrijf gelieerde activiteit;
  • j. in de parkeerbehoefte wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de richtcijfers van de 'Nota parkeerbeleid 2022-2025' (of diens rechtsopvolger);
  • k. er geen sprake is van een grote verkeer aantrekkende werking. De aanwezige infrastructuur moet hierop berekend zijn;
  • l. aan de omgevingsvergunning de voorwaarde wordt verbonden dat de vergunning komt te vervallen als de gronden c.q. bebouwing gedurende een aaneengesloten periode van minimaal twee jaar niet meer als zodanig zijn gebruikt.
  • m. aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden ter voorkoming van hinder voor de omgeving. Deze voorwaarden betreffen in ieder geval:
    • 1. vastlegging van werktijden;
    • 2. vastlegging maximum personeelsbestand;
    • 3. vastlegging parkeren van motorvoertuigen van personeel, klanten en zaakvoerder;
    • 4. vastlegging maximum werkvloeroppervlak;
    • 5. frequentie en plaats van laden en lossen;
    • 6. beperking omvang reclame-uiting / bedrijfsnaamuiting tot maximaal 50 cm x 50 cm x 2 cm (lengte x breedte x diepte) aan voorgevel op max. 2.00 meter hoogte;
    • 7. beperking van emissies (geluid, stof, geur) naar de omgeving;
    • 8. verbieden/beperken van opslag en/of activiteiten op onbebouwd perceel;
  • n. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

32.6.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een verblijfsrecreatieve voorziening in de vorm van bed&breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een verblijfsrecreatieve voorziening in de vorm van bed&breakfast met dien verstande dat:

  • a. de hoofdfunctie wonen in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • b. de voorziening ten behoeve van bed&breakfast binnen de hoofdbebouwing wordt gerealiseerd, niet zijnde vrijstaande bijgebouwen;
  • c. de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het pand of complex behouden blijven;
  • d. de voorziening gelet op de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag functioneren als een zelfstandige woning. Dit betekent mede dat een aparte kookgelegenheid niet is toegestaan;
  • e. bed&breakfast aan maximaal 8 personen mag worden aangeboden;
  • f. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de 'Nota parkeerbeleid 2022-2025' (of diens rechtsopvolger);
  • g. belangen van derden niet onevenredig mogen worden geschaad;
  • h. ter voorkoming van permanente bewoning een maximale aaneengesloten verblijfsduur van individuen wordt gehanteerd van 12 weken. Daarnaast dient met een initiatiefnemer een overeenkomst te worden gesloten waarin wordt bedongen dat als sprake is van permanente bewoning een boeteclausule in werking zal treden;
  • i. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in worden acht genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

Artikel 33 Wonen - Garage

33.1 Bestemmingsomschrijving
33.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - Garage' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de stalling van motorvoertuigen, fietsen en opslag inherent aan de woonfunctie;

en ook voor:

  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • e. voorzieningen en bouwwerken bij bovengenoemde functies en doeleinden, zoals erven, verharding, wegen, paden, kunstwerken en beplanting.

33.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

33.2 Bouwregels
33.2.1 Algemeen

Op en onder de voor 'Wonen - Garage' aangewezen gronden is bouwen toegestaan ten dienste van de bestemming, waarbij ook voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  • a. garages, autoboxen en carports mogen worden gebouwd
  • b. gebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. andere bouwwerken mogen worden gebouwd, die qua aard en afmeting bij de bestemming passen;
  • d. voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in artikel 56.4.

33.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. de breedte van een gebouw bedraagt ten hoogste 3,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 3,50 meter;
  • c. gebouwen worden met een plat dak afgedekt;
  • d. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 33.2.3;
  • e. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 56.4.

33.2.3 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geengebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3,25 meter.

33.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 60.4.

33.4 Specifieke gebruiksregels
33.4.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden anders dan voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. ontsluiting;
  • c. parkeervoorzieningen.

33.4.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte, waaronder de opslagruimte voor gevaarlijke goederen en stoffen;
  • b. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het in artikel 33.1.1 toegestane gebruik;
  • c. detailhandel en/of groothandel;
  • d. horecadoeleinden.

Artikel 34 Wonen - Landgoed

34.1 Bestemmingsomschrijving
34.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van de aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of landschap ecologische waarden, waaronder de aanwezige waterpartijen;
  • b. wonen op een landgoed;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;

en ook voor:

  • g. een bed&breakfast bij de woning, ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';

met de daarbij behorende:

  • h. voorzieningen en bouwwerken bij bovengenoemde functies en doeleinden, zoals erven, tuinen, verharding, wegen, paden, kunstwerken en beplanting;
  • i. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtneming van het parkeerbeleid uit artikel 60.3.2 en artikel 60.3.3.

34.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

34.2 Bouwregels
34.2.1 Algemeen

Op en onder de voor 'Wonen - Landgoed' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken worden gebouwd die qua aard en afmetingen passen binnen de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde uitsluitend mogen worden gebouwd in het bouwvlak, met uitzondering van bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik, zoals kleinschalige picknickplaatsen en rustpunten.

34.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. maximaal één woning mag worden gebouwd met de daarbij behorende bijgebouwen en andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen;
  • b. de goothoogte van gebouwen maximaal 15,00 meter mag bedragen;
  • c. de dakhelling van gebouwen maximaal 60° mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen, bedraagt maximaal 5,00 meter, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte maximaal 2,00 meter mag bedragen;
  • e. voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in artikel 56.4.
34.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 60.4.

34.4 Specifieke gebruiksregels
34.4.1 Verboden gebruik van gronden

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor of als:

  • a. staan- of ligplaats voor onderkomens, uitgezonderd voor zover en voor zolang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met in de bestemming landgoed uit te voeren werken of werkzaamheden;
  • b. het beproeven van voertuigen; voor de beoefening van de motorsport en de modelvliegtuigsport, voor het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, bromfietsen of mountainbikes;
  • c. voor het racen of crossen met motorvoertuigen, mountainbikes of bromfietsen;
  • d. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • e. standplaats van woonwagens;
  • f. kampeerterrein.

34.4.2 Verboden gebruik van bouwwerken

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van bouwwerken voor:

  • a. ambachtelijke doeleinden, uitgezonderd voor zover deze verband houden met de instandhouding van landgoederen;
  • b. industriële doeleinden;
  • c. detailhandel en groothandel;
  • d. transport- en/of garagedoeleinden;
  • e. horecadoeleinden.
34.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Wonen - Landgoed' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, picknickplaatsen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, het ophogen, egaliseren;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gericht gebruik van de grond;
  • d. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen, het graven en/of verleggen van waterlopen, het winnen, toevoeren, stuwen of afdammen van water;
  • e. het vellen en/of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadigingen van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, uitgezonderd bij wijze van normaal onderhoud van de aanwezige houtopstand;
  • f. het bebossen van gronden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan niet als bos konden worden aangemerkt.

34.5.2 Uitzonderingen

Het in artikel 34.5.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. werkzaamheden normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering zijn, dan wel op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • e. het periodiek kappen van hakhout, voor zover betreffende normale uitoefening van het op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande bodemgebruik;
  • f. werken of werkzaamheden, als deze zullen worden uitgevoerd in een beschermd natuurmonument in de zin van de Natuurbeschermingswet en handelingen opleveren waarvoor ingevolge artikel 12 van die wet een vergunning van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij is vereist, dan wel handelingen, welke zijn voorzien in een beheersplan, als bedoeld in artikel 14 van die wet.

34.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 34.5.1 zijn slechts toelaatbaar, als door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de artikel 34.1.1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig nadelig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 35 Wonen - Woonwagenstandplaats

35.1 Bestemmingsomschrijving
35.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in woonwagens,
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • e. voorzieningen en bouwwerken bij bovengenoemde functies en doeleinden, zoals erven, tuinen, verharding, wegen, paden, kunstwerken en beplanting;
  • f. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtneming van het parkeerbeleid uit artikel 60.3.2 en artikel 60.3.3.

35.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

35.2 Bouwregels
35.2.1 Algemeen

Op en onder de voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gerealiseerd:

  • a. standplaatsen ten behoeve van woonwagens;
  • b. de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen;
  • c. voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in artikel 56.4.

35.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mag ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' opgenomen aantal standplaatsen worden gerealiseerd;
  • b. per standplaats mag slechts één woonwagen worden geplaatst;
  • c. bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd op de standplaatsen;
  • d. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 25 m2 per standplaats bedragen;
  • e. een standplaats mag voor ten hoogste 60% worden bebouwd, met inbegrip van de geplaatste woonwagen;
  • f. de goothoogte van de woonwagen en bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3,50 meter;
  • g. de woonwagen en de bijgebouwen mogen met een plat dak of met een kap van ten minste 30° en ten hoogste 60° worden afgedekt;
  • h. de afstand van de woonwagen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,00 meter. Bijbehorende bouwwerken worden in of minimaal 1,50 meter uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd;
  • i. bijbehorende bouwwerken liggen 3,00 meter achter de voorgevel;
  • j. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 35.2.3.

35.2.3 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 3,00 meter, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 2,00 meter bedraagt.

35.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 60.4.

35.4 Specifieke gebruiksregels
35.4.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de onbebouwde gronden anders dan voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. ontsluiting;
  • c. parkeervoorzieningen.

35.4.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. afzonderlijke bewoning, als het een vrijstaand bijgebouw betreft;
  • b. bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte, waaronder de opslagruimte voor gevaarlijke goederen en stoffen;
  • c. detailhandel en/of groothandel;
  • d. recreatieve en/of horecadoeleinden;
  • e. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het in artikel 35.1.1 toegestane gebruik.
35.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de milieusituatie, een omgevingsvergunning verlenen voor een bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte binnen de bestemming, mits:

  • a. het geen opslagruimte voor gevaarlijke goederen en stoffen betreft;
  • b. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.

Artikel 36 Leiding - Gas

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse leidingen voor hoge druk gastransport (inclusief voorzieningen).

De hartlijn van de leiding voor gastransport is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'.

36.2 Dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

36.3 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt dat op of in de in artikel 36.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) mogen worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

36.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) als de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

36.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen t.b.v. van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.
  • b. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, als daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.
36.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.6.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

36.6.2 Uitzonderingen

Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale beheer en onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken;
  • d. die mogen worden uitgevoerd op grond van een al verleende vergunning.

36.6.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend als de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.

36.6.4 Schriftelijk advies

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 36.6.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder over de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 37 Leiding - Hoogspanningsverbinding

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede aangewezen voor de aanleg, het beheer, de instandhouding en/of bescherming van (bovengrondse) hoogspanningsverbinding, met de daarbij behorende masten en veiligheidsvoorzieningen.

37.2 Dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

37.3 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd;
  • b. op of in de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn geen gebouwen en bouwwerken toegestaan, met uitzondering van bestaande (vergunde) gebouwen en bouwwerken;
  • c. als bestaande gebouwen en/of bouwwerken worden vervangen, vernieuwd of veranderd is dit toegestaan als de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • d. voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in artikel 56.4.
37.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 37.3 voor het bouwen op grond van de overige gebiedsregels van deze gronden, mits de belangen en de veiligheid van de in artikel 37.1 bedoelde (bovengrondse) hoogspannings- verbindingen niet worden geschaad;
  • b. tot het verlenen van een omgevingsvergunning wordt eerst overgegaan, als uit het verkregen positief schriftelijk advies van de netbeheerder is gebleken dat hierdoor de veiligheid en leveringszekerheid niet blijvend onevenredig worden geschaad. Aan de hand daarvan kan het bevoegd gezag desgewenst voorwaarden verbinden aan de vergunning, ter bescherming van bedoelde verbinding.
37.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder, op of in de in artikel 37.1 bedoelde gronden, een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en/of rooien van opgaande beplanting en bomen;
  • b. het wijzigen van maaiveld-of weghoogte door ontgrondingswerkzaamheden, ophoging of andere graafwerkzaamheden;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van (al bestaande) watergangen;
  • d. het opslaan van goederen, (brandbare)stoffen en/of materialen;
  • e. het aanbrengen en/of slopen van bovengrondse opstallen, constructies, straatmeubilair, installaties of apparatuur anders dan ten dienste van deze in artikel 37.1 omschreven regels;
  • f. het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;
  • g. het aanleggen van zonneparken.
37.6 Uitzondering van de vergunningplicht

Het verbod in artikel 37.5 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden die:

  • a. al in uitvoering zijn bij het van kracht worden van het plan;
  • b. verband houden met de aanleg, aanpassing of onderhoud van de betreffende hoogspanningsverbinding en de daarbij horende voorzieningen;
  • c. het onderhoud en beheer hetgeen op grond van de onderliggende bestemming(en) is toegestaan.
37.7 Voorwaarden vergunningverlening

Tot het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 37.5 wordt eerst overgegaan, als uit het verkregen positief schriftelijk advies van de netbeheerder is gebleken dat hierdoor de veiligheid en leveringszekerheid niet blijvend onevenredig worden geschaad.

Aan de hand daarvan kan het bevoegd gezag desgewenst voorwaarden verbinden aan de vergunning, ter bescherming van bedoelde verbinding.

37.8 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de gebiedsregels, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend een gebruik dat geen rekening houdt met een ongestoorde werking van de bovengrondse hoogspanningsleiding en de risico's die ermee verbonden zijn.

Artikel 38 Leiding - Water

38.1 Bestemmingsomschrijving
38.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse leidingen voor riolering en watertransport (inclusief voorzieningen). De hartlijn van de leiding voor riolering is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool'.

38.2 Dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

38.3 Bouwregels
38.3.1 Algemeen

Op de voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken met een oppervlakte van ten hoogste 10 m2 ten dienste van of ter instandhouding van de betreffende leiding, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 3,50 meter bedraagt;
  • b. voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in artikel 56.4.
38.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bebouwing binnen de voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden, met dien verstande dat:

  • a. het belang van de leiding, gehoord de leidingbeheerder, niet onevenredig nadelig wordt aangetast;
  • b. dit geen gevaar oplevert voor de leiding of aan het (veilig) functioneren van de leiding geen afbreuk doet en/of door het aan de vergunning verbinden van voorwaarden een en ander kan worden voorkomen;
  • c. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.
38.5 Specifieke gebruiksregels
38.5.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden:

  • a. op een wijze die gevaar kan opleveren voor de leiding of aan het (veilig) functioneren van de leiding afbreuk kan doen;
  • b. voor het uitvoeren van ontgrondingen, dan wel anderszins wijzigen van het bodemniveau;
  • c. voor het aanbrengen van gesloten oppervlakteverharding;
  • d. voor het aanbrengen van diep wortelende beplanting;
  • e. voor het verrichten van grondwerkzaamheden, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • f. voor het verrichten van grondophogingen;
  • g. voor het heien of anderszins voorwerpen in de grond aanbrengen;
  • h. voor het permanent opslaan van goederen.
38.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 38.5, onder b. t/m onder h., ten behoeve van het uitvoeren van de vermelde activiteiten, met dien verstande dat:

  • a. het belang van de leiding, gehoord de leidingbeheerder, niet onevenredig nadelig wordt aangetast;
  • b. deze activiteiten geen gevaar opleveren voor de leiding en/of geen afbreuk doen aan het (veilig) functioneren van de leiding dan wel dit voorkomen wordt door het aan de vergunning verbinden van voorwaarden.

Artikel 39 Waarde - Archeologie

39.1 Bestemmingsomschrijving
39.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen en/of terreinen, een en ander overeenkomstig de 'Archeologische beleidskaart' behorende bij deze regels (bijlage 2).

39.1.2 Dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

39.2 Bouwregels
39.2.1 Algemeen

Als ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk, al dan niet in combinatie met het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 39.1.1, de bodem van gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie' zal worden verstoord voor een oppervlakte en tot een diepte groter dan aangegeven in onderstaande tabel (welke maten gelden voor het oprichten van een bouwwerk en als van toepassing het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden tezamen) voor de verschillende waarde categorieën, zoals nader aangeduid in de 'Archeologische beleidskaart' behorende bij deze regels (bijlage 2), wordt een omgevingsvergunning uitsluitend verleend als voldaan wordt aan het bepaalde in de artikelen 39.2.2 en  39.2.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0938.BP03013-ON01_0111.png"

39.2.2 Waardecategorie 1

Voor waarde categorie 1, zijnde een beschermd archeologisch monument als bedoeld in artikel 1, lid c van de Monumentenwet 1998, dient op grond van art. 11 en 14 van de Monumentenwet 1988 een vergunning te worden overlegd, door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).

39.2.3 Waardecategorie 2, 3, 4, 5 en 6
  • a. Voor waarde categorie 2 t/m 6 dient aan het bevoegd gezag een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. De omgevingsvergunning voor het bouwen wordt uitsluitend verleend als:
    • 1. uit dit rapport blijkt dat er geen monumentale waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad of door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veilig gesteld;
    • 2. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
  • c. Het bevoegd gezag kan de volgende voorschriften verbinden aan de vergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumentale waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
    • 4. als het bepaalde onder 3 van toepassing is, een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
  • d. Het bepaalde in sub a. t/m sub c. is niet van toepassing als de aanvraag betrekking heeft op:
    • 1. normale onderhoudswerkzaamheden;
    • 2. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
    • 3. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
    • 4. werken of werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of op grond van een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
    • 5. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 6. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd, waarvan de bouwhoogte maximaal 3,00 meter bedraagt;
    • 7. gronden die door burgemeester en wethouders archeologisch zijn vrijgegeven.
39.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 39.2 met betrekking tot het laten uitvoeren van een inventariserend onderzoek en het overhandigen van een rapport over de waarde van het terrein, als een onafhankelijke deskundige het betreffende (bouw)plan heeft beoordeeld en heeft geconcludeerd dat geen archeologische waarden in het geding zijn.

39.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verstoren van de bodem voor een oppervlakte en op een diepte groter dan aangegeven in de tabel in artikel 39.2.1 (waarbij deze maten gelden voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden en als van toepassing het oprichten van een bouwwerk tezamen) tenzij voor wat betreft waarde categorie 1 een specifieke diepte is toegestaan in een kennisgeving (de zg. Richtlijn vrijstelling vergunningplicht) van de Minister aan de eigenaar van het archeologisch monument ter gelegenheid van de aanwijzing van het archeologisch monument;
  • b. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • c. het rooien, verwijderen of aanbrengen van diepwortelende beplantingen of bomen;
  • d. het uitvoeren van grondwerk;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze drijven van voorwerpen in de grond;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse leidingen of andere ondergrondse constructies;
  • g. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen of bomen;
  • h. het scheuren van grasland;
  • i. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • j. het afgraven van gronden en/of het ophogen of verlagen (egaliseren) van het terrein;
  • k. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers e.d.;
  • l. het tot onder maaiveld slopen van gebouwen en andere bouwwerken of het slopen van gedeelten daarvan, anders dan voor de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning.

39.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 39.4.1 is niet van toepassing voor de werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het in werking treden van het plan omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het in werking treden van de plan in uitvoering waren en waarvoor tot het van kracht worden van de verordening geen omgevingsvergunning vereist was;
  • c. welke noodzakelijk zijn ten behoeve van het beheer/onderhoud van de aanwezige archeologische waarden;
  • d. normale onderhoudswerkzaamheden, tenzij het waarde categorie 1 betreft;
  • e. op gronden die door burgemeester en wethouders archeologisch zijn vrijgegeven.

39.4.3 Voorwaarden

De in artikel 39.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend:

  • a. voor waarde categorie 1, zijnde een beschermd archeologisch monument als bedoeld in artikel 1, lid c van de Monumentenwet 1998: na overlegging van een vergunning van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, vertegenwoordigd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) op grond van artikel 11 en 14 van de Monumentenwet 1988;
  • b. voor waarde categorie 2 t/m 6: na overlegging van een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. als uit het rapport bedoeld onder b. blijkt dat er geen monumentale waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad of door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veilig gesteld;
  • d. schade door de werken of werkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.

39.4.4 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 39.4.1 zijn slechts toelaatbaar als door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 39.1.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig nadelig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

39.4.5 Voorschriften aan vergunning

Het bevoegd gezag kan de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumentale waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • d. als het bepaalde onder c. van toepassing is, een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werken of werkzaamheden.

Artikel 40 Waarde - Archeologie 2

40.1 Bestemmingsomschrijving
40.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen en/of terreinen, in het bijzonder voor zones met een middelhoge trefkans en zones met een lage trefkans met kans op een bijzondere dataset.

40.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels in artikel 60.6.

40.3 Bouwregels
40.3.1 Algemeen

Als ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk de bodem van gronden aangewezen voor de 'Waarde - Archeologie 2' voor meer dan 0,30 meter onder het maaiveld zal worden verstoord, dient in het geval dat de oppervlakte van het te verstoren gebied groter is dan 100 m² aan burgemeester en wethouders een rapport te worden overlegd over de archeologische waarde op basis van een inventariserend onderzoek uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

40.3.2 Voorschriften omgevingsvergunning

Als uit het in artikel 40.3.1 genoemde onderzoek blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zal of kan worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden, zijnde:

  • a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, dan wel;
  • b. het doen van een opgraving, dan wel;
  • c. het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige.
40.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 40.3.1 met betrekking tot het laten uitvoeren van een inventariserend onderzoek en het overhandigen van een rapport over de waarde van het terrein, als een onafhankelijke deskundige het betreffende (bouw)plan heeft beoordeeld en heeft geconcludeerd dat geen archeologische waarden in het geding zijn.

40.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
40.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het algemeen verstoren van de bodem dieper dan 0,30 meter;
  • b. het rooien of aanbrengen van diepwortelende beplantingen of bomen;
  • c. het uitvoeren van grondwerk (al dan niet omgevingsvergunningplichtig);
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze drijven van voorwerpen in de grond;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse leidingen of andere ondergrondse constructies;
  • f. het ophogen of verlagen (egaliseren) van het terrein;
  • g. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • h. het onder het maaiveld slopen van gebouwen en andere bouwwerken of het slopen van gedeelten daarvan, anders dan voor de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning;
  • i. het verlagen of verhogen van het waterpeil.

40.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 40.5.1 is niet van toepassing voor de werken en werkzaamheden:

  • a. met een diepte van minder dan 0,30 meter onder het maaiveld en waarbij de oppervlakte van de bodemingreep en/of de ontwikkeling minder dan 100 m² bedraagt;
  • b. waarvoor ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning is verleend;
  • c. welke ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en waarvoor tot het van kracht worden van het plan geen omgevingsvergunning vereist was;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud, beheer en gebruik;
  • e. welke noodzakelijk zijn ten behoeve van het beheer/onderhoud van de aanwezige archeologische waarden;
  • f. op gronden die door het college van burgemeester en wethouders archeologisch zijn vrijgegeven.

40.5.3 Voorwaarden

De in artikel 40.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, als:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van een rapport over de archeologische waarde op basis van een inventariserend onderzoek uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;

dan wel;

  • b. voldaan wordt aan het bepaalde in het artikel algemene bouwregels, waarbij wordt aangetoond dat de betrokken archeologische waarden door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgraving;
    • 3. het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 41 Waarde - Archeologie 3

41.1 Bestemmingsomschrijving
41.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen en/of terreinen, in het bijzonder voor zones met een middelhoge trefkans en zones met een lage trefkans met kans op een bijzondere dataset.

41.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels in artikel 60.6.

41.3 Bouwregels
41.3.1 Algemeen

Als ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk de bodem van gronden aangewezen voor de 'Waarde - Archeologie 3' voor meer dan 0,30 meter onder het maaiveld zal worden verstoord, dient in het geval dat de oppervlakte van het te verstoren gebied groter is dan 250 m² aan burgemeester en wethouders een rapport te worden overlegd over de archeologische waarde op basis van een inventariserend onderzoek uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

41.3.2 Voorschriften omgevingsvergunning

Als uit het in artikel 42.3.1 genoemde onderzoek blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zal of kan worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden, zijnde:

  • a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, dan wel;
  • b. het doen van een opgraving, dan wel;
  • c. het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige.
41.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 41.3.1 met betrekking tot het laten uitvoeren van een inventariserend onderzoek en het overhandigen van een rapport over de waarde van het terrein, als een onafhankelijke deskundige het betreffende (bouw)plan heeft beoordeeld en heeft geconcludeerd dat geen archeologische waarden in het geding zijn.

41.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
41.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het algemeen verstoren van de bodem dieper dan 0,30 meter;
  • b. het rooien of aanbrengen van diepwortelende beplantingen of bomen;
  • c. het uitvoeren van grondwerk (al dan niet omgevingsvergunningplichtig);
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze drijven van voorwerpen in de grond;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse leidingen of andere ondergrondse constructies;
  • f. het ophogen of verlagen (egaliseren) van het terrein;
  • g. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • h. het onder het maaiveld slopen van gebouwen en andere bouwwerken of het slopen van gedeelten daarvan, anders dan voor de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning;
  • i. het verlagen of verhogen van het waterpeil.

41.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 41.5.1 is niet van toepassing voor de werken en werkzaamheden:

  • a. met een diepte van minder dan 0,30 meter onder het maaiveld en waarbij de oppervlakte van de bodemingreep en/of de ontwikkeling minder dan 250 m² bedraagt;
  • b. waarvoor ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning is verleend;
  • c. welke ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en waarvoor tot het van kracht worden van het plan geen omgevingsvergunning vereist was;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud, beheer en gebruik;
  • e. welke noodzakelijk zijn ten behoeve van het beheer/onderhoud van de aanwezige archeologische waarden;
  • f. op gronden die door het college van burgemeester en wethouders archeologisch zijn vrijgegeven.

41.5.3 Voorwaarden

De in artikel 41.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, als:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van een rapport over de archeologische waarde op basis van een inventariserend onderzoek uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;

dan wel;

  • b. voldaan wordt aan het bepaalde in het artikel algemene bouwregels, waarbij wordt aangetoond dat de betrokken archeologische waarden door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgraving;
    • 3. het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 42 Waarde - Archeologie 4

42.1 Bestemmingsomschrijving

45.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen en/of terreinen, in het bijzonder voor zones met een middelhoge trefkans en zones met een lage trefkans met kans op een bijzondere dataset.

42.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels in artikel 60.6.

42.3 Bouwregels
42.3.1 Algemeen

Als ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk de bodem van gronden aangewezen voor de 'Waarde - Archeologie 4' voor meer dan 0,30 meter onder het maaiveld zal worden verstoord, dient in het geval dat de oppervlakte van het te verstoren gebied groter is dan 500 m² aan burgemeester en wethouders een rapport te worden overlegd over de archeologische waarde op basis van een inventariserend onderzoek uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

42.3.2 Voorschriften omgevingsvergunning

Als uit het in artikel 42.3.1 genoemde onderzoek blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zal of kan worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden, zijnde:

  • a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, dan wel;
  • b. het doen van een opgraving, dan wel;
  • c. het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige.
42.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 42.3.1 met betrekking tot het laten uitvoeren van een inventariserend onderzoek en het overhandigen van een rapport over de waarde van het terrein, als een onafhankelijke deskundige het betreffende (bouw)plan heeft beoordeeld en heeft geconcludeerd dat geen archeologische waarden in het geding zijn.

42.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
42.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het algemeen verstoren van de bodem dieper dan 0,30 meter;
  • b. het rooien of aanbrengen van diepwortelende beplantingen of bomen;
  • c. het uitvoeren van grondwerk (al dan niet omgevingsvergunningplichtig);
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze drijven van voorwerpen in de grond;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse leidingen of andere ondergrondse constructies;
  • f. het ophogen of verlagen (egaliseren) van het terrein;
  • g. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • h. het onder het maaiveld slopen van gebouwen en andere bouwwerken of het slopen van gedeelten daarvan, anders dan voor de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning;
  • i. het verlagen of verhogen van het waterpeil.

42.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 42.5.1 is niet van toepassing voor de werken en werkzaamheden:

  • a. met een diepte van minder dan 0,30 meter onder het maaiveld en waarbij de oppervlakte van de bodemingreep en/of de ontwikkeling minder dan 500 m² bedraagt;
  • b. waarvoor ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning is verleend;
  • c. welke ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en waarvoor tot het van kracht worden van het plan geen omgevingsvergunning vereist was;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud, beheer en gebruik;
  • e. welke noodzakelijk zijn ten behoeve van het beheer/onderhoud van de aanwezige archeologische waarden;
  • f. op gronden die door het college van burgemeester en wethouders archeologisch zijn vrijgegeven.

42.5.3 Voorwaarden

De in artikel 42.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, als:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van een rapport over de archeologische waarde op basis van een inventariserend onderzoek uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;

dan wel;

  • b. voldaan wordt aan het bepaalde in het artikel algemene bouwregels, waarbij wordt aangetoond dat de betrokken archeologische waarden door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgraving;
    • 3. het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 43 Waarde - Archeologie 5

43.1 Bestemmingsomschrijving
43.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen en/of terreinen, in het bijzonder voor zones met een middelhoge trefkans en zones met een lage trefkans met kans op een bijzondere dataset.

43.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels in artikel 60.6.

43.3 Bouwregels
43.3.1 Algemeen

Als ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk de bodem van gronden aangewezen voor de 'Waarde - Archeologie 5' voor meer dan 0,40 meter onder het maaiveld zal worden verstoord, dient in het geval dat de oppervlakte van het te verstoren gebied groter is dan 1.000 m² aan burgemeester en wethouders een rapport te worden overlegd over de archeologische waarde op basis van een inventariserend onderzoek uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

43.3.2 Voorschriften omgevingsvergunning

Als uit het in artikel 43.3.1 genoemde onderzoek blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zal of kan worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden, zijnde:

  • a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, dan wel;
  • b. het doen van een opgraving, dan wel;
  • c. het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige.
43.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 43.3.1 met betrekking tot het laten uitvoeren van een inventariserend onderzoek en het overhandigen van een rapport over de waarde van het terrein, als een onafhankelijke deskundige het betreffende (bouw)plan heeft beoordeeld en heeft geconcludeerd dat geen archeologische waarden in het geding zijn.

43.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
43.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het algemeen verstoren van de bodem dieper dan 0,40 meter;
  • b. het rooien of aanbrengen van diepwortelende beplantingen of bomen;
  • c. het uitvoeren van grondwerk (al dan niet omgevingsvergunningplichtig);
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze drijven van voorwerpen in de grond;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse leidingen of andere ondergrondse constructies;
  • f. het ophogen of verlagen (egaliseren) van het terrein;
  • g. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • h. het onder het maaiveld slopen van gebouwen en andere bouwwerken of het slopen van gedeelten daarvan, anders dan voor de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning;
  • i. het verlagen of verhogen van het waterpeil.

43.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 43.5.1 is niet van toepassing voor de werken en werkzaamheden:

  • a. met een diepte van minder dan 0,40 meter onder het maaiveld en waarbij de oppervlakte van de bodemingreep en/of de ontwikkeling minder dan 1.000 m² bedraagt;
  • b. waarvoor ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning is verleend;
  • c. welke ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en waarvoor tot het van kracht worden van het plan geen omgevingsvergunning vereist was;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud, beheer en gebruik;
  • e. welke noodzakelijk zijn ten behoeve van het beheer/onderhoud van de aanwezige archeologische waarden;
  • f. op gronden die door het college van burgemeester en wethouders archeologisch zijn vrijgegeven.

43.5.3 Voorwaarden

De in artikel 43.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, als:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van een rapport over de archeologische waarde op basis van een inventariserend onderzoek uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;

dan wel;

  • b. voldaan wordt aan het bepaalde in het artikel algemene bouwregels, waarbij wordt aangetoond dat de betrokken archeologische waarden door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgraving;
    • 3. het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 44 Waarde - Beekdal

44.1 Bestemmingsomschrijving
44.1.1 Algemeen

De voor artikel 'Waarde - Beekdal' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en versterking van de natuurlijke waterhuishouding, betreffende zowel het oppervlaktewater als het grondwater, en de daarvan afhankelijke landschappelijke en natuurlijke waarden, en ook de realisering van een veerkrachtig watersysteem geschikt voor waterconservering en opvang van hoge waterafvoeren.

44.1.2 Dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

44.2 Bouwregels

32.2.1 Algemeen

Op en onder de voor 'Waarde - Beekdal' aangewezen gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van een watergang of regenwaterbuffer, met dien verstande, dat:
    • 1. het oppervlak per bouwwerk ten hoogste 20 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte ten hoogste 3,50 meter bedraagt.
  • b. voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in artikel 56.4.
44.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
44.3.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Beekdal' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, uitgezonderd de aanleg van drinkpoelen;
  • c. het scheuren van grasland, voor zover het betreft waardevolle graslandvegetaties;
  • d. het bemalen of draineren van gronden en het winnen van water of het anderszins verlagen van de grondwaterstand;
  • e. het aanbrengen en/of aanleggen van oeverbeschoeiingen en het graven en/of aanleggen van waterlopen;
  • f. het verrichten van werkzaamheden welke beschadigingen tot gevolg kunnen hebben aan vochtige bronbiotopen.

44.3.2 Normaal onderhoud en gebruik

Het bepaalde in artikel 44.3.1 is niet van toepassing voor:

  • a. normale werkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de plan in uitvoering zijn dan wel op grond van een (voor dat tijdstip aangevraagde) vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • e. het periodiek kappen van hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het op dat tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande bodemgebruik.

44.3.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 44.3.1 zijn slechts toelaatbaar, als voor de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in artikel 44.1.1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig nadelig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.

Artikel 45 Waarde - Cultuurhistorie

45.1 Bestemmingsomschrijving
45.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van ter plaatse bestaande cultuurhistorische en oudheidkundig waardevolle elementen (monumenten en karakteristieke bebouwing) en patronen (beplantingspatronen, verkavelingen, wegenpatronen, het stedenbouwkundig beeld).

45.1.2 Dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

45.2 Bouwregels
45.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden, met daarbinnen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de beschermde rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten, zoals opgenomen in bijlage 3 (Monumentenlijst), mag slechts worden gebouwd als en voor zover zulks nodig is voor het behoud en/of herstel van de bestaande bebouwing, mits:

  • a. de bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming;
  • b. geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in het stedenbouwkundige beeld, bepaald door kapvorm, hoogtematen, gevel- en raamindeling, zulks met inbegrip van waardevolle details als erkers, dakkapellen, kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en soortgelijke bouwdelen, zoals vastgelegd in het besluit tot aanwijzing van de rijks- en gemeentelijke monumenten.
45.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen ten behoeve van de onderliggende bestemmingen met dien verstande dat:

  • a. de cultuurhistorische en oudheidkundige waarden niet worden aangetast;
  • b. de nieuwbouw past binnen c.q. een kwalitatieve bijdrage levert aan de cultuurhistorische en oudheidkundige waarden;
  • c. er geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in het stedenbouwkundige beeld;
  • d. voor zover het monumenten betreft, hierover advies dient te worden ingewonnen van een ter zake deskundige instantie.
45.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
45.4.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, verlagen, egaliseren en ontginnen of afgraven van gronden;
  • b. het opslaan, deponeren, lozen of storten van al dan niet afgedankte of aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, en ook het aanleggen of inrichten van opslag-, stort- of bergplaatsen;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,30 meter, waartoe ook gerekend worden woelen en draineren;
  • d. het aanleggen van boomgaarden;
  • e. het bebossen van gronden;
  • f. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • h. het graven van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
  • i. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • j. het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem.

45.4.2 Normaal onderhoud en gebruik

Het in artikel 45.4.1 bepaalde is niet van toepassing voor:

  • a. normale werkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel op grond van een (voor dat tijdstip aangevraagde) vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • e. het periodiek kappen van hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande bodemgebruik.

45.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in  artikel 45.4.1 zijn slechts toelaatbaar, als voor de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in  artikel 45.1.1  genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.

Artikel 46 Waarde - Ecologie

46.1 Bestemmingsomschrijving
46.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en versterking van de samenhang tussen abiotische (niet-levende natuur) en biotische (levende natuur) kenmerken van de betreffende besluitgebiedsdelen.

46.1.2 Dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

46.2 Bouwregels
46.2.1 Algemeen

Op en onder de voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van een watergang of regenwaterbuffer;

met dien verstande, dat:

    • 1. het oppervlak per bouwwerk ten hoogste 20 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte ten hoogste 3,50 meter bedraagt.
  • b. voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in artikel 56.4.
46.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
46.3.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, uitgezonderd de aanleg van drinkpoelen;
  • c. het bebossen van gronden;
  • d. het scheuren van grasland, voor zover het betreft waardevolle graslandvegetaties;
  • e. het bemalen of draineren van gronden en het winnen van water of het anderszins verlagen van de grondwaterstand;
  • f. het aanbrengen en/of aanleggen van oeverbeschoeiingen en het graven en/of aanleggen van waterlopen;
  • g. het verrichten van werkzaamheden welke beschadigingen tot gevolg kunnen hebben aan vochtige bronbiotopen.

46.3.2 Normaal onderhoud en gebruik

Het bepaalde in artikel 46.3.1 is niet van toepassing voor:

  • a. normale werkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel op grond van een (voor dat tijdstip aangevraagde) vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • e. het periodiek kappen van hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het op dat tijdstip van inwerkingtreding van de bestemmingsplan bestaande bodemgebruik.

46.3.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 46.3.1 zijn slechts toelaatbaar, als voor de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in artikel 46.1.1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig nadelig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.

Artikel 47 Waarde - Landschapselementen

47.1 Bestemmingsomschrijving
47.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Landschapselementen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en herstel van de aanwezige kleinschalige landschapselementen en de daarmee samenhangende landschappelijke en natuurlijke waarden, en ook het daarmee samenhangende waterbergend vermogen van de grond, een en ander zoals nader aangeduid op de als bijlage 12 bij deze regels gevoegde kaarten met landschapselementen.

47.1.2 Dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

47.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
47.2.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Landschapselementen' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen, rooien, slopen, dempen, egaliseren van kleine landschapselementen, dan wel het verrichten van werkzaamheden, die ernstige beschadiging of de dood of verdwijning van kleine landschapselementen tot gevolg hebben;
  • b. het verwijderen of afgraven van steilranden of het verrichten van andere grondwerkzaamheden die een aantasting hiervan inhouden of kunnen inhouden.

47.2.2 Normaal onderhoud en gebruik

Het bepaalde in artikel 47.2.1 is niet van toepassing voor:

  • a. normale werkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel op grond van een (voor dat tijdstip aangevraagde) vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • e. het periodiek kappen van hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het op dat tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande bodemgebruik.

47.2.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 47.2.1 zijn slechts toelaatbaar:

  • a. als door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in artikel 47.1.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig nadelig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind. Het bevoegd gezag kan aan de vergunning voorwaarden stellen ter compensatie;
  • b. voor zover de werken of werkzaamheden de ecologie van de aanwezige natuurwaarden niet aantasten.

Artikel 48 Waterstaat - Erosie

48.1 Bestemmingsomschrijving
48.1.1 Algemeen

De voor 'Waterstaat - Erosie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen(en), primair bestemd voor erosie remmende maatregelen, overeenkomstig de Keur van het Waterschap Limburg.

48.1.2 Dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

48.2 Bouwregels

Op en onder de voor 'Waterstaat - Erosie' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen bouwwerken zijnde ten dienste van de onderliggende bestemming worden opgericht.

48.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 48.2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken binnen de beschermingszone mits:

  • a. daardoor de kans op wateroverlast en erosie niet onevenredig wordt vergroot;
  • b. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.

Het bevoegd gezag wint, alvorens af te wijken, advies in bij de waterbeheerder zijnde het waterschap.

48.4 Specifieke gebruiksregels

Op de gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Erosie' zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Limburg van toepassing.

48.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
48.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de voor 'Waterstaat - Erosie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. buiten het bebouwingsoppervlak van de bestemmingen wegen, paden of parkeergelegenheden aan te leggen, verhardingen aan te brengen, af te graven of te egaliseren;
  • b. verhardingen aanbrengen, afgraven of egaliseren van gronden;
  • c. het afgraven of egaliseren van gronden.

48.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 48.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. vallen binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
  • d. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.

48.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 48.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 48.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 49 Waterstaat - Inundatiegebied

49.1 Bestemmingsomschrijving
49.1.1 Algemeen

De voor 'Waterstaat - Inundatiegebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de functie inundatiegebied overeenkomstig de Keur van het Waterschap Limburg.

49.1.2 Dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

49.2 Bouwregels

Op en onder de voor 'Waterstaat - Inundatiegebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de genoemde bestemming worden gebouwd.

49.3 Afwijken van de bouwregels
49.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van gebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 49.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken binnen de beschermingszone mits:

  • a. het belang van het inundatiegebied niet onevenredig nadelig wordt aangetast;
  • b. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.

Het bevoegd gezag wint, alvorens af te wijken, advies in bij de waterbeheerder zijnde het waterschap.

49.4 Specifieke gebruiksregels

Op de gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Inundatiegebied' zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Limburg van toepassing.

49.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

49.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waterstaat - Inundatiegebied' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. gesloten wegdek aan te leggen;
  • b. het bemalen draineren van gronden, het winnen, toevoeren, afdammen en stuwen van water;
  • c. het tot stand brengen en/of in exploitatie nemen van boor- en pompputten, parallelriolen, nutsvoorzieningen, transportleidingen en andere boven- en ondergrondse leidingconstructies
  • d. het aanbrengen van boomsingels en hakhoutwallen, wijzigen van watergangen en uitvoeren afgravings- en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal spitwerk, dieper dan 0,30 meter;
  • e. ophogingen te maken of te verwijderen;
  • f. werken en beplantingen aan te brengen die waterstuwingen of stroomgeleiding teweegbrengen.

49.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 49.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. vallen binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
  • d. op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn, dan wel op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.

49.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 49.5.1 zijn slechts toelaatbaar als hierdoor geen onevenredige nadelige schade wordt of kan worden toegebracht aan het inundatiegebied en/of de beekdalen en de hier in voorkomende natuurwetenschappelijke en landschap ecologische waarde.

 

Artikel 50 Waterstaat - Meanderzone

50.1 Bestemmingsomschrijving
50.1.1 Algemeen

De voor  'Waterstaat - Meanderzone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor primair water dat door natuurlijke verplaatsing zijn bedding kan verleggen overeenkomstig de Keur van het Waterschap Limburg.

50.1.2 Dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

50.2 Bouwregels

Op en onder de voor 'Waterstaat - Meanderzone' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de genoemde bestemming worden gebouwd.

50.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 50.2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken binnen de beschermingszone mits:

  • a. het belang van de meanderzone niet onevenredig nadelig wordt aangetast;
  • b. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.

Het bevoegd gezag wint, alvorens af te wijken, advies in bij de waterbeheerder zijnde het waterschap.

50.4 Specifieke gebruiksregels

Op de gronden met de dubbelbestemming  'Waterstaat - Meanderzone' zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Limburg van toepassing.

50.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
50.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor  'Waterstaat - Meanderzone' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. gesloten wegdek aan te leggen;
  • b. het bemalen draineren van gronden, het winnen, toevoeren, afdammen en stuwen van water;
  • c. het tot stand brengen en/of in exploitatie nemen van boor- en pompputten, parallelriolen, nutsvoorzieningen, transportleidingen en andere boven- en ondergrondse leidingconstructies;
  • d. het aanbrengen van boomsingels en hakhoutwallen, wijzigen van watergangen en uitvoeren afgravings- en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal spitwerk, dieper dan 0,30 meter.

50.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 50.5.1  is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. vallen binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
  • d. op het tijdstip van het van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn, dan wel op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.

50.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 50.1 zijn slechts toelaatbaar als hierdoor geen onevenredige nadelige schade wordt of kan worden toegebracht aan de meanderzone en/of de beekdalen en de hier in voorkomende natuurwetenschappelijke en landschap ecologische waarde.

Artikel 51 Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed

51.1 Bestemmingsomschrijving
51.1.1 Algemeen

De voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een waterbergende functie.

51.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de overige dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

51.2 Bouwregels

Op en onder de tot 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' bestemde gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht. Bestaande bouwwerken mogen in hun huidige omvang worden gehandhaafd.

51.3 Afwijken van de bouwregels

Met dien verstande dat geen onevenredige nadelige afbreuk wordt gedaan aan het belang van het waterbergend rivierbed, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 51.2 en toegestaan worden dat op de gronden binnen deze bestemming wordt gebouwd, mits positief advies is verkregen van Rijkswaterstaat. Hierbij wordt door Rijkswaterstaat aan de volgende criteria getoetst:

  • a. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
  • b. er is geen sprake van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
  • c. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is; en
  • d. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen worden duurzaam gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn.

Artikel 52 Waterstaat - Waterbergend rivierbed

52.1 Bestemmingsomschrijving
52.1.1 Algemeen

De voor 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een waterbergende functie.

52.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de overige dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

52.2 Bouwregels

Op en onder de voor 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' bestemde gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht. Bestaande bouwwerken mogen in hun huidige omvang worden gehandhaafd.

52.3 Afwijken van de bouwregels

Met dien verstande dat geen onevenredige nadelige afbreuk wordt gedaan aan het belang van het waterbergend rivierbed, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 52.2 en toegestaan worden dat op de gronden binnen deze bestemming wordt gebouwd, mits positief advies is verkregen van Rijkswaterstaat. Hierbij wordt door Rijkswaterstaat aan de volgende criteria getoetst:

  • a. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
  • b. er is geen sprake van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
  • c. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is; en
  • d. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen worden duurzaam gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn.

Artikel 53 Waterstaat - Waterkering

53.1 Bestemmingsomschrijving
53.1.1 Algemeen

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de inrichting en het onderhoud van waterstaatkundige werken, in het bijzonder een primaire waterkering, en ook voor tijdelijke voorzieningen voor het Grensmaasproject.

53.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de overige dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

53.2 Bouwregels

Op en onder de tot 'Waterstaat - Waterkering' bestemde gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht, uitgezonderd andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen, nodig voor het behoud en onderhoud van de waterkering, met een bouwhoogte van maximaal 3,00 meter.

Bestaande bouwwerken mogen in hun huidige omvang worden gehandhaafd.

53.3 Afwijken van de bouwregels

Met dien verstande dat geen onevenredige nadelige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de waterkering, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 53.2 en toegestaan worden dat op de gronden binnen deze bestemming wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig nadelig aangetast;
  • b. bebouwing is mogelijk op grond van de onderliggende bestemming;
  • c. burgemeester en wethouders winnen advies in bij de beheerder van de waterkering.
53.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik gronden en opstallen voor en/of als:

  • a. opslag-, stort- en of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, uitgezonderd voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden.
53.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
53.5.1 Verbodsbepaling

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die voorkomen in de onderstaande opsomming:

  • a. het ontginnen, het bodem verlagen, het afgraven, het ophogen en/of het egaliseren;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het verwijderen of verstoren van de natuurlijke vegetatie en het scheuren of frezen van natuurlijke graslandvegetaties;
  • d. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van al bestaande waterlopen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen;
  • g. het verrichten van exploratieboringen en andere onderzoekingen naar bodemschatten, en ook het slaan van waterputten of -bronnen ten behoeve van de drinkwaterwinning;
  • h. het bebossen of aanbrengen van kruidachtige of houtachtige gewassen op gronden die ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan niet met een dergelijke vegetatie waren begroeid;
  • i. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen en kaden;
  • j. het bestrooien of bespuiten van gronden met chemische bestrijdingsmiddelen.

Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • 1. het werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden is niet in strijd met de doeleindenomschrijving van het plan, of op grond van zodanige plannen gestelde eisen, een beheersverordening, een besluit als bedoeld in artikel 3.40 van de Wet ruimtelijke ordening dan wel met een voorbereidingsbesluit;
    • 2. voor het werk of de werkzaamheid een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988, een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze is verleend als zulks vereist is;
    • 3. het werk of werkzaamheid is niet in strijd met de regels gesteld bij of op grond van een verordening als bedoeld in artikel 4.1, derde lid van de Wet ruimtelijke ordening of bij of op grond van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 4.3 derde lid van de Wet ruimtelijke ordening.

53.5.2 Normaal onderhoud en gebruik

Het bepaalde in artikel 53.5.1 is niet van toepassing voor werken of werkzaamheden welke:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, en ook werken en werkzaamheden tot herstel van voor de waterkeringsfunctie ongewenste veranderingen;
  • b. al in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd op grond van een al verleende vergunning;
  • d. het onderhoud en herstel dan wel aanpassen van bestaande oeverbeschoeiingen;
  • e. strekken tot behoud of tot herstel van de landschappelijke, natuurlijke of cultuurhistorische waarden.

53.5.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 53.5.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend als door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvoor hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in artikel 53.1 genoemde doeleinden niet onevenredig nadelig worden of kunnen worden aangetast, gehoord de waterkeringsbeheerder. Voor zover het betreft een vergunning waarbij de waterhuishouding en/of de waterafvoer in het geding is, wordt vooraf het waterschap gehoord.

Artikel 54 Waterstaat - Waterlopen

54.1 Bestemmingsomschrijving
54.1.1 Algemeen

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming, beheer, onderhoud en waterstaatsdoeleinden (zoals beheersing van de waterstand) van primaire wateren, zoals vaarwegen, watergangen en regenwaterbuffers, voor zover van toepassing overeenkomstig de Keur van het Waterschap Limburg.

54.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden ook zijn gelegen binnen de overige dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.6.

54.2 Bouwregels
54.2.1 Algemeen

Binnen de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken van geringe omvang, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de primaire wateren en/of de regenwaterbuffer.

54.2.2 Regels met betrekking tot bouwwerken

Met betrekking tot de bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag ten hoogste 3,50 meter bedragen.
54.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 54.2 ten behoeve van het oprichten van andere bebouwing binnen de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden, met dien verstande dat:

  • a. het belang van het primaire water, gehoord het waterschap, niet onevenredig nadelig wordt aangetast;
  • b. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.
54.4 Specifieke gebruiksregels
54.4.1 Gebruik van de gronden

Op de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Limburg van toepassing

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 55 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 56 Algemene bouwregels

56.1 Verbodsbepaling overschrijding bouwgrens

Het is verboden op de in het plan begrepen gronden enig bouwwerk te bouwen, waarbij de bouwgrens wordt overschreden, uitgezonderd overschrijdingen, die volgens deze regels zijn toegestaan.

56.2 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten
56.2.1 Maximale maten

Als afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of op grond van de Woningwet, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

56.2.2 Minimale maten

Als afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of op grond van de Woningwet, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

56.2.3 Uitzonderingen
  • a. In het geval van (her)oprichting van bouwwerken is het bepaalde in artikel 56.2.1 en artikel 56.2.2 uitsluitend van toepassing als het geschiedt op dezelfde plaats.
  • b. Het bepaalde in artikel 56.2.1 en artikel 56.2.2 is niet van toepassing voor bouwwerken die zijn gelegen binnen de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden' en 'Natuur'.
56.3 Bouwregels voor zwembaden en jacuzzi's

Het is niet toegestaan voor de voorgevel of in het verlengde daarvan zwembaden, jacuzzi's en vergelijkbare bouwwerken te bouwen. Voor het overige geldt voor het bouwen van zwembaden het bepaalde in 56.4.2, onder c.

56.4 Ondergronds bouwen
56.4.1 Algemeen

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in de bij hoofdstuk  2 bij de (dubbel)bestemmingen opgenomen bepalingen, geen beperkingen.

56.4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak en onder bijgebouwen toegestaan;
  • b. ondergrondse bouwwerken dienen minimaal 1,00 meter uit de perceelsgrens te worden opgericht;
  • c. in aanvulling op het bepaalde onder a. en onder b. zijn niet-overdekt zwembaden toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de voorgevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3,00 meter uit de perceelsgrens;
    • 2. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijgebouwen als opgenomen in de regels behorende bij de desbetreffende bestemming in acht wordt genomen;
    • 3. de oppervlakte van niet-overdekte zwembaden mag niet meer dan 60 m2 bedragen;
    • 4. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
  • d. de bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,50 meter onder peil.

Artikel 57 Algemene gebruiksregels

57.1 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit plan te gebruiken en/of te doen en/of het laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

57.2 Gebruiksverbod

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het plan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor het beroepsmatig verlenen van diensten op het gebied van prostitutie en/of een seksinrichting en/of escortbedrijf.

57.3 Woningsplitsing
  • a. het is verboden om:
    • 1. een woning en/of kamersgewijs bewoonde woning en/of woonwagen en/of kamersgewijs bewoonde woonwagen te wijzigen (splitsen) naar twee of meer woningen/woonwagens;
    • 2. een als woning, dan wel woongebouw bestemde woning, die legaal in gebruik is voor een andere functie dan wonen, te wijzigen (splitsen) naar twee of meer woningen;
  • b. woningsplitsingen welke voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan zijn gerealiseerd in strijd met het op dat moment vigerende bestemmingsplan/beheersverordening en/of zonder of in strijd met een daartoe vereiste vergunning, worden geacht in strijd met het verbod zoals genoemd onder a. van dit artikel te zijn gerealiseerd;
  • c. woningsplitsingen waarvoor voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan een daartoe strekkende vergunning is verleend en woningsplitsingen die op grond van het op dat moment vigerende bestemmingsplan/beheersverordening rechtstreeks (zonder daartoe strekkende vergunning) waren toegestaan en welke zijn gerealiseerd voor de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, vallen niet onder het verbod zoals opgenomen onder a. van dit artikel.
57.4 Kamerbewoning (kamergewijze verhuur)

Ten aanzien van kamerbewoning in een woning of woonwagen gelden de volgende bepalingen:

  • a. kamerbewoning (kamergewijze verhuur) is niet toegestaan als de verhuurder van de kamer(s) niet ter plaatse het hoofdverblijf heeft;
  • b. kamerbewoning (kamergewijze verhuur) is toegestaan als de verhuurder van de kamer(s) ter plaatse het hoofdverblijf heeft en voldaan wordt aan de volgende bepalingen:
    • 1. per woning of woonwagen maximaal twee kamers voor kamerbewoning mogen worden gebruikt;
    • 2. de minimale oppervlakte per kamer dient minimaal 5 m² te bedragen.

 

Artikel 58 Algemene aanduidingsregels

58.1 geluidzone luchtvaart
58.1.1 geluidzone - grote luchtvaart
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - grote luchtvaart' zijn de gronden mede aangewezen voor de geluidzones vanwege luchtvaartlawaai, overeenkomstig de kaart met Ke-contouren die als bijlage 10 bij deze regels is opgenomen.
  • b. Op het grondgebied van de gemeente Meerssen is aanvullende woningbouw uitsluitend mogelijk op de door de gemeente Meerssen, de provincie Limburg en het Rijk overeengekomen locaties, aangegeven in de brief ‘woningbouwlocaties in de gemeente Meerssen’ d.d. 14 september 2004. In bijlage 16 ‘Overzicht consequenties ontwerp aanwijzing MAA voor ruimtelijke ontwikkelingen gemeente Meerssen’ zijn deze locaties weergegeven.

58.1.2 geluidzone - luchtvaart 35 Ke-contour

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - luchtvaart 35 Ke-contour’, mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige functies worden opgericht.

58.1.3 geluidzone - luchtvaart 40 Ke-contour

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - luchtvaart 40 Ke-contour’, mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige functies worden opgericht.

58.1.4 geluidzone - luchtvaart 45 Ke-contour

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - luchtvaart 45 Ke-contour’, mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige functies worden opgericht.

58.1.5 geluidzone - luchtvaart 50 Ke-contour

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - luchtvaart 50 Ke-contour’, mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige functies worden opgericht.

58.1.6 geluidzone - kleine luchtvaart
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - kleine luchtvaart' zijn de gronden mede aangewezen voor de geluidzones vanwege luchtvaartlawaai, overeenkomstig de kaart met Bkl-contouren die als bijlage 11 bij deze regels is opgenomen.
  • d. Op het grondgebied van de gemeente Meerssen is aanvullende woningbouw uitsluitend mogelijk op de door de gemeente Meerssen, de provincie Limburg en het Rijk overeengekomen locaties, aangegeven in de brief ‘woningbouwlocaties in de gemeente Meerssen’ d.d. 14 september 2004. In de bijlage ‘Overzicht consequenties ontwerp aanwijzing MAA voor ruimtelijke ontwikkelingen gemeente Meerssen’ zijn deze locaties weergegeven.

58.1.7 geluidzone - luchtvaart 47 BKL

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - luchtvaart 47 BKL’, mogen, mogen woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen in de zin van het Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart slechts worden opgericht, indien wordt voldaan aan het bepaalde in hoofdstuk IV artikelen 8 en 9 van genoemd besluit.

58.2 geluidzone - spoor
58.2.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - spoor' mogen geen geluidsgevoelige objecten worden gerealiseerd.

58.2.2 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 47.2.1, met dien verstande dat de geluidsbelasting vanwege spoorweglawaai aan de gevels van de te realiseren objecten niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verleende hogere grenswaarde.

58.3 milieuzone - beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg' is duurzaam behoud en bescherming van de landschappelijke kwaliteiten noodzakelijk. Daarbij dient rekening gehouden te worden met dan wel afstemming te worden gezocht met het beleid ter zake van de Omgevingsverordening Limburg.

58.4 milieuzone - bodembeschermingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - bodembeschermingsgebied' is duurzaam behoud van kwetsbare functies en waarden als bijzondere bescherming van de bodem noodzakelijk. Het streven is naar een kwaliteit van bodem, grondwater en landschap die voldoet aan de eisen die de aanwezige bijzondere biotische, abiotische en cultuurhistorische waarden stellen. Daarbij dient rekening gehouden te worden met dan wel afstemming te worden gezocht met het beleid ter zake van de Provinciale Omgevingsverordening Limburg en het Provinciaal Omgevingsplan Limburg..

58.5 milieuzone - geurzone

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' mogen geen milieugevoelige bestemmingen worden gevestigd.

58.6 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden mede bedoeld voor bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening. Er dient rekening te worden gehouden met het beleid ter zake van de Provinciale Omgevingsverordening Limburg en het Provinciaal Omgevingsplan Limburg.

58.7 milieuzone - waterwingebied
58.7.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' zijn de gronden mede bedoeld voor de winning van (drink)water uit het grondwater.

58.7.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' is het verboden om bebouwing en bouwwerken op te richten, die niet direct verbonden zijn aan de waterwinning, en ook nieuwe bedrijven te vestigen. Aan bestaande bedrijvigheid, gebruik en beheer worden enkel ontwikkelingen toegestaan die geen bedreiging vormen voor de kwaliteit van de bodem en het grondwater.

58.8 veiligheidszone - bedrijven
58.8.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bedrijven' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd.

58.8.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel  58.8.1, met dien verstande dat:

  • e. voldaan wordt aan de normen die gelden voor het plaatsgebonden risico;
  • f. als sprake is van toename van het groepsrisico, hiervoor een verantwoording als bedoeld in paragraaf 5 van het 'Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen' (BEVI) plaatsvindt.
58.9 veiligheidszone - leiding
58.9.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd.

58.9.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 58.9.1, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de normen die gelden voor het plaatsgebonden risico;
  • b. als sprake is van toename van het groepsrisico, hiervoor een verantwoording plaatsvindt.
58.10 veiligheidszone - lpg

Ter plaatste van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' is het oprichten van nieuwe kwetsbare objecten, zoals woningen, scholen, bejaarden-, verzorgings- en ziekenhuizen, niet mogelijk als en voor zover deze hinder niet is opgeheven.

58.11 Veiligheidszone - plasbrandaandachtsgebied
58.11.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - plasbrandaandachtsgebied' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd.

58.11.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 58.11.1, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de normen die gelden voor het plaatsgebonden risico;
  • b. als sprake is van toename van het groepsrisico, hiervoor een verantwoording plaatsvindt.
58.12 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' dienen nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen van inrichtingen vooraf in het kader van externe veiligheid te worden getoetst en te voldoen aan de plaatsgebonden en/of groepsgebonden risico's.

58.13 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen spoor

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen spoor' leidt de aanwezigheid van het spoor tot inachtneming van een onderzoekszone van 0-50 meter voor individueel risico, waarbinnen alleen gebouwd mag worden volgens de nota 'risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Verder geldt ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen spoor' een aandachtsgebied voor groepsrisico.

58.14 vrijwaringszone - luchtvaart
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - luchtvaart' is het verboden bouwwerken op te richten met een grotere bouwhoogte dan is aangegeven als maximum toegelaten bouwhoogte:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - luchtvaart maximum bouwhoogte 0m';
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - luchtvaart maximum bouwhoogte 10m';
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - luchtvaart maximum bouwhoogte 20m';
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - luchtvaart maximum bouwhoogte 30m';
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - luchtvaart maximum bouwhoogte 35m';
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - luchtvaart maximum bouwhoogte 40m';
    • 7. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - luchtvaart maximum bouwhoogte 45m';
  • b. De aangegeven bouwhoogte in meters ten opzichte van N.A.P. mag evenmin overschreden worden door schoorstenen, dakkapellen, antennes, vlaggenmasten, opbouwen ten behoeve van lift- en luchtbehandelingsinstallaties, reclameborden of -verlichting en dergelijke, en ook door enig deel van windturbines.
58.15 vrijwaringszone - spoor

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - spoor' mag (volgens het bepaalde in de artikelen 19 tot en met 22 van de Spoorwegwet) niet worden gebouwd en mogen geen werken of werkzaamheden worden uitgevoerd in strijd met de Spoorwegwet, zonder ontheffing door of vanwege de Minister van Infrastructuur en Milieu.

58.16 vrijwaringszone - vaarweg
58.16.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' mag, ongeacht de onderliggende bestemming, op deze gronden geen bebouwing worden opgericht.

58.16.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, gehoord Rijkswaterstaat, een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van bebouwing op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' overeenkomstig het bepaalde in de onderliggende bestemming, met dien verstande dat:

  • a. het kanaal gebonden bebouwing betreft;
  • b. dit toekomstige infrastructurele uitbreidingen niet onmogelijk maakt;
  • c. dit niet leidt tot uit milieuhygiënisch en/of veiligheidsoogpunt onaanvaardbare situaties.
58.17 vrijwaringszone langs wegen
58.17.1 Vrijwaringszone - weg 0-50 m
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 0-50 m' zijn de gronden mede aangewezen voor een vrijwaringszone langs een rijksweg.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 0-50 m' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bebouwing worden opgericht anders dan ten behoeve van verkeersdoeleinden.
  • f. Het bepaalde onder b. is niet van toepassing op bebouwing die wordt opgericht binnen het bouwvlak.
  • g. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder b. ten behoeve van het oprichten van een ander bouwwerk, mits een positief advies is afgegeven door Rijkswaterstaat.

58.17.2 Vrijwaringszone - weg 50-100 m
  • h. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 50-100 m' zijn de gronden mede aangewezen voor een vrijwaringszone langs een rijksweg.
  • i. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 50-100 m' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bebouwing worden opgericht anders dan ten behoeve van verkeersdoeleinden.
  • j. Het bepaalde onder b. is niet van toepassing op bebouwing die wordt opgericht binnen het bouwvlak.
  • k. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder b. ten behoeve van het oprichten van een ander bouwwerk, mits een positief advies is afgegeven door Rijkswaterstaat.
58.18 tijdelijke werkwegen, tijdelijke ringdijk en tijdelijke gronddepots
58.18.1 Algemeen

Tijdelijke voorzieningen voor het project Grensmaas mogen uitsluitend gerealiseerd worden:

  • a. in de vorm van ringdijk ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - tijdelijke ringdijk';
  • b. in de vorm van gronddepots ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - tijdelijke gronddepots'.

58.18.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van de tijdelijke werkwegen, ringdijk en gronddepots als dit noodzakelijk is:

  • a. ten behoeve van de bescherming van het woonmilieu, onder andere voor wat betreft geluid en luchtkwaliteit;
  • b. ter voorkoming van onevenredige nadelige aantasting van de omliggende natuurlijke waarden.
58.19 zoekgebied ongelijkvloerse kruising
58.19.1 Algemeen

Een ongelijkvloerse kruising voor het project Grensmaas mag uitsluitend gerealiseerd worden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zoekgebied ongelijkvloerse kruising'.

58.19.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van de ongelijkvloerse kruising als dit noodzakelijk

is:

  • a. ten behoeve van de bescherming van het woonmilieu, onder andere voor wat betreft geluid en luchtkwaliteit;
  • b. ter voorkoming van onevenredige nadelige aantasting van de omliggende natuurlijke waarden.
58.20 Luchtvaartverkeerzone - Eurocontrol
58.20.1 Luchtvaartverkeerzone - Eurocontrol
  • a. Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - Eurocontrol' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bouwwerken worden opgericht met een hoogte hoger dan 136 meter boven NAP voor het ongestoord functioneren van de apparatuur van Eurocontrol.
  • b. Het bepaalde onder a. is uitsluitend van toepassing zolang de antennes in gebruik zijn.

58.20.2 Afwijken van de aanduidingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om, af te wijken van het bepaalde in artikel 58.20.1 en bebouwing toestaan die hoger is dan ingevolge artikel 58.20.1 is toegestaan, mits een positief advies is afgegeven door Eurocontrol.

58.21 Luchtvaartverkeerzones - CNS apparatuur
58.21.1 Luchtvaartverkeerzone - ILS
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - ILS' zijn de gronden mede aangewezen voor het ongestoord functioneren van CNS-apparatuur in de vorm van het Instrument Landing System.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - ILS' mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer bedragen dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken van het Instrument Landing System, zoals opgenomen op de afbeeldingen in bijlage 18 'Toetsingsvlakken CNS apparatuur'.
  • c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde onder b. en bebouwing toestaan die hoger is dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken, mits:
    • 1. een positief advies is afgegeven door LVNL;
    • 2. voldaan wordt aan de bouwhoogtebepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van deze regels.

58.21.2 luchtvaartverkeerzone – invliegfunnel
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - invliegfunnel' zijn de gronden mede aangewezen voor het obstakelvrije start- en landingsvlak van de luchthaven.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – invliegfunnel' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, de bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken, niet meer bedragen dan:
    • 1. op de gronden gelegen op minder dan 150 meter afstand van het hart van de start- en landingsbaan: 0 meter;
    • 2. op de gronden gelegen tussen 150 en 465 meter van het hart van de start- en landingsbaan: de hoogte (in m+NAP) die wordt verkregen door toepassing van de volgende formule:

bouwhoogte (m+NAP) = referentiehoogte (m+NAP) + (afstand tot startbaan - 150m) / 7 waarin:

referentiehoogte   = Referentiehoogte van de start- en landingsbaan (in m+NAP) zoals opgenomen in de bijlage 'Referentiehoogtes start- en landingsbaan', gemeten haaks ten opzichte van de start- en landingsbaan. Indien bebouwing verder noordelijk of zuidelijk ligt dan de threshold, geldt als referentiehoogte de hoogte van de treshold.

afstand tot startbaan = Afstand tot het hart van de start- en landingsbaan, gemeten haaks ten opzichte van de start- en landingsbaan. Indien bebouwing verder noordelijk of zuidelijk ligt dan de threshold, wordt de afstand gemeten ten opzichte van het verlengde van het hart van de start- en landingsbaan.

58.21.3 Luchtvaartverkeerzone - noodontvangers Beek
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - noodontvangers Beek' zijn de gronden mede aangewezen voor het ongestoord functioneren van CNS-apparatuur in de vorm van de noodontvangers Beek.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - noodontvangers Beek' mag de bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken niet meer bedragen dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken van de noodontvangers Beek, zoals opgenomen op de afbeeldingen in de bijlage 18 'Toetsingsvlakken CNS apparatuur'. 'Toetsingsvlakken CNS apparatuur'.
  • c. Het bevoeg gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde onder b. en bebouwing toestaan die hoger is dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken, mits:
    • 1. een positief advies is afgegeven door LVNL;
    • 2. voldaan wordt aan de bouwhoogtebepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van deze regels.

58.21.4 Luchtvaartverkeerzone - noodzenders Beek Toren
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - noodzenders Beek Toren' zijn de gronden mede aangewezen voor het ongestoord functioneren van CNS-apparatuur in de vorm van de noodzenders Beek Toren.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - noodzenders Beek Toren' mag de bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken niet meer bedragen dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken van het noodzenders Beek Toren, zoals opgenomen op de afbeeldingen in bijlage 18 'Toetsingsvlakken CNS apparatuur'.
  • f. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde onder b. en bebouwing toestaan die hoger is dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken, mits:
    • 1. een positief advies is afgegeven door LVNL;
    • 2. voldaan wordt aan de bouwhoogtebepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van deze regels.

58.21.5 Luchtvaartverkeerzone - ontvangstation Beek
  • g. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - ontvangstation Beek' zijn de gronden mede aangewezen voor het ongestoord functioneren van CNS-apparatuur in de vorm van het zendstation Beek.
  • h. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - ontvangstation Beek' mag de bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken niet meer bedragen dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken van het zendstation Beek, zoals opgenomen op de afbeeldingen in bijlage 18 'Toetsingsvlakken CNS apparatuur'.
  • i. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde onder b. en bebouwing toestaan die hoger is dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken, mits:
    • 1. een positief advies is afgegeven door LVNL;
    • 2. voldaan wordt aan de bouwhoogtebepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van deze regels.

58.21.6 Luchtvaartverkeerzone - VDF
  • j. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - VDF' zijn de gronden mede aangewezen voor het ongestoord functioneren van CNS-apparatuur in de vorm van de VHF Directional Finder.
  • k. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - VDF' mag de bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken niet meer bedragen dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken van de VHF Directional Finder, zoals opgenomen op de afbeeldingen in bijlage 18 'Toetsingsvlakken CNS apparatuur'.
  • l. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde onder b. en bebouwing toestaan die hoger is dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken, mits:
    • 1. een positief advies is afgegeven door LVNL;
    • 2. voldaan wordt aan de bouwhoogtebepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van deze regels.

58.21.7 Luchtvaartverkeerzone - zendstation Beek
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - zendstation Beek' zijn de gronden mede aangewezen voor het ongestoord functioneren van CNS-apparatuur in de vorm van het zendstation Beek.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - zendstation Beek' mag de bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken niet meer bedragen dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken van het zendstation Beek, zoals opgenomen op de afbeeldingen in bijlage 18 'Toetsingsvlakken CNS apparatuur'.
  • c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde onder b. en bebouwing toestaan die hoger is dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken, mits:
    • 1. een positief advies is afgegeven door LVNL;
    • 2. voldaan wordt aan de bouwhoogtebepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van deze regels.

58.21.8 Luchtvaartverkeerzone - RESA

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - RESA' is het niet toegestaan bouwwerken te bouwen.

58.21.9 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van de ligging van de aanduidingen voor de luchtvaartverkeerzones zoals bedoeld in artikel 58.21.1 tot en met artikel 58.21.8 en/of ten aanzien van de ligging van de toetsingsvlakken zoals opgenomen in bijlage 18 'Toetsingsvlakken CNS apparatuur', als een wijziging van de toetsingsvlakken daar aanleiding toe geeft en een positief advies is afgegeven door LVNL.

Artikel 59 Algemene afwijkingsregels

59.1 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels van het plan ten aanzien van:

  • a. de bebouwing van niet voor 'Wonen' aangewezen gronden met gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten dienste van het openbare nut met een bouwhoogte van niet meer dan 3,50 meter en een inhoud van niet meer dan 50 men met dien verstande dat bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2;
  • b. het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering, welke niet vergunningsvrij zijn, met dien verstande dat:
    • 1. deze passen binnen het stedenbouwkundige en landschappelijk beeld ter plaatse;
    • 2. de totale bouwhoogte van een antenne-installatie inclusief bebouwing niet meer dan 40.00 meter mag bedragen;
    • 3. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2;
  • c. de in hoofdstuk 2 genoemde en in de verbeelding van het plan aangeduide maten en percentages, met uitzondering van bestemmingsgrenzen, met dien verstande dat:
    • 1. de afwijking niet meer bedraagt dan 10%;
    • 2. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2;
  • d. het toestaan van evenementen die met een zekere regelmaat plaatsvinden en een planologische relevantie hebben vanwege de duur van de activiteit, waaronder het opbouwen en afbreken en/of vanwege de omvang van de activiteit, waaronder het aantal deelnemers/toeschouwers, met dien verstande dat:
    • 1. dit niet plaatsvindt op de voor 'Natuur' aangewezen gronden;
    • 2. het bepaalde in de dubbelbestemmingen in acht wordt genomen;
    • 3. de evenementen zijn toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);
    • 4. het evenement maximaal 15 dagen aaneengesloten duurt, inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement;
    • 5. een locatie niet meer dan 3 maal per jaar voor een evenement wordt gebruikt;
    • 6. er geen horeca ter plaatse plaatsvindt, anders dan inherent aan het toegestane evenement;
    • 7. er geen detailhandel ter plaatse plaatsvindt, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten;
    • 8. er geen recreatief nachtverblijf ter plaatse plaatsvindt;
    • 9. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien;
    • 10. aan de van toepassing zijnde milieuwet- en regelgeving wordt voldaan;
    • 11. het evenement niet leidt tot onevenredige nadelige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
    • 12. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 59.2.
59.2 Algemene voorwaarden bij afwijken

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de regels van het plan, dient het onderstaande in acht te worden genomen:

  • a. er wordt geen substantiële afbreuk gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  • b. belangen van derden worden niet onevenredig nadelig geschaad of kunnen niet onevenredig nadelig geschaad worden;
  • c. er vindt geen onevenredige nadelige aantasting plaats van:
    • 1. de milieusituatie;
    • 2. het woonmilieu en de leefbaarheid ter plaatse;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende grond;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. de parkeerbalans in de directe omgeving, waarbij de parkeernormen overeenkomstig de 'Nota parkeerbeleid 2022-2025' (of diens rechtsopvolger) in acht worden genomen.

Artikel 60 Overige regels

60.1 Burgemeester en wethouders

In deze regels wordt, voor zover het de afwijkingsregels betreft, onder burgemeester en wethouders mede verstaan elk ander bevoegd gezag ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of diens rechtsopvolger.

60.2 Wettelijke regels

Als en voor zover in deze regels of in de verbeelding wordt verwezen naar wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

60.3 Gemeentelijke regels
60.3.1 Algemeen

Als en voor zover in deze regels of in de verbeelding wordt verwezen naar gemeentelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

60.3.2 Bouwen en parkeernormen

Ten aanzien van bouwen en parkeernormen geldt dat:

  • a. op eigen terrein in voldoende mate in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
  • b. de op het tijdstip van aanvraag van de omgevingsvergunning geldende parkeernorm moet worden gehanteerd volgens de 'Nota Parkeerbeleid 2022-2025' of diens rechtsopvolger.

60.3.3 Parkeren in de voortuin

Voor parkeren in de voortuin is het collegeadvies 'Parkeren in de voortuin' van 15 april 2003 van toepassing, zoals opgenomen in bijlage 4 ('Parkeren in de voortuin') van de regels.

60.4 Nadere eisen
60.4.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van bouwwerken;
  • b. de situering van parkeerplaatsen en in- en uitritten;
  • c. de situering van nutsvoorzieningen;

ten behoeve van:

    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de sociale veiligheid;
    • 3. de situering van het laden en lossen op het perceel;
    • 4. de milieusituatie, met dien verstande dat, ter voorkoming van lichthind de sportvoorzieningen ook nadere eisen kunnen worden gesteld aan de richting en de lichtuitstraling van verlichtingsarmaturen;
    • 5. een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing;
    • 6. ter voorkoming van onevenredige nadelige aantasting van de omliggende waarden; en
    • 7. ter voorkoming van de onevenredige nadelige aantasting van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse; en
    • 8. ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

60.4.2 Specifiek
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en met inachtneming van de regels als bedoeld in de 'Structuurvisie Buitengebied' zoals opgenomen in bijlage 1 behorende bij de regels van dit plan ten aanzien van:
    • 1. de situering, en afmetingen van bebouwing;
    • 2. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
    • 3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing;
  • b. De in sub a. genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
    • 1. als dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing;
    • 2. ter voorkoming van onevenredige nadelige aantasting van de omliggende waarden;
    • 3. ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 4. ter voorkoming van de onevenredige nadelige aantasting van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse; en
    • 5. voor zover van toepassing in verband met maatwerk ten aanzien van het agrarisch bouwperceel en de verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam agrarisch grondgebruik.
60.5 Beeldkwaliteitsplannen
60.5.1 Algemeen

Bouwwerken mogen alleen worden opgericht in de kern als deze in overeenstemming zijn met het bepaalde in het 'Beeldkwaliteitplan Kom Bunde', 'Beeldkwaliteitplan Kom Geulle', 'Beeldkwaliteitplan op hoofdlijnen, Meerssen, Rothem en Weert' of het 'Beeldkwaliteitplan Kom Ulestraten'.

60.5.2 Afwijken

Bij het toepassen van afwijkingsbevoegdheden ingevolge deze regels, worden de beeldkwaliteitplannen in acht genomen, zoals opgenomen in artikel 60.5.1.

60.6 Voorrangsregels
60.6.1 Strijdigheid belangen

In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming gaat het belang van de dubbelbestemming voor.

60.6.2 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 61 Overgangsrecht

61.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden op grond van een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
61.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het bepaalde in artikel 61.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

61.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in artikel 61.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

61.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

61.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 61.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

61.6 Verboden gebruik

Als het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

61.7 Persoongebonden overgangsrecht
  • a. In afwijking van het bepaalde in artikel 61.6, is het bepaalde in artikel 61.4 wel van toepassing op het gebruik dat de natuurlijke personen die zijn genoemd in onderstaande tabel, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan maakten van gronden en/of opstallen gelegen aan de in de tabel opgenomen adressen, met dien verstande dat zodra het betreffende strijdige gebruik duurzaam wordt beëindigd, dit niet meer is toegestaan.

Naam   Geboortedatum   Adres   Gebruik  
J.H.F.M. Timmermans   5 juli 1955   Eikenlaan ongenummerd/ Papenweg 79, Bunde   aannemersbedrijf  
dhr. D.J.H.J. Ummels   11 oktober 1990   Bunderstraat 206, Meerssen   showroom met een oppervlakte van maximaal 197 m² ten behoeve van kunststofkozijnen, gokkasten en inboedels afkomstig uit faillissementen  
hr. G.M.A.F. Huynen en
mevr. M.H.M. Huynen-Hazen  
9 maart 1964
3 februari 1978  
Bunderstraat 207, Meerssen   AGF-winkel (winkel in aardappelen, groenten en fruit) en de verkoop van seizoensgebonden producten.  
dhr. V. Bouwens en mw. E. Wilbers   8 maart 1958
3 januari 1966  
Hoolhuis 7c, Bunde   standplaats voor één woonwagen  

  • b. in afwijking van het bepaalde in artikel 61.6, is het bepaalde in artikel 61.4 wel van toepassing op het gebruik voor woondoeleinden door de heer H.J. Groenewoud, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht broekhoven 5a', met dien verstande dat zodra het betreffende strijdige gebruik duurzaam wordt beëindigd, dit niet meer is toegestaan;
  • c. in afwijking van het bepaalde in artikel 61.6, is het bepaalde in artikel 61.4 wel van toepassing op het gebruik voor woondoeleinden door de bewoonster ten tijde van de in werking treding van dit plan, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - persoonsgebonden overgangsrecht gemeentebroek 6', met dien verstande dat zodra het betreffende strijdige gebruik duurzaam wordt beëindigd, dit niet meer is toegestaan.
61.8 Nadere eisen

Het bepaalde in artikel 61.4 is niet van toepassing op het gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 62 Slotregel

Deze regels met bijlagen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Meerssen' van de gemeente Meerssen.