Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Nieuwbouwwoning Nachtegaalstraat Geulle
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0938.BP02002-VG01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen

 
1.1 plan
het bestemmingsplan Nieuwbouwwoning Nachtegaalstraat Geulle met identificatienummer NL.IMRO.0938.BP02002-VG01 van de gemeente Meerssen.
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlage.
 
1.3 aan huis verbonden bedrijf
het verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit ter plaatse, in een gedeelte van een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar functie behoudt en de desbetreffende bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling die passend is bij de woonfunctie. Het gaat enkel om bedrijven die niet vergunning- of meldingplichtig zijn in het kader van milieuwetgeving.
 
1.4 aan huis verbonden beroep
de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig of het beroepsmatig verlenen van diensten, anders dan in het kader van een aan huis verbonden bedrijf, op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend tot maximaal 30% van het vloeroppervlak en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die passend is bij de woonfunctie. Hieronder dienen niet te worden begrepen detailhandel, escortbedrijven of seksinrichtingen.
 
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voorwaarden worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.7 ander bouwwerk
bouwwerk, geen gebouw zijnde.
 
1.8 antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antenne-drager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
 
1.9 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
 
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.11 bedrijfsactiviteiten
vormen van bedrijf naar aard en omvang gelijk te stellen met of zoals opgenomen in bijlage 1 (niet limitatief) bij deze regels: "Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis verbonden bedrijf".
 
1.12 begane grond
de eerste bouwlaag boven het peil.
 
1.13 bestaand
  1. bij bouwwerken: bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  2. bij gebruik: bestaand op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan of het betreffende planonderdeel.
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.16 bijgebouw (aangebouwd of vrijstaand)
een gebouw dat in stedenbouwkundig en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat het functionele gebruik van het gebouw in relatie tot het hoofdgebouw niet relevant is, maar wel ten dienste staat van het hoofdgebouw.
 
1.17 bijgebouwgrens
de grens van de (bouw)aanduiding 'bijgebouwen'.
 
1.18 borstwering
het bovenste deel van de gevel dat boven de zoldervloer uitsteekt, waarop de muurplaat rust.
 
1.19 (bouw)aanduiding 'bijgebouwen'
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
1.20 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
 
1.21 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.22 bouwlaag (voor woningen)
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grondlaag en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder. Voor overige zich onder de kap bevindende ruimten geldt een maximale hoogte van 3,20 meter.
 
1.23 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.24 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
 
1.25 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.26 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
1.27 carport/overkapping
een bouwwerk met ten minste een dak en niet of aan maximaal twee zijden van wanden voorzien, inclusief bestaande wanden.
 
1.28 consumentverzorgende ambachten (aan huis)
het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid aan huis door de feitelijke bewoner(s) van de woning, gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk en tot een maximum van 40% van het vloeroppervlak, zoals een kapper, schoenmaker, schoonheidssalon en nagelstudio.
 
1.29 cultuurhistorische waarde
de aan het bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, waarbij het gaat om historisch-landschappelijk en/of historisch-bouwkundig waardevolle zaken, zoals die tot uitdrukking kunnen komen in het bodemprofiel en reliëf (met name oude akkers), beplanting, verkaveling, slotenpatroon en bebouwing.
 
1.30 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop of te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop of verhuur of leasing, alsmede het verkopen en/of leveren en/of bewaren van goederen aan personen die, die goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Dienstverlening door een horecabedrijf, een coffeeshop en een sekswinkel worden hieronder niet begrepen.
 
1.31 dienstverlening
bedrijf of instelling voor het bedrijfsmatig verrichten van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen een kapperszaak, schoonheidsinstituut, fotostudio, uitzendbureau, bank, stomerij, wasserette, apotheek, reisbureau en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen die, voor zover gelegen in een woonwijk, geen baliefunctie kennen en aan de woonfunctie ondergeschikt zijn, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf, een horecabedrijf, een centrum voor fysiotherapie, een fitnesscentrum, een seksinrichting en een coffeeshop.
 
1.32 doeleinden van openbaar nut
kleinschalige nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, kabels en leidingen, straatvoorzieningen, telefooncellen e.d.
 
1.33 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
 
1.34 escortbedrijf
bedrijf gevoerd door een natuurlijk persoon, groep van personen en/of rechtspersoon die prostitutie aanbiedt, die uitgeoefend wordt op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte of woning.
 
1.35 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.36 grondgebonden woning
een gebouw dat uitsluitend één woning omvat en waarvan op het bijbehorende bouwperceel geen andere woningen voorkomen.
 
1.37 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
1.38 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies.
 
1.39 huishouden
een alleenstaande, dan wel twee of meerdere personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren.
 
1.40 mantelzorg
langdurige intensieve niet georganiseerde zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak door één of meer leden uit diens directe dan wel sociale omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.
 
1.41 omgevingsvergunning
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.
 
1.42 onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven maaiveld is gelegen.
 
1.43 ondergeschikte functie
een functie die qua omvang en uitstraling ondergeschikt is aan een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie, maar indien dat in de bestemmingsomschrijving niet expliciet is aangegeven aan die functie niet ten dienste hoeft te staan dan wel daar functioneel mee verbonden hoeft te zijn.
 
1.44 ondergronds bouwen
het bouwen en in gebruik nemen van de ruimte onder het peil.
 
1.45 peil
  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2.  voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. voor een ander bouwwerk: de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein, waarbij plaatselijk, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
1.46 perceel
een deel van het Nederlands grondgebied van welk deel de Dienst voor het kadaster en openbare register, de begrenzing met behulp van landmeetkundige gegevens heeft vastgelegd op grond van gegevens betreffende de rechtstoestand, bestemming en het gebruik dat door zijn kadastrale aanduiding is gekenmerkt.
 
1.47 seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.48 serre
een voornamelijk uit glas bestaande uitbouw/constructie aan een woonhuis, welke meestal een geheel vormt met het huis en die via deuren in directe verbinding met de tuin staat en waarbij het glas is gevat in ijzer, hout, aluminium of kunststof.
 
1.49 stedenbouwkundig beeld
ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de aansluitende terreinen, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen.
 
1.50 voorgevel
gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de openbare weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt.
 
1.51 voorgevelrooilijn
de bouwgrens/lijn die is gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens, die behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde of de van de weg afgekeerde zijde niet mag worden overschreden.
 
ter verduidelijking:
onder bouwgrens valt zowel de grens van een bouwvlak als de grens van de aanduiding 'bijgebouwen'.
 
1.52 Wabo
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, welke op 1 oktober 2010 in werking is getreden.
 
1.53 waterhuishoudkundige voorziening
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten, etc.
 
1.54 weg
een voor het rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.
 
1.55 woning/wooneenheid
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat geschikt en bestemd is voor de zelfstandige huisvesting van een huishouden.
 
1.56 zolder
ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken, met een borstwering van maximaal 1,00 meter hoog, en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.
 
2.2 het bebouwingspercentage
het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover op de verbeelding van het plan bouwgrenzen zijn aangegeven, wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.
 
2.3 de bedrijfsvloeroppervlakte
binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.
 
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.5 de bruto vloeroppervlakte van een bouwlaag
op de vloer van de bouwlaag, tussen de binnenzijde van de gevelmuren (en/of gemeenschappelijke scheidingsmuren).
 
2.6 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.7 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van een goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.8 de hoogte van een bouwlaag
de afstand tussen de scheidende vloerdelen, gemeten vanaf de bovenkant afgewerkte vloer tot bovenkant afgewerkte vloer.
 
2.9 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen

 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
3.1.1 Algemeen
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep;
met de daarbij behorende:
  1. tuinen, erven en verharding;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. parkeervoorzieningen, uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtneming van het parkeerbeleid uit artikel 9 lid 3;
  4. doeleinden van openbaar nut.
3.1.2 Dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 9 lid 4.
 
3.2 Bouwregels

 
3.2.1 Algemeen
Op de voor Wonen aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. één vrijstaande woning;
  2. bijgebouwen,
en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
 
3.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak
  1. het hoofdgebouw dient in het bouwvlak te worden gebouwd;
  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  3. in het bouwvlak mogen niet meer woningen worden opgericht dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  4. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen';
  5. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)';
  6. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  7. gebouwen dienen plat of met een kap van ten minste 30o en ten hoogste 60o te worden afgedekt;
  8. overkappingen en serres worden afgedekt met een kap van ten hoogste 30o.
 
3.2.3 Regels met betrekking tot de aanduiding 'bijgebouwen'
  1. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen uitsluitend bijgebouwen (waaronder begrepen carports en overkappingen) in 1 bouwlaag en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Bijgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd;
  2. voor zover bijgebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1,00 meter te bedragen;
  3. het totale oppervlak aan bijgebouwen (waaronder begrepen carports en overkappingen) mag maximaal 60 m² bedragen;
  4. de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw (waaronder begrepen carports en overkappingen) zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het woonhuis plus 0,25 meter;
  5. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag maximaal 3,00 meter bedragen;
  6. de bouwhoogte van een bijgebouw mag maximaal 5,00 meter bedragen.
 
3.2.4 Overige regels met betrekking tot bebouwing
  1. het bouwvlak dan wel de voorgevelrooilijn mag niet door bebouwing, waaronder begrepen carports en overkappingen, worden overschreden, met uitzondering van een overschrijding ten behoeve van:
    1. de bouw van erkers, waarbij de erker niet meer dan 70% van de voorgevel beslaat en/of maximaal 40% van de zijgevel van de woning, mits de diepte van de erker niet meer bedraagt dan 1,50 meter, de bouwhoogte van de erker niet meer bedraagt dan hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 1,00 meter bedraagt;
    2. aansluitende luifels boven de voordeur en kappen op erkers, mits deze vanuit het stedenbouwkundig beeld en afmeting van ondergeschikte betekenis zijn;
    3. ondergeschikte onderdelen van het gebouw, zoals schoorstenen, lichtkoepels en antennes, met uitzondering van liftopbouwen en luchtbehandelingsinstallaties.
  2. binnen het bestemmingsvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 3,00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte van de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 2,00 meter mag bedragen.
3.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
  1. de situering en afmetingen van bebouwing;
  2. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing.
3.4 Afwijken van de bouwregels

 
3.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte
In afwijking van het bepaalde in artikel 3 lid 2.4 sub b kunnen Burgemeester en Wethouders een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 6 meter mag bedragen;
  2. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel artikel 8 lid 2 .
3.5 Specifieke gebruiksregels

 
3.5.1 Gebruik van de grond
Onder gebruiken en/of laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de parkeervoorzieningen aan derden en het gebruik van de grond anders dan voor:
  1. tuin/erf;
  2. parkeer- en/of groenvoorzieningen;
  3. opslagdoeleinden, ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van explosie- en/of brandgevaarlijke goederen en stoffen.
3.5.2 Gebruik van opstallen
Onder gebruiken en/of laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:
  1. gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  2. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  3. groothandel;
  4. detailhandel;
  5. horeca;
  6. dienstverlening;
  7. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van explosie- en/of brandgevaarlijke goederen en stoffen.
3.5.3 Aan huis verbonden beroep
Het verbod om de voor Wonen aangewezen gronden en opstallen te gebruiken als beroepsmatige werk- en/of opslagruimte is niet van toepassing op het gebruik van ruimten binnen de woning of in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. ten minste 70% van het vloeroppervlak met woonfunctie van de woning gehandhaafd blijft alsmede bij woningen met een vloeroppervlak van minder dan 240 m² een vloeroppervlak met woonfunctie van 100 m² behouden blijft;
  2. degene die de activiteiten uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  3. dit gebruik mag geen ernstige of onevenredige hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  4. de ruimtelijke uitstraling is in overeenstemming met de woonfunctie;
  5. in de parkeerbehoefte wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de richtcijfers uit de ASVV/CROW, die als bijlage 2 bij deze regels zijn opgenomen;
  6. er is geen sprake van een grote verkeersaantrekkende werking. De aanwezige infrastructuur moet hierop berekend zijn;
  7. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels

 
3.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf
In afwijking van het bepaalde in artikel 3 lid 1.1 kunnen Burgemeester en Wethouders een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf, onder voorwaarden dat:
  1. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief de daarbij behorende bijgebouwen, tot een maximum van 50 m² in gebruik mogen worden genomen door de (semi-)bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  2. de activiteiten qua aard, omvang en uitstraling dienen te passen in een woonomgeving;
  3. dit gebruik geen ernstige of onevenredige hinder mag opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  4. de ruimtelijke uitstraling in overeenstemming is met de woonfunctie;
  5. de bedrijfsactiviteiten betreffen alle activiteiten die gerangschikt kunnen worden onder de opsomming uit bijlage 1 bij de regels "Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis verbonden bedrijf";
  6. de bedrijfsactiviteiten niet betreffen:
    1. het oprichten, veranderen of in werking hebben van een inrichting waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een vergunning vereist is, alsmede alle activiteiten die onder het regime van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer vallen;
    2. alle activiteiten die niet gerangschikt kunnen worden onder sub g lid 1 komen in principe in aanmerking voor een omgevingsvergunning, mits de activiteit zonder werknemers in dienst wordt uitgeoefend;
  7. er enkel ondergeschikte detailhandel is toegestaan, die direct verband houdt met het toegestane gebruik;
  8. in de parkeerbehoefte wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de richtcijfers van de ASVV/CROW, die als bijlage 2 bij deze regels zijn opgenomen;
  9. er geen sprake is van een grote verkeersaantrekkende werking. De aanwezige infrastructuur moet hierop berekend zijn;
  10. belangen van derden niet onevenredig mogen worden of kunnen worden geschaad;
  11. aan de omgevingsvergunning de voorwaarde wordt verbonden dat de vergunning komt te vervallen als de gronden dan wel de bebouwing gedurende een aaneengesloten periode van minimaal twee jaar niet meer als zodanig zijn gebruikt;
  12. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 8 lid 2 .
3.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een verblijfsrecreatieve voorziening in de vorm van Bed en Breakfast
In afwijking van het bepaalde in artikel 3 lid 1.1 kunnen Burgemeester en Wethouders een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een verblijfsrecreatieve voorziening in de vorm van Bed en Breakfast onder de voorwaarden dat:
  1. de hoofdfunctie wonen gehandhaafd blijft;
  2. de voorziening ten behoeve van bed en breakfast binnen de bestaande bebouwing dient te worden gerealiseerd, niet zijnde vrijstaande bijgebouwen;
  3. de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het pand behouden dienen te blijven;
  4. de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag functioneren als een zelfstandige woning;
  5. bed en breakfast aan maximaal 8 personen gelijktijdig mag worden aangeboden;
  6. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de richtcijfers van de ASVV/CROW, die als bijlage 2 bij deze regels zijn opgenomen;
  7. belangen van derden niet onevenredig mogen worden geschaad of kunnen worden geschaad;
  8. ter voorkoming van permanente bewoning een maximale verblijfsduur wordt gehanteerd van 12 weken. Daarnaast dient met een initiatiefnemer een overeenkomst te worden gesloten waarin wordt bedongen dat indien sprake is van permanente bewoning een boeteclausule in werking zal treden;
  9. bij verlenen van d omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 8 lid 2.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 4

 
4.1 Bestemmingsomschrijving

 
4.1.1 Algemeen
De voor Waarde - Archeologie 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van oudheidkundige waardevolle elementen en terreinen.
 
4.1.2 Dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels van het bepaalde in artikel 9 lid 4.
 
4.2 Bouwregels

 
4.2.1 Onderzoeksplicht
De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen welke betrekking heeft op gronden die zijn aangewezen voor Waarde - Archeologie 4 , dient een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgelegd.
 
4.2.2 Toepassingscriteria
Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 4 lid 2.1 genoegzaam blijkt dat:
  1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  2. door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden veilig zijn gesteld;
  3. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het inachtnemen van aan de vergunning verbonden voorschriften.
4.2.3 Voorschriften aan vergunning
In de situatie als bedoeld in artikel 4 lid 2.2 onder b, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan een omgevingsvergunning voor het bouwen verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  4. indien sub c van toepassing is, een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
4.2.4 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 4 lid 2.1 , artikel 4 lid 2.2 en artikel 4 lid 2.3 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
  1. normale onderhoudswerkzaamheden;
  2. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  3. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  4. werken of werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  5. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  6. een bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 500 m²;
  7. een bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst, of;
  8. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd, waarvan de bouwhoogte maximaal 3,00 meter mag bedragen.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
4.3.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de voor Waarde - Archeologie 4 aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ophogen, ontginnen, tot een diepte van meer dan 50 centimeter en het aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 50 centimeter;
  2. heiwerkzaamheden en het op een andere wijze indrijven van (scherpe) voorwerpen in de bodem;
  3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  4. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  5. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  6. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen;
  7. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
  8. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  9. het aanleggen of verbreden/verharden van wegen, voet-, ruiter-, of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
4.3.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 4 lid 3.1 is niet van toepassing op:
  1. normale onderhoudswerkzaamheden;
  2. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  3. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  4. werken of werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning /ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  5. werken of werkzaamheden die worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 4 lid 2.1 van toepassing is;
  6. werken of werkzaamheden die een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m²;
  7. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  8. werken of werkzaamheden die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
 
4.3.3 Onderzoeksplicht
De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in artikel 4 lid 3.1 , die betrekking hebben op gronden die zijn aangewezen voor Waarde - Archeologie 4 dient een archeologisch rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
 
 
4.3.4 Toepassingscriteria
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 4 lid 3.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel voor de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 4 lid 1.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
4.3.5 Voorschriften aan vergunning
In de situatie als bedoeld in artikel 4 lid 3.4 onder b, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  4. indien sub c van toepassing is, een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is gekomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels

 
6.1 Verbodsbepaling overschrijding bouwgrens
 
Het is verboden op de in dit bestemmingsplan begrepen gronden enig bouwwerk te bouwen, waarbij de in de verbeelding van het bestemmingsplan aangegeven bouwgrens wordt overschreden, behoudens de overschrijdingen die volgens deze regels zijn toegestaan.
6.2 Ondergronds bouwen

 
6.2.1 Algemeen
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens beperkingen als gevolg van dubbelbestemming en aanduidingen, geen beperkingen.
 
6.2.2 Bouwregels
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, in aanvulling op het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, de volgende bepalingen:
  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, mits voldaan wordt aan het bepaalde in de afzonderlijke bestemming voor wat betreft de maximale oppervlakte en het maximale bebouwingspercentage. Deze maximale oppervlakte en dit maximale bebouwingspercentage gelden voor de ondergrondse en bovengrondse werken tezamen;
  2. ondergrondse bouwwerken worden minimaal 1,00 meter uit de perceelsgrens opgericht;
  3. de bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,50 meter onder peil.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels

 
7.1 Algemeen gebruiksverbod
 
Het is verboden gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).
 
7.2 Gebruiksverbod
 
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor het beroepsmatig verlenen van diensten op het gebied van prostitutie en/of een seksinrichting en/of escortbedrijf.
 
7.3 Woningsplitsing en toename aantal woningen
 
Woningsplitsing of anderszins een gebruikswijziging met toename van het aantal woningen tot gevolg is, ongeacht het bepaalde in afzonderlijke bestemmingsregels, niet toegestaan, behoudens met een omgevingsvergunning ter afwijking van de regels, indien de bevoegdheid daartoe in de afzonderlijke bestemmingsregels is opgenomen.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

 
8.1 Algemene afwijkingsregels
 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bepalingen van het bestemmingsplan ten aanzien van:
  1. de bebouwing van de gronden met gebouwen en andere bouwwerken, ten dienste van het openbare nut met een bouwhoogte van ten hoogste 3,50 meter en een inhoud van ten hoogste 50 m³ en met dien verstande dat bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 8 lid 2;
  2. het plaatsen van masten ten behoeve van de telecommunicatie en alarmering, met dien verstande dat:
    1. de totale bouwhoogte van de antenne-installatie inclusief de bebouwing ten hoogste 40 meter bedraagt;
    2. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 8 lid 2;
  3. de in de bestemmingsregels genoemde en op de verbeelding van het bestemmingsplan aangeduide maten en percentages, met uitzondering van bestemmingsgrenzen, met dien verstande dat:
    1. de afwijking niet meer bedraagt dan 10%;
    2. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 8 lid 2.
8.2 Algemene voorwaarden bij afwijken
 
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de regels van het bestemmingsplan, wordt het onderstaande in acht genomen:
  1. er wordt geen substantiële afbreuk gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  2. belangen van derden worden niet onevenredig geschaad of kunnen niet onevenredig geschaad worden;
  3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:
    1. de milieusituatie;
    2. het woonmilieu en de leefbaarheid ter plaatse;
    3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    4. de verkeersveiligheid;
    5. de parkeerbalans in de directe omgeving, waarbij de parkeernormen overeenkomstig het CROW (bijlage 1 bij deze regels) in acht worden genomen.
Artikel 9 Overige regels

 
9.1 Wettelijke regels
 
Indien en voor zover in deze regels of op de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan wordt verwezen naar wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
 
9.2 Gemeentelijke regels

 
9.2.1 Algemeen
Indien en voor zover in deze regels of op de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan wordt verwezen naar gemeentelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze gelden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
 
9.3 Bouwen en parkeernormen
 
Ten aanzien van bouwen en parkeernormen geldt dat:
  1. op eigen terrein in voldoende mate in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
  2. de op het tijstip van aanvraag van de omgevingsvergunning geldende parkeernorm moet worden gehanteerd. De gemeente beschouwt de parkeerkencijfers van het CROW (bijlage 1 bij deze regels) in het kader van dit bestemmingsplan als een gemeentelijke regeling.
9.4 Voorrangsregels

 
9.4.1 Strijdigheid belangen
  1. in het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, krijgt het belang van de dubbelbestemming de voorrang;
  2. in het geval van strijdigheid tussen een bestemming en een aanduiding, zoals opgenomen in artikel 8, krijgt het belang van de aanduiding voorrang;
  3. in het geval van strijdigheid van belangen tussen een dubbelbestemming en een aanduiding, zoals opgenomen in artikel 8, geldt de meest beperkende regeling.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht

 
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan of de daarvoor gelden omgevingsverordening,daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan of die verordening.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het bestemmingsplan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode van langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan of de voorheen geldende beheersverordening, daaronder begrepen dit overgangsbepalingen van dat plan of die verordening.
Artikel 11 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Nieuwbouwwoning Nachtegaalstraat Geulle van de gemeente Meerssen.