direct naar inhoud van Regels
Plan: In het Riet
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0938.BP2003-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 bestemmingsplan

het bestemmingsplan 'In het Riet' van de gemeente Meerssen, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0938.BP2003-ON01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.2 aan horeca verwante bedrijvigheid:

het exploiteren van een gebouw als bijvoorbeeld een bingozaal, discotheek of speelautomatenhal.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 ander bouwwerk:

bouwwerken, geen gebouw zijnde, zonder dak. Een bouwwerk geen gebouw zijnde met dak wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk.

1.6 antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.7 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.8 archeologisch monument:

terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument.

1.9 archeologische waarde:

waarde van zaken in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingspercentage:

een in de verbeelding van het bestemmingsplan of in de regels aangegeven percentage, dat het deel van het bestemmingsvlak dan wel van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.12 beeldbepalend pand:

te handhaven gebouw of bouwwerk gezien het karakter en de betekenis voor het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.

1.13 beeldkwaliteit:

de aan een bouwwerk toegekende architectonische waarde met betrekking tot de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten.

1.14 begane grond:

de eerste bouwlaag boven het peil.

1.15 beschermde monumenten:

onroerende monumenten welke zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers of krachtens een gemeentelijke verordening bescherming genieten.

1.16 bestaand:
  • a. bij bouwwerken: bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • b. bij gebruik: bestaand op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan of het betreffende onderdeel daarvan.
1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bevoegd gezag:

het bevoegd gezag in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Als hoofdregel is dit het college van burgemeester en wethouders van Meerssen.

1.20 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak (zoals een caport of overkapping).

1.21 bijgebouw (aangebouwd en vrijstaand):

een gebouw dat in stedenbouwkundig en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat het functionele gebruik van het gebouw in relatie tot het hoofdgebouw niet relevant is, maar wel ten dienste staat van het hoofdgebouw.

1.22 bijgebouwgrens:

de grens van de (bouw)aanduiding 'bijgebouwen'.

1.23 borstwering:

het bovenste deel van de gevel wat boven de zoldervloer uitsteekt, waarop de muurplaat rust.

1.24 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.25 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.26 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grondlaag en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder;

ter verduidelijking:

bij bepaling van één bouwlaag gelden de bepalingen zoals die zijn opgenomen in het bouwbesluit en de bouwverordening en overige zich onder de kap bevindende ruimten met een maximale hoogte van 3.50 meter voor woningen en 4.50 meter voor andere gebouwen.

1.27 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.29 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.30 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.31 carport/overkapping:

een bouwwerk met tenminste een dak en niet of aan maximaal twee zijden van wanden voorzien, inclusief bestaande wanden.

1.32 consumentverzorgend kleinschalig bedrijf:

het beroepsmatig uitoefenen van dienstverlenende bedrijvigheid gericht op consumentverzorging, dan wel ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat, wanneer deze in een gebouw met een maatschappelijke voorziening en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, de maatschappelijke voorziening in overwegende mate wordt gehandhaafd en de ruimtelijke uitwerking of uitstraling in overeenstemming is met die maatschappelijke functie;

1.33 cultuurhistorische waarde:

de aan het bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

ter verduidelijking:

daarbij gaat het om archeologisch, historisch-landschappelijk en/of historisch-bouwkundig waardevolle zaken, zoals die tot uitdrukking kunnen komen in archeologische elementen, bodemprofiel en reliëf (met name oude akkers), beplanting, verkaveling, slotenpatroon en bebouwing.

1.34 doeleinden van openbaar nut:

kleinschalige nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, kabels en leidingen, straatvoorzieningen, telefooncellen e.d.

1.35 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van het gebouw;

ter verduidelijking:

achtererf is het gedeelte dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen;

zijerf is het gedeelte dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen;

voorerf is het gedeelte dat voor de voorgevelrooilijn is gelegen, zijnde gelegen voor het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen'.

1.36 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.37 geluidwerende voorziening

een voorziening zoals een geluidscherm of aarden wal met als doel het beschermen van een geluidgevoelige functie.

1.38 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.

1.39 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, situering, afmetingen of bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.40 horeca van categorie 1:

een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen (winkelondersteunende horeca) en waar kleine etenswaren en drank worden verstrekt. Daaronder worden begrepen: automatiek (verkoopautomaat), broodjeszaak, croissanterie, koffiebar, lunchroom, tearoom, ijssalon (hoofddoel verstrekken van consumptie-ijs voor gebruik ter plaatse), traiteur (iemand die spijzen bereidt en aan huis bezorgt).

1.41 horeca van categorie 2:

een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren al dan niet voor consumptie ter plaatse. Daaronder worden begrepen: bistro, brasserie, restaurant, cafetaria, snackbar, proeflokaal inclusief verstrekken van maaltijden/etenswaren, shoarma/grillroom, met eventueel een bezorg- of afhaalservice (pizzeria, chinees).

1.42 horeca van categorie 3:

een horecabedrijf waarbij de exploitatie geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, eventueel in combinatie met het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd (zwaartepunt is verstrekken van dranken). Voor een goed functioneren zijn deze zaken ook een gedeelte van de nacht geopend. Daaronder worden begrepen: café (al dan niet met bijbehorende zaal), eetcafé, danscafé, grand café, bierhuis, biljartcentrum/snookercafe, proeflokaal exclusief verstrekken van maaltijden/etenswaren.

1.43 horeca van categorie 4:

een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van nachtverblijf. Dat kan worden gecombineerd met bijvoorbeeld een restaurant. Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.

1.44 horeca van categorie 5:

een horecabedrijf die gelet op vloeroppervlakte veel bezoekers trekt en waar geluid een belangrijk onderdeel is van de bedrijfsvoering. Onder deze categorie vallen zaken die geheel of in overwegende mate zijn gericht op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot dansen, al dan niet met livemuziek en al dan niet in combinatie met het verstrekken van alcohol houdende dranken en etenswaren. Daaronder worden begrepen: zalenverhuur/partycentrum (regulier gebruik t.b.v. feesten, muziek, dansevenementen), dancing, discotheek, bar/nachtclub, casino of amusementscentrum met horeca.

1.45 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt en/of waarin zaalaccommodatie wordt geëxploiteerd;

ter verduidelijking:

onder exploitatie van zaalaccommodatie wordt verstaan: het bieden van ruimte en voorzieningen voor congressen, feesten en dergelijke, zulks met uitsluiting van discotheek, seksinrichting, detailhandel en/of van 'vliegende' winkels, ingericht voor tijdelijke verkoop.

1.46 huishouden:

een alleenstaande, dan wel twee of meerdere personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren.

1.47 kantoor:

een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bedoeld zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;

ter verduidelijking:

kantoren kunnen worden onderscheiden in kantoren met en zonder een baliefunctie.

1.48 karakteristieke bebouwing:

te handhaven gebouw of bouwwerk gezien de betekenis voor het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.

1.49 karakteristieke openheid:

te handhaven openheid van een gebied (zich manifesterend door de afwezigheid van elementen zoals bebouwing en hoogopgaande beplanting e.d.) gezien de betekenis voor het landschappelijk beeld ter plaatse.

1.50 karakteristiek reliëf:

te handhaven afwisseling van hoogten en laagten in het landschap gezien de betekenis voor het landschappelijk beeld ter plaatse.

1.51 kwetsbaar object:

een object dat in het Besluit externe veiligheid inrichtingen als kwetsbaar is aangemerkt.

1.52 maatschappelijke doeleinden:

doeleinden ten behoeve van educatieve, sociale, religieuze, culturele, sportieve, recreatieve, verzorgende en overheidsfuncties.

1.53 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.54 monumentale waarde:

waarden van zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.

1.55 monumenten:

alle rijks- en gemeentelijke monumenten, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde, alsmede terreinen van algemeen belang wegens de aanwezigheid daar van voornoemde zaken.

1.56 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, waaronder electriciteitsvoorzieningen, gasregelstations en pompinstallaties.

1.57 onderbouw/kelder:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1.20 meter boven peil is gelegen.

1.58 ondergeschikte functie:

een functie die qua omvang en uitstraling ondergeschikt is aan een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie, maar indien dat in de bestemmingsomschrijving niet expliciet is aangegeven aan die functie niet ten dienste hoeft te staan c.q. daar functioneel mee verbonden hoeft te zijn.

1.59 ondergronds bouwen:

het bouwen en in gebruik nemen van de ruimte onder het peil.

1.60 onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, tenten, schuiltenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

1.61 peil:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor een ander bouwwerk: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;

ter verduidelijking:

over het algemeen kan aangenomen worden dat het peil bij bestaande bebouwing gelijk is aan de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer.

1.62 perceel:

een deel van het Nederlands grondgebied van welk deel de Dienst voor het kadaster en openbare register, de begrenzing met behulp van landmeetkundige gegevens heeft vastgelegd op grond van gegevens betreffende de rechtstoestand, bestemming en het gebruik dat door zijn kadastrale aanduiding is gekenmerkt.

1.63 regels van stedenbouwkundige aard:

regels met betrekking tot:

  • a. de wegen waaraan gebouwd mag worden;
  • b. de hoogte;
  • c. de massa;
  • d. de rooilijnen, en
  • e. de plaatsing van bouwwerken ten opzichte van elkaar.
1.64 relatie:

een verbindingslijn in de verbeelding van het bestemminsgplan die één of meerdere bij elkaar behorende bouwvlakken met elkaar verbindt, waardoor er sprake is van één bedrijf, één woning, één voorziening, etc.;

ter verduidelijking:

dit teken geeft aan dat een vrijstaand bijgebouw geen nieuwe zelfstandige woning vormt.

1.65 recreatieve doeleinden

het ondernemen van activiteiten ter ontspanning en plezier in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie.

1.66 risicovolle inrichting:

een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (BRZO'99) of het Vuurwerkbesluit.

1.67 ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.

1.68 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden;

onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan:

een (raam-)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.69 serre:

een voornamelijk uit glas bestaande uitbouw/constructie aan een woonhuis, welke meestal een geheel vormt met het huis en die via deuren in directe verbinding met de tuin staat en waarbij het glas is gevat in ijzer, hout, aluminium of kunststof.

1.70 stedenbouwkundig beeld:

ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de aansluitende terreinen, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen.

1.71 straatmeubilair:

verkeersgeleiders, rampalen/amsterdammertjes, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, telefooncellen, abri's, kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen, pinautomaten, kleinschalige constructies voor een jongerenontmoetingsplaats en daarmee vergelijkbare objecten.

1.72 verblijfsgebied:

gedeelte van één of meer bouwwerken op een perceel met dezelfde bestemming, met ten minste één verblijfsruimte bestaande uit een of meer op dezelfde bouwlaag gelegen aan elkaar grenzende ruimten anders dan een toilet-, bad-, technische of verkeersruimte.

1.73 verblijfsruimte:

ruimte voor het verblijven van mensen, dan wel een ruimte, van één of meer bouwwerken op een perceel met dezelfde bestemming, waarin dezelfde kenmerkende activiteiten plaatsvinden.

1.74 verkoop vloeroppervlak/ bedrijfsvloeroppervlak:

het vloeroppervlak van ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor een winkel en/of bedrijfsactiviteiten.

1.75 voorgevel:

gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de openbare weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt.

1.76 voorgevelrooilijn:

de bouwgrens/lijn die is gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens, die behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde of de van de weg afgekeerde zijde niet mag worden overschreden;

ter verduidelijking:

onder bouwgrens valt zowel de grens van een bouwvlak als de grens van de aanduiding 'bijgebouwen'.

1.77 waterhuishoudkundige voorziening:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten etc.

1.78 welstandscommissie/stadsbouwmeester:

door de gemeenteraad benoemde onafhankelijke commissie/deskundige, die aan het bevoegd gezag advies uitbrengt ten aanzien van de vraag of het uiterlijk of de plaatsing van een bouwwerk of standplaats, in strijd is met redelijke eisen van welstand.

1.79 weg:

een voor het rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.

1.80 woning/wooneenheid:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden; hiervan is ook sprake bij een kamerverhuur, indien daarbij centrale voorzieningen, zoals een keuken, een douche en andere centrale voorzieningen gedeeld worden.

1.81 zelfstandige woonruimte:

woonruimte met een eigen toegang, die door een huishouden kan worden bewoond zonder dat het huishouden daarbij afhankelijk is van voor bewoning noodzakelijke voorzieningen, zoals keuken, toilet en badkamer, buiten die woonruimte.

1.82 zolder:

ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken, met een borstwering van maximaal 1.00 meter hoog, en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.

1.83 zorgwoning:

een woning geschikt voor bewoners met een lichamelijke en/of geestelijke handicap die aangepast is voor en waar zorg dan wel begeleiding geleverd wordt of de levering van zorg dan wel begeleiding (in de toekomst) mogelijk is.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Meetregels

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.1.2 het bebouwingspercentage:

het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover in de verbeelding van het bestemmingsplan bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.

2.1.3 het bedrijfsvloeroppervlakte:

binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

2.1.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.5 het bruto vloeroppervlakte van een bouwlaag:

op de vloer van de bouwlaag, tussen de binnenzijde van de gevelmuren (en/of gemeenschappelijke scheidingsmuren).

2.1.6 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.1.7 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van een goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.1.8 de hoogte van een bouwlaag:

de afstand tussen de scheidende vloerdelen gemeten van bovenkant afgewerkte vloer tot bovenkant afgewerkte vloer.

2.1.9 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.1.10 de lengte, breedte, diepte van een bouwwerk:

de buitenwerks (tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren) gemeten afstand.

2.1.11 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.1.12 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, lichtkoepels, gevel- en kroonlijsten, en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- en/of de bestemmingsgrens met niet meer dan 0.50 meter wordt overschreden. Voor luifels, erkers en balkons geldt dat de bouw- en/of bestemmingsgrens met niet meer dan 1.00 meter wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. openbare groenvoorzieningen, zoals trapvelden, speelplaatsen, plantsoenen, waterpartijen met de daarbij behorende voet- en fietspaden en andere voorzieningen;
  • b. doeleinden van openbaar nut;
  • c. geluidwerende voorzieningen;
  • d. duurzaam, bodem- en waterbeheer, tevens wateropvang/buffering en infiltratie.
3.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 15.3.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in 3.1 genoemde doeleinden;
  • b. andere bouwwerken zoals straatmeubilair, zitbanken, afvalbakken, ondergrondse afvalvoorzieningen, verlichting, vlaggenmasten, speelvoorzieningen en kunstobjecten, ten behoeve van de in 3.1 genoemde doeleinden.
3.2.2 Regels met betrekking tot bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een gebouw bedraagt ten hoogste 20 m2;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 3.50 meter;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 2.00 meter, met uitzondering van lantaarnpalen en vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 8.00 meter bedraagt.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de grond voor parkeervoorzieningen.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het realiseren van parkeervoorzieningen mits dit niet leidt tot een onevenredige inbreuk op de groenstructuur en mits dit verantwoord is vanuit oogpunt van verkeersveiligheid.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. religieuze doeleinden;
  • b. onderwijskundige doeleinden;
  • c. sociaal-culturele doeleinden;
  • d. gezondheidszorg;
  • e. ondergeschikte horeca in categorie 1, 2 en 3 met bijbehorende terrassen, waaronder tevens een kookstudio;
  • f. recreatieve doeleinden;
  • g. sportvoorzieningen, uitgezonderd een fitnesscentrum;
  • h. consumentverzorgende kleinschalige bedrijfjes;
  • i. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tot een maximum van 25% van het bouwvlak en uitsluitend op de begane grond;
  • j. zorgwoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';

met de daarbij behorende voorzieningen:

  • k. verkeersvoorzieningen;
  • l. groen- en speelvoorzieningen;
  • m. geluidwerende voorzieningen;
  • n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • o. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtname van het parkeerbeleid uit artikel 15.2.2;
  • p. doeleinden van openbaar nut.
4.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 15.3.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, ten behoeve van de in 4.1 genoemde doeleinden, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de daarbij behorende andere bouwwerken die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
4.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd,
  • b. het aantal zorgwoningen bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' opgenomen aantal;
  • c. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning', waarbij het bebouwd oppervlakte per zorgwoning maximaal 70 m2 bedraagt;
  • d. in het bouwvlak mag in niet meer dan twee bouwlagen worden gebouwd met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' ten hoogste het aangeduide aantal bouwlagen is toegestaan;
  • e. de hoogte van een bouwlaag bedraagt ten hoogste 4.50 meter;
  • f. de goothoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan de goothoogte van het gebouw, zoals die bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • g. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan de bouwhoogte van het gebouw, zoals die bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemingsplan;
  • h. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 4.2.3.
4.2.3 Overige regels met betrekking tot bouwwerken

Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van:

  • a. erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1.00 meter;
  • b. erfafscheidingen achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2.00 meter;
  • c. geluidwerende voorzieningen maximaal 2.50 meter;
  • d. overige bouwwerken maximaal 3.50 meter;
  • e. in afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder a, mag buiten het bouwvlak per bestemmingsvlak, één overkapping worden opgericht, met een bouwhoogte van maximaal 3.50 meter en de oppervlakte maximaal 50 m2.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen binnen de bestemming 'Maatschappelijk', met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de overschrijding van de bouwgrenzen niet meer dan 5.00 meter bedraagt;
  • c. voor het overige de regels gelden die gelden binnen het bouwvlak;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 14.2.
4.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen, met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. ten behoeve van de privacy voldoende afstand tot aangrenzende percelen wordt aangehouden;
  • b. ten behoeve van de verkeersveiligheid voldoende afstand tot de bestemming 'Verkeer' wordt aangehouden;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 10.00 meter bedraagt;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 14.2.
4.3.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van de oprichting van kunstobjecten en speelvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van de oprichting van kunstobjecten, zoals (stand)beelden, uitingen van moderne kunst en speelvoorzieningen en dergelijke, met dien verstande dat:

  • a. deze qua aard en omvang in de omgeving passen en een maximum oppervlakte hebben van 10 m² per object;
  • b. in het geval van speelvoorzieningen: de bodem blijkens een vooraf ingesteld bodemonderzoek niet zodanig verontreinigd is dat wettelijke bezwaren bestaan tegen oprichting;
  • c. de bouwhoogte van het kunstobject ten hoogste 3.50 meter bedraagt;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 14.2.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de grond anders dan voor:

  • a. tuin en/of groenvoorzieningen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. opslagdoeleinden ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van explosie- en/of brandgevaarlijke goederen en stoffen.
4.4.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. groothandel;
  • c. detailhandel, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', anders dan als ondergeschikte activiteit, zowel naar aard als naar afmetingen, bij ter plaatse gevestigde maatschappelijke doeleinden;
  • d. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van explosie- en/of brandgevaarlijke goederen en stoffen.
4.4.3 Zorgwoningen

Het gebruiken en/of laten gebruiken van de zorgwoningen is enkel mogelijk indien de gestelde geluidsnormen worden gewaarborgd.

Artikel 5 Sport

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. doeleinden op sportgebied;
  • b. sportvelden;
  • c. een kantine, ondergeschikt aan de recreatieve doeleinden op sportgebied;

met de daarbij behorende:

  • d. verkeersvoorzieningen;
  • e. groen- en speelvoorzieningen;
  • f. geluidwerende voorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtname van het parkeerbeleid uit artikel 15.2.2;
  • i. doeleinden van openbaar nut.
5.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 15.3.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de voor 'Sport' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen waaronder kantines en kleedlokalen ten behoeve van de in 5.1 genoemde doeleinden, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de daarbij behorende andere bouwwerken welke qua aard en afmeting bij deze bestemming passen.
5.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. in het bouwvlak mag in niet meer dan twee bouwlagen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan de bouwhoogte van het gebouw, zoals die bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemingsplan;
  • c. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 5.2.3.
5.2.3 Overige regels met betrekking tot bouwwerken
  • a. Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen. ten hoogste 3.50 meter bedragen, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte ten hoogste 2.00 meter bedraagt;
    • 2. ballenvangers waarvan de bouwhoogte ten hoogste 6.00 meter bedraagt;
    • 3. vlaggenmasten en verlichting waarvan de bouwhoogte ten hoogste 8.00 meter bedraagt;
    • 4. lichtmasten waarvan de bouwhoogte ten hoogste 20.00 meter bedraagt;
    • 5. geluidwerende voorzieningen waarvan de bouwhoogte ten hoogste 2.50 meter bedraagt;
  • b. in afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder a, mag buiten het bouwvlak een tribune worden opgericht, waarvan de bouwhoogte maximaal 6.00 meter bedraagt en de oppervlakte maximaal 240 m2.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen binnen de bestemming 'Sport', met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe is aangetoond;
  • b. de overschrijding van de bouwgrenzen ten hoogste 5.00 meter bedraagt;
  • c. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
  • d. voor het overige de regels gelden die gelden binnen het bouwvlak;
  • e. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 14.2.
5.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen, met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. ten behoeve van de privacy voldoende afstand tot aangrenzende percelen wordt aangehouden;
  • b. ten behoeve van de verkeersveiligheid voldoende afstand tot de bestemming 'Verkeer' wordt aangehouden;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 10.00 meter bedraagt;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 14.2.
5.3.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van kunstobjecten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van kunstobjecten en dergelijke, met dien verstande dat:

  • a. deze qua aard en omvang in de omgeving passen en een maximum oppervlakte hebben van 10 m² per object;
  • b. de bouwhoogte van het kunstobject niet meer bedraagt dan 3.50 meter;
  • c. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 14.2.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de grond anders dan voor:

  • a. recreatieve doeleinden op sportgebied;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. opslagdoeleinden, ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van explosie- en/of brandgevaarlijke goederen en stoffen.
5.4.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. detailhandel en groothandel;
  • c. horeca, anders dan ondersteunend en/of ondergeschikt en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
  • d. verblijfsrecreatie;
  • e. wonen;
  • f. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bewegend en stilstaand verkeer en de daarbij behorende voorzieningen, zoals bouwwerken voor de verkeersgeleiding, waaronder verkeersborden en -portalen, kunstwerken in de vorm van viaducten e.d.;
  • b. voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, afvalinzameling en afvalverwijdering, geluidwering;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groen;
  • e. faunavoorzieningen
  • f. religieuze doeleinden in de vorm van (weg)kapellen en (weg)kruizen of daarmee vergelijkbare religieuze uitingen;
  • g. civieltechnische voorzieningen;
  • h. standplaats voor de verkoop van goederen en diensten, promotie, markten, kermissen en evenementen, onder de voorwaarden genoemd in artikel 6.4;
  • i. erven en verhardingen;

en de daarbij behorende voorzieningen.

6.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 15.3.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. andere bouwwerken ten behoeve van de in 6.1.1 genoemde doeleinden;
  • b. (ondergrondse) voorzieningen ten behoeve van de afvalinzameling en afvalverwijdering, alsmede kunstobjecten, speelvoorzieningen e.d.;
  • c. geluidwerende voorzieningen.
6.2.2 Overige regels met betrekking tot bouwwerken
  • a. Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 3.50 meter, met uitzondering van:
    • 1. masten ten behoeve van telecommunicatie anders dan ten behoeve van het C-2000 netwerk, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 10.00 meter bedraagt;
    • 2. voorzieningen voor verlichting, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 10.00 meter bedraagt;
    • 3. voorzieningen voor de verkeersgeleiding, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 10.00 meter bedraagt;
    • 4. geluidwerende voorzieningen, welke mogen worden opgericht tot een bouwhoogte van maximaal 2.50 meter .
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van de oprichting van gebouwen ten behoeve van openbaar nut

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van de oprichting van gebouwen ten behoeve van openbaar nut, met dien verstande dat:

  • a. het oppervlak van een gebouw ten hoogste 6.00 m2 bedraagt;
  • b. de goothoogte van een gebouw ten minste 2.60 meter bedraagt en ten hoogste 3.50 meter;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5.00 meter bedraagt;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 14.2.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Gebruik van de grond

Gebruik als standplaats voor de verkoop van goederen en diensten, promotie, markten, kermissen en evenementen is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. deze geen belemmering voor de verkeersafwikkeling vormt;
  • b. deze geen onomkeerbare verandering van de overige in 6.1.1 genoemde doeleinden tot gevolg heeft;
  • c. deze standplaats toegestaan c.q. vergund is op basis van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving (zoals de APV).

Artikel 7 Waarde - Archeologie

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen en/of terreinen, een en ander conform de als 'Archeologische beleidskaart' bij deze regels gevoegde 'Archeologische beleidskaart'.

7.1.2 Dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 15.3.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Als ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk, de bodem van gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie' zal worden verstoord voor een oppervlakte en tot een diepte groter dan aangegeven in onderstaande tabel voor de verschillende waardecategoriën, zoals nader aangeduid in de als 'Archeologische beleidskaart' bij deze regels gevoegde 'Archeologische beleidskaart' wordt een omgevingsvergunning uitsluitend verleend indien voldaan wordt aan het bepaalde in de artikelen 7.2.2 en 7.2.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0938.BP2003-ON01_0023.png"

7.2.2 Waardecategorie 1

Voor waardecategorie 1, zijnde een beschermd archeologisch monument als bedoeld in artikel 1, lid c van de Monumentenwet 1998, dient op grond van art. 11 en 14 van de Monumentenwet 1988 een vergunning te worden overlegd van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, vertegenwoordigd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).

7.2.3 Waardecategorie 2, 3, 4, 5 en 6
  • a. Voor waardecategorie 2 t/m 6 dient aan het bevoegd gezag een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. De omgevingsvergunning voor het bouwen wordt uitsluitend verleend indien:
    • 1. uit dit rapport blijkt dat er geen monumentale waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad of door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veilig gesteld;
    • 2. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
  • c. Het bevoegd gezag kan de volgende voorschriften verbinden aan de vergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumentale waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
    • 4. indien sub 3 van toepassing is, een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
  • d. Het bepaalde onder a t/m c is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
    • 1. normale onderhoudswerkzaamheden;
    • 2. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
    • 3. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
    • 4. werken of werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering zijn of krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
    • 5. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 6. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd, waarvan de bouwhoogte maximaal 3,00 m bedraagt;
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2 met betrekking tot het laten uitvoeren van een inventariserend onderzoek en het overhandigen van een rapport over de waarde van het terrein, indien een onafhankelijke deskundige het betreffende (bouw)plan heeft beoordeeld en heeft geconcludeerd dat geen archeologische waarden in het geding zijn.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verstoren van de bodem voor een oppervlakte en op een diepte groter dan aangegeven in de tabel in artikel 7.2.1, tenzij voor wat betreft waardecategorie 1 een specifieke diepte is toegestaan in een kennisgeving (de zg. Richtlijn vrijstelling vergunningplicht) van de Minister aan de eigenaar van het archeologisch monument ter gelegenheid van de aanwijzing van het archeologisch monument;
  • b. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • c. het rooien, verwijderen of aanbrengen van diepwortelende beplantingen of bomen;
  • d. het uitvoeren van grondwerk;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze drijven van voorwerpen in de grond;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse leidingen of andere ondergrondse constructies;
  • g. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen of bomen;
  • h. het scheuren van grasland;
  • i. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • j. het afgraven van gronden en/of het ophogen of verlagen (egaliseren) van het terrein;
  • k. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers e.d.;
  • l. het tot onder maaiveld slopen van gebouwen en andere bouwwerken of het slopen van gedeelten daarvan, anders dan voor de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning.
7.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 7.4.1 is niet van toepassing voor de werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en waarvoor tot het van kracht worden van de verordening geen omgevingsvergunning vereist was;
  • c. welke noodzakelijk zijn ten behoeve van het beheer/onderhoud van de aanwezige archeologische waarden;
  • d. normale onderhoudswerkzaamheden, tenzij het waardecategorie 1 betreft;
  • e. op gronden die door burgemeester en wethouders archeologisch zijn vrijgegeven.
7.4.3 Voorwaarden

De in artikel 7.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend:

  • a. voor waardecategorie 1: na overlegging van een vergunning van de Minister van OCW volgens artikel 11 Monumentenwet 1988.
  • b. voor waardecategorie 2 t/m 6: de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
7.4.4 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 7.1.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig nadelig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

7.4.5 Voorschriften aan vergunning

Het bevoegd gezag kan de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige;
  • c. de verplichting tot het doen van opgravingen.

Artikel 8 Waarde - Landschapselement

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Landschapselement' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en herstel van de aanwezige kleinschalige landschapselementen en de daarmee samenhangende landschappelijke en natuurlijke waarden, alsmede het daarmee samenhangende waterbergend vermogen van de grond.

8.1.2 Dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 15.3Voorrangsregels (overige regels).

8.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.2.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Landschapselement' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen, rooien, slopen, dempen, egaliseren van kleine landschapselementen, dan wel het verrichten van werkzaamheden, die ernstige beschadiging of de dood of verdwijning van kleine landschapselementen tot gevolg hebben;
  • b. het verwijderen of afgraven van steilranden of het verrichten van andere grondwerkzaamheden die een aantasting hiervan inhouden of kunnen inhouden.
8.2.2 Normaal onderhoud en gebruik

Het bepaalde in 8.2.1 is niet van toepassing voor:

  • a. normale werkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een (voor dat tijdstip aangevraagde) vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • e. het periodiek kappen van hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het op dat tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening bestaande bodemgebruik.
8.2.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 8.2.1 zijn slechts toelaatbaar:

  • a. indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 8.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig nadelig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind. Het bevoegd gezag kan aan de vergunning voorwaarden stellen ter compensatie;
  • b. voor zover de werken of werkzaamheden de ecologie van de aanwezige natuurwaarden niet aantasten.

Artikel 9 Waterstaat - Waterlopen

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van primaire wateren, zoals watergangen en regenwaterbuffers, overeenkomstig de Keur van het Waterschap Limburg.

9.1.2 Dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 15.3.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Binnen de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken met een oppervlakte van ten hoogste 10 m2, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de primaire wateren en/of de regenwaterbuffer, met een bouwhoogte van ten hoogste 3.50 meter.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bebouwing binnen de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden, met dien verstande dat:

  • a. het belang van het primaire water, gehoord het waterschap, niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Gebruik van de gronden

Op de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas van toepassing.

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere gesloten oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse kabels of leidingen;
  • d. het wijzigen van het bestaande bodemniveau door ophogingen of afgravingen of het verrichten van andere graafwerkzaamheden;
  • e. het aanbrengen, vellen en/of rooien van bomen of beplantingen welke dieper wortelen dan 0,75 meter.
9.5.2 Uitzonderingen

Het in artikel 9.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werkzaamheden:

  • a. die normaal beheer of ondrhoud betreffen;
  • b. van ondergeschikte betekenis;
  • c. welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een (voor dat tijdstip aangevraagde) vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • d. binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
  • e. indien een waterhuishoudkundige toetsing met positieve uitslag reeds heeft plaatsgevonden in het kader van een vergunningverlening krachtens de Keur van het Waterschap.
9.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden onder artikel 9.5.1. zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de in artikel 9.1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet wezenlijk worden verkleind. Alvorens te beslissen omtrent de vergunning wordt het betreffende Waterschap gehoord.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Verbodsbepaling overschrijding bouwgrens

Het is verboden op de in het bestemmingsplan begrepen gronden enig bouwwerk te bouwen, waarbij de in de verbeelding van het bestemmingsplan aangegeven bouwgrens wordt overschreden, behoudens overschrijdingen, die volgens deze regels zijn toegestaan.

11.2 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten
11.2.1 Maximale maten

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingswet, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan meer bedragen dan ingevolge 'Bestemmingsregels' is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

11.2.2 Minimale maten

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingswet, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan minder bedragen dan ingevolge 'Bestemmingsregels' is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

11.3 Bouwregels voor zwembaden en jacuzzi's

Het is niet toegestaan voor de voorgevel of in het verlengde daarvan zwembaden, jacuzzi's en vergelijkbare bouwwerken te bouwen. Voor het overige geldt voor het bouwen van zwembaden het bepaalde in 11.4.2 onder c.

11.4 Ondergronds bouwen
11.4.1 Algemeen

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen en de beperkingen als gevolg van de dubbelbestemmingen en , geen beperkingen.

11.4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met inachtname van het bepaalde onder b en mits voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 11 onder b;
  • b. ondergrondse bouwwerken worden minimaal 1.00 meter uit de perceelsgrens opgericht;
  • c. in aanvulling op het bepaalde sub a zijn niet-overdekte zwembaden toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het zwembad wordt gebouwd achter de voorgevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3.00 meter uit de perceelsgrens;
    • 2. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijgebouwen als opgenomen in de regels behorende bij de desbetreffende bestemming in acht wordt genomen;
    • 3. de oppervlakte van niet-overdekte zwembaden mag ten hoogste 60 m2 bedragen;
    • 4. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
  • d. de bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3.50 meter onder peil.
11.5 Woningsplitsing en nieuwbouw van woningen

Woningsplitsing en nieuwbouw van woningen anders dan vervangende nieuwbouw is, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingsregels, niet toegestaan, behoudens met een omgevingsvergunning ter afwijking van de regels indien de bevoegdheid daartoe in de afzonderlijke bestemmingsregels is opgenomen.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

12.2 Gebruiksverbod

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor het beroepsmatig verlenen van diensten op het gebied van prostitutie en/of een seksinrichting en/of escortbedrijf.

12.3 Woningsplitsing en toename aantal woningen

Woningsplitsing of anderszins een gebruikswijziging met toename van het aantal woningen tot gevolg is, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingsregels, niet toegestaan, behoudens met een omgevingsvergunning ter afwijking van de regels indien de bevoegdheid daartoe in de afzonderlijke bestemmingsregels is opgenomen.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 milieuzone - beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg' zijn de gronden mede bedoeld voor bescherming van de kwaliteit van de bodem ten behoeve van beekdalen, waterbronnen graften en holle wegen. Daarbij dient rekening gehouden te worden met dan wel afstemming te worden gezocht met het beleid ter zake van de Provinciale Omgevingsverordening Limburg en het Provinciaal Omgevingsplan Limburg.

13.2 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden mede bedoeld voor bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening. Hierop zijn geen aanvullende bouw- en gebruiksregels van toepassing.

13.3 milieuzone - waterwingebied
13.3.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' zijn de gronden mede bedoeld voor de winning van (drink)water uit het grondwater.

13.3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' is het verboden om bebouwing en bouwwerken op te richten, die niet direct verbonden zijn aan de waterwinning, alsmede nieuwe bedrijven te vestigen. Aan bestaande bedrijvigheid, gebruik en beheer worden enkel ontwikkelingen toegestaan die geen bedreiging vormen voor de kwaliteit van de bodem en het grondwater.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

14.1 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bepalingen van het bestemmingsplan ten aanzien van:

  • a. de bebouwing van niet voor Wonen aangewezen gronden met gebouwen en andere bouwwerken, ten dienste van het openbare nut met een bouwhoogte van ten hoogste 3.50 meter en een inhoud van ten hoogste 50 m3 en met dien verstande dat bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 14.2;
  • b. het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering, welke niet vergunningsvrij zijn, met dien verstande dat:
    • 1. de totale bouwhoogte van de antenne-installatie inclusief bebouwing ten hoogste 40.00 meter bedraagt;
    • 2. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 14.2;
  • c. de in 'Bestemmingsregels' genoemde en in de verbeelding van het bestemmingsplan aangeduide maten en percentages, met uitzondering van bestemmingsgrenzen, met dien verstande dat:
    • 1. de afwijking niet meer bedraagt dan 10%;
    • 2. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 14.2.
  • d. het toestaan van evenementen die met een zekere regelmaat plaatsvinden en een planologische relevantie hebben vanwege de duur van de activiteit, waaronder het opbouwen en afbreken en/of vanwege de omvang van de activiteit, waaronder het aantal deelnemers/toeschouwers, met dien verstande dat:
    • 1. het bepaalde in de dubbelbestemmingen in acht wordt genomen;
    • 2. de evenementen zijn toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);
    • 3. het evenement maximaal 15 dagen aaneengesloten duurt, inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement;
    • 4. een locatie niet meer dan 3 maal per jaar voor een evenement wordt gebruikt;
    • 5. er geen horeca ter plaatse plaatsvindt, anders dan inherent aan het toegestane evenement;
    • 6. er geen detailhandel ter plaatse plaatsvindt, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten;
    • 7. er geen recreatief nachtverblijf ter plaatse plaatsvindt;
    • 8. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien;
    • 9. aan de van toepassing zijnde milieuwet- en regelgeving wordt voldaan;
    • 10. het evenement niet leidt tot onevenredige nadelige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
    • 11. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 14.2.
14.2 Algemene voorwaarden bij afwijken

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de regels van het bestemmingsplan, wordt het onderstaande in acht genomen:

  • a. er wordt geen substantiële afbreuk gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  • b. belangen van derden worden niet onevenredig nadelig geschaad of kunnen niet onevenredig nadelig geschaad worden;
  • c. er vindt geen onevenredige nadelige aantasting plaats van:
    • 1. de milieusituatie;
    • 2. het woonmilieu en de leefbaarheid ter plaatse;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende grond;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. de parkeerbalans in de directe omgeving, waarbij de parkeernormen overeenkomstig de richtlijnen van het actuele gemeentelijk parkeerbeleid, of diens opvolger, in acht worden genomen.

Artikel 15 Overige regels

15.1 (Wettelijke) regels

Indien en voor zover in deze regels of in de verbeelding wordt verwezen naar wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

15.2 Gemeentelijke regels
15.2.1 Algemeen

Indien en voor zover in deze regels of in de verbeelding wordt verwezen naar gemeentelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze gelden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

15.2.2 Gebruiken, bouwen en parkeernormen

Ten aanzien van gebruik, bouwen en parkeernormen geldt dat:

  • a. op eigen terrein in voldoende mate in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
  • b. de op het tijdstip van aanvraag van de omgevingsvergunning geldende parkeernorm moet worden gehanteerd. De gemeente beschouwt de ASVV, CROW in het kader van dit bestemmingsplan als een gemeentelijke regeling.
15.3 Voorrangsregels
15.3.1 Strijdigheid belangen
  • a. In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, krijgt het belang van de dubbelbestemming voorrang.
  • b. In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een aanduiding, zoals opgenomen in artikel 13, krijgt het belang van de aanduiding voorrang.
  • c. In het geval van strijdigheid van belangen tussen een dubbelbestemming en een aanduiding, zoals opgenomen in artikel 13, geldt de meest beperkende regeling.
15.3.2 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen

Voor zover de belangen van dubbelbestemmingen conflicteren en het naleven van de belangen die gediend zijn door de bij dat conflict betrokken dubbelbestemmingen, niet mogelijk is, wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming;

Uitzondering hierop, in de vorm van nevenschikking, is mogelijk, wanneer compensatie van eventueel verlies aan kwaliteit is gegarandeerd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan of de daarvoor geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan of die verordening.
16.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan of de daarvoor geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan of die verordening.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels (met bijlagen) worden aangehaald als: Regels van de beheersverordening 'In het Riet' van de gemeente Meerssen.

Behoort bij het besluit van de raad van de

gemeente Meerssen van d.d................

tot vaststelling van de beheersverordening:

'In het Riet'.

Mij bekend,

de raadsgriffier der gemeente Meerssen