direct naar inhoud van Artikel 28 Wonen - Landgoed
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0938.BP05000-VG01

Artikel 28 Wonen - Landgoed

28.1 Bestemmingsomschrijving
28.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van de aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of landschapsecologische waarden, waaronder de aanwezige waterpartijen;
  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. woondoeleinden;
  • d. een bed & breakfast bij de woning ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';

met de daarbij behorende:

  • e. tuinen, erven en verharding;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtname van het parkeerbeleid uit artikel 51.3.2 en 51.3.3;
  • h. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • i. doeleinden van openbaar nut.
28.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 51.5.

28.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen - Landgoed' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken worden gebouwd die qua aard en afmetingen passen binnen de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. maximaal één woning mag worden gebouwd met de daarbij behorende bijgebouwen en andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen;
  • b. gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde uitsluitend mogen worden gebouwd in het bouwvlak, met uitzondering van bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik, zoals kleinschalige picknickplaatsen en rustpunten;
  • c. de goothoogte van gebouwen maximaal 15.00 m mag bedragen;
  • d. de dakhelling van gebouwen maximaal 60o mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen, maximaal 5.00 m mag bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte maximaal 2.00 m mag bedragen.
28.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 51.4.

28.4 Specifieke gebruiksregels
28.4.1 Verboden gebruik van gronden

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor of als:

  • a. staan- of ligplaats voor onderkomens, uitgezonderd voor zover en voor zolang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met in de bestemming landgoed uit te voeren werken of werkzaamheden;
  • b. het beproeven van voertuigen; voor de beoefening van de motorsport en de modelvliegtuigsport, voor het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, bromfietsen of mountainbikes;
  • c. voor het racen of crossen met motorvoertuigen, mountainbikes of bromfietsen;
  • d. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • e. standplaats van woonwagens;
  • f. kampeerterrein.
28.4.2 Verboden gebruik van bouwwerken

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van bouwwerken voor:

  • a. ambachtelijke doeleinden, uitgezonderd voor zover deze verband houden met de instandhouding van landgoederen;
  • b. industriële doeleinden;
  • c. detailhandel en groothandel;
  • d. transport- en/of garagedoeleinden;
  • e. horecadoeleinden.
28.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Wonen - Landgoed' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, picknickplaatsen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, het ophogen, egaliseren;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verbandhoudende constructies, installaties en apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gericht gebruik van de grond;
  • d. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen, het graven en/of verleggen van waterlopen, het winnen, toevoeren, stuwen of afdammen van water;
  • e. het vellen en/of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadigingen van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, uitgezonderd bij wijze van normaal onderhoud van de aanwezige houtopstand;
  • f. het bebossen van gronden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan niet als bos konden worden aangemerkt.
28.5.2 Uitzonderingen

Het in artikel 28.5.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. werkzaamheden normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • e. het periodiek kappen van hakhout, voor zover betreffende normale uitoefening van het op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande bodemgebruik;
  • f. werken of werkzaamheden, indien deze zullen worden uitgevoerd in een beschermd natuurmonument in de zin van de Natuurbeschermingswet en handelingen opleveren waarvoor ingevolge artikel 12 van die wet een vergunning van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij is vereist, dan wel handelingen, welke zijn voorzien in een beheersplan, als bedoeld in artikel 14 van die wet.
28.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 28.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de artikel 28.1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig nadelig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.