direct naar inhoud van Artikel 27 Wonen
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0938.BP05000-VG01

Artikel 27 Wonen

27.1 Bestemmingsomschrijving
27.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. bijgebouwen, carports en overkappingen;
  • c. een kattenhotel bij de woning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kattenhotel';
  • d. een hondenkennel bij de woning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - hondenkennel';
  • e. een bed & breakfast bij de woning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
  • f. recreatiewoning(en) bij de woning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen' en met dien verstande dat maximaal het aangegeven aantal is toegestaan;
  • g. vakantieappartementen bij de woning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - vakantieappartementen' en met dien verstande dat maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen' aangegeven aantal is toegestaan;
  • h. een bedrijf voor orthopedisch schoeisel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - orthopedisch schoeisel' met een maximum bedrijfsvloeroppervlakte van 225 m2;
  • i. de landschappelijke inpassing in de vorm van gebiedseigen groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, zoals hagen, bomen en opgaande/afschermende beplanting, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 1' tot en met 'specifieke vorm van groen - 24' en een en ander overeenkomstig het landschapsplan zoals weergegeven in bijlage 15 van de regels;

met de daarbij behorende:

  • j. tuinen, erven en verharding;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtname van het parkeerbeleid uit artikel 51.3.2 en 51.3.3;
  • m. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • n. doeleinden van openbaar nut.
27.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 51.5.

27.2 Bouwregels
27.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. vrijstaande, geschakelde en aaneengesloten woningen;
  • b. bijgebouwen;

en de daarbij behorende andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen, die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.

27.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. het hoofdgebouw dient in het bouwvlak te worden gebouwd en bijgebouwen mogen in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak mogen niet meer woningen worden opgericht dan het aantal legale woningen dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • c. in het bouwvlak mag in ten hoogste in 2 bouwlagen worden gebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' een afwijkende goot - en bouwhoogte is toegestaan;
  • d. de hoogte van een bouwlaag mag niet meer bedragen dan 3.50 meter;
  • e. de voorgevel dient in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd, met dien verstande, dat de voorgevel nimmer meer dan 3.00 meter uit de naar de weg gekeerde bouwgrens mag worden gebouwd. Bij een gebogen bouwgrens mag de voorgevel ook in of evenwijdig aan de raaklijn van het midden van de voorgevel aan de bouwgrens worden gebouwd;
  • f. de voorgevelbreedte van de woning dient ten minste 5.50 meter te bedragen;
  • g. de bouwhoogte ten hoogste 12.50 meter bedraagt, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' een afwijkende bouwhoogte is toegestaan;
  • h. gebouwen dienen plat of met een kap van ten minste 30° en ten hoogste 60° te worden afgedekt. Overkappingen en serres mogen worden afgedekt met een kap van ten hoogste 30°;
  • i. nieuwe vrijstaande woningen dienen aan beide zijden en nieuwe halfvrijstaande en door garages geschakelde woningen dienen aan één zijde, op ten minste 3.00 meter uit de zijdelingse perceelsgrenzen te worden gebouwd, waarbij de tussen de woning en de zijdelingse perceelsgrens liggende perceelsgedeelten op 3.00 meter of meer achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gerekend tot de aanduiding 'bijgebouwen'.
27.2.3 Regels met betrekking tot de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen uitsluitend bijgebouwen (waaronder begrepen carports en overkappingen) in 1 bouwlaag en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Bijgebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak en/of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd;
  • b. voor zover bijgebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1.00 meter te bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag het totale vlak per bouwperceel voor ten hoogste 50% bebouwd worden, waarbij het totale oppervlak aan bijgebouwen (waaronder begrepen carports en overkappingen) per woning ten hoogste 70 m² mag bedragen;
  • d. bijgebouwen mogen altijd ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' achter de achterste bouwgrens van het (hoofd)bouwvlak worden gesitueerd. Bij vrijstaande woningen mogen tussen de achterste bouwgrens van het (hoofd)bouwvlak en de weg, bijgebouwen (waaronder begrepen carports en overkappingen) slechts aan één zijde naast het (hoofd)bouwvlak (tussen het bouwvlak en de zijdelingse perceelsgrens) worden gebouwd. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient daarbij minimaal 3.00 meter te bedragen, uitgezonderd daar waar deze afstand in de bestaande situatie kleiner is. In deze gevallen moet de bestaande afstand in acht worden genomen;
  • e. de bebouwingsdiepte mag bij vrijstaande woningen maximaal 20.00 meter en bij halfvrijstaande woningen maximaal 15.00 meter bedragen;
  • f. de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw (waaronder begrepen carports en overkappingen) zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het woonhuis plus 0.25 meter;
  • g. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw zal ten hoogste 3.00 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 5.00 meter bedragen;
  • i. de oppervlakte van zwembaden, mits niet overdekt, mag niet meer bedragen dan 60 m²;
  • j. het aantal tennisbanen per bouwperceel mag, mits niet overdekt, ten hoogste 1 bedragen.
27.2.4 Overige regels met betrekking tot bebouwing

Voor het bouwen gelden de volgende overige regels:

  • a. het bouwvlak c.q. de voorgevelrooilijn mag niet door bebouwing, waaronder begrepen carport/overkapping, worden overschreden, met uitzondering van overschrijding ten behoeve van:
    • 1. de bouw van erkers, waarbij de erker niet meer dan 70% van de voorgevel beslaat en/of maximaal 40% van de zijgevel van de woning, mits de diepte van de erker niet meer bedraagt dan 1.50 meter, de bouwhoogte van de erker niet meer bedraagt dan de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw, de afstand tot de bestemming 'Verkeer' niet minder dan 3.00 meter bedraagt, gemeten vanuit de bouwgrens en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 1.00 meter bedraagt;
    • 2. aansluitende luifels boven de voordeur en kappen op erkers, mits deze vanuit het stedenbouwkundig beeld en afmeting van ondergeschikte betekenis zijn en de afstand tot de bestemming 'Verkeer' niet minder dan 3.00 meter bedraagt, gemeten vanuit de bouwgrens;
    • 3. ondergeschikte onderdelen van het gebouw, als schoorstenen, lichtkoepels en antennes, met uitzondering van liftopbouwen en luchtbehandelingsinstallaties;
  • b. binnen het bestemmingsvlak mag de bouwhoogte van andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen, ten hoogste 3.00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of de bijgebouwgrens niet meer dan 1.00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of bijgebouwgrens niet meer dan 2.00 meter mag bedragen.
27.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 51.4.

27.4 Afwijken van de bouwregels
27.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het toevoegen van een extra bouwlaag aan aangebouwde bijgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het toevoegen van een extra bouwlaag aan aangebouwde bijgebouwen bij vrijstaande woningen, onder de voorwaarden dat:

  • a. de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw ten hoogste gelijk is aan de hoogte van de tweede bouwlaag van het woonhuis plus 0.25 meter;
  • b. een aangebouwd bijgebouw plat of met een kap, waarvan de dakhelling gelijk is aan de dakhelling van het hoofdgebouw, dient te worden afgedekt;
  • c. geen onevenredige nadelige aantasting van de herkenbaarheid van de woning als zodanig optreedt;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 48.2.
27.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het verhogen van de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het verhogen van de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen bij grondgebonden woningen, niet zijnde vrijstaande woningen, met 1.00 meter, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4/5 van de bouwhoogte van het hoofdgebouw, onder de voorwaarden dat:

  • a. geen onevenredige nadelige aantasting van de herkenbaarheid van de woning als zodanig optreedt;
  • b. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 48.2.
27.4.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van een carport of overkapping tussen de grens van de aanduiding 'bijgebouwen' en de voorgevelrooilijn

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van een carport of overkapping tussen de grens van de aanduiding 'bijgebouwen' en de voorgevelrooilijn, onder de voorwaarden dat:

  • a. de voorgevelrooilijn niet mag worden overschreden;
  • b. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5.00 meter bedraagt;
  • c. de lengte van de carport of overkapping minimaal 5.00 meter bedraagt;
  • d. het oppervlak van de carport of overkapping wordt meegeteld bij het totaal oppervlak aan bijgebouwen;
  • e. geen onevenredige nadelige aantasting van de herkenbaarheid van de woning als zodanig optreedt;
  • f. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 48.2.
27.4.4 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. ten behoeve van de verkeersveiligheid, voldoende afstand tot de bestemming 'Verkeer' wordt aangehouden;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten hoogste 6.00 meter mag bedragen;
  • c. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 48.2.
27.5 Specifieke gebruiksregels
27.5.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van parkeervoorzieningen aan derden en het gebruik van de grond anders dan voor:

  • a. tuin/ erf;
  • b. parkeer- en/of groenvoorzieningen;
  • c. opslagdoeleinden, ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van explosie- en/of brandgevaarlijke goederen en stoffen.
27.5.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  • b. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • c. groothandel;
  • d. detailhandel;
  • e. horeca;
  • f. dienstverlening;
  • g. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van explosie- en/of brandgevaarlijke goederen en stoffen.
27.5.3 Aan huis verbonden beroep

Het verbod om de voor 'Wonen' aangewezen gronden en opstallen te gebruiken als beroepsmatige werk- en/of opslagruimte is niet van toepassing op het gebruik van ruimten binnen de woning of in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. ten minste 50% van het vloeroppervlak met woonfunctie van de woning gehandhaafd blijft alsmede bij woningen met een vloeroppervlak van minder dan 240 m² een vloeroppervlak met woonfunctie van 100 m² behouden blijft;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. dit gebruik mag geen ernstige of onevenredige nadelige hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • d. de ruimtelijke uitstraling is in overeenstemming met de woonfunctie;
  • e. in de parkeerbehoefte wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de richtcijfers uit de ASVV/CROW;
  • f. er is geen sprake van een grote verkeersaantrekkende werking. De aanwezige infrastructuur moet hierop berekend zijn;
  • g. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
27.5.4 Landschappelijke inpassing

Het gebruiken en/of het laten gebruiken van de voor 'Wonen' aangewezen gronden conform de bestemming 'Wonen' is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 27.1.1 onder g. conform het landschapsplan zoals opgenomen in bijlage 15 van de regels, binnen 2 jaar na afgifte van de omgevingsvergunning en/of de planologische maatregel is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.

27.6 Afwijken van de gebruiksregels
27.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van het gebruik van een bestaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het gebruik van een bestaand aangebouwd bijgebouw als afhankelijke woonruimte, onder de voorwaarden dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het eigen woonmilieu of in de directe omgeving ontstaan of kunnen ontstaan;
  • c. per woning niet meer dan één omgevingsvergunning tegelijkertijd wordt verleend;
  • d. voor verlening van de vergunning door het burgemeester en wethouders nadere informatie wordt ingewonnen bij de verzoeker, die zeker dient te stellen dat er zorgbehoefte is, inclusief het feit dat deze naar haar aard tijdelijk is;
  • e. aan de vergunning wordt de voorwaarde verbonden dat de vergunning komt te vervallen als de bestaande noodzaak vanuit mantelzorg niet meer aanwezig is;
  • f. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 48.2.
27.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf onder de voorwaarden dat:

  • a. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning inclusief de daarbij behorende bijgebouwen tot een maximum van 50 m² in gebruik mogen worden genomen door de (semi-)bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • b. de activiteiten qua aard, omvang en uitstraling dienen te passen in een woonomgeving;
  • c. dit gebruik geen ernstige of onevenredige nadelige hinder mag opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • d. de ruimtelijke uitstraling in overeenstemming is met de woonfunctie;
  • e. er geen strijd met het Bouwbesluit of de gemeentelijke bouwverordening ontstaat;
  • f. de bedrijfsactiviteiten betreffen alle activiteiten die gerangschikt kunnen worden onder de opsomming uit bijlage 4. bij de regels 'Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis verbonden bedrijf';
  • g. de bedrijfsactiviteiten niet betreffen:
    • 1. het oprichten, veranderen of in werking hebben van een inrichting waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een vergunning vereist is, alsmede alle activiteiten die onder het regime van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer vallen;
    • 2. alle activiteiten die niet gerangschikt kunnen worden onder g.1. komen in principe in aanmerking voor een omgevingsvergunning mits de activiteit zonder werknemers in dienst wordt uitgeoefend;
  • h. er geen detailhandel ter plaatse mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteiten;
  • i. in de parkeerbehoefte wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de richtcijfers van de ASVV/CROW;
  • j. er geen sprake is van een grote verkeersaantrekkende werking. De aanwezige infrastructuur moet hierop berekend zijn;
  • k. aan de omgevingsvergunning de voorwaarde wordt verbonden dat de vergunning komt te vervallen als de gronden c.q. bebouwing gedurende een aaneengesloten periode van minimaal twee jaar niet meer als zodanig zijn gebruikt.
  • l. aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden ter voorkoming van hinder voor de omgeving. Deze voorwaarden betreffen in ieder geval:
    • 1. vastlegging van werktijden;
    • 2. vastlegging maximum personeelsbestand;
    • 3. vastlegging parkeren van motorvoertuigen van personeel, klanten en zaakvoerder;
    • 4. vastlegging maximum werkvloeroppervlak;
    • 5. frequentie en plaats van laden en lossen;
    • 6. beperking omvang reclame-uiting / bedrijfsnaamuiting tot maximaal 50 cm x 50 cm x 2 cm (dikte) aan voorgevel op maximaal 2.00 meter hoogte;
    • 7. beperking van emissies (geluid, stof, geur) naar de omgeving;
    • 8. verbieden/beperken van opslag en/of activiteiten op onbebouwd perceel.
  • m. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 48.2.
27.6.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een verblijfsrecreatieve voorziening in de vorm van Bed en Breakfast

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een verblijfsrecreatieve voorziening in de vorm van Bed en Breakfast onder de voorwaarden dat:

  • a. de hoofdfunctie wonen gehandhaafd blijft;
  • b. de voorziening ten behoeve van Bed en Breakfast binnen de bestaande bebouwing dient te worden gerealiseerd, niet zijnde vrijstaande bijgebouwen;
  • c. de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het pand of complex behouden dienen te blijven;
  • d. de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag functioneren als een zelfstandige woning. Dit betekent mede dat een aparte kookgelegenheid niet is toegestaan;
  • e. Bed en Breakfast aan maximaal 8 personen mag worden aangeboden;
  • f. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de richtcijfers van de ASVV/CROW;
  • g. belangen van derden niet onevenredig nadelig mogen worden geschaad of kunnen worden geschaad.
  • h. ter voorkoming van permanente bewoning een maximale aaneengesloten verblijfsduur van individuen wordt gehanteerd van 12 weken. Daarnaast dient met een initiatiefnemer een overeenkomst te worden gesloten waarin wordt bedongen dat indien sprake is van permanente bewoning een boeteclausule in werking zal treden;
  • i. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 48.2.