Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Sint Josephstraat 101
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0938.BP03004-VG01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Sint Josephstraat 101 met identificatienummer NL.IMRO.0938.BP03004-VG01 van de gemeente Meerssen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 ambacht(elijke)

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen waarbij het accent niet ligt op massavervaardiging, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht.

1.6 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.8 bebouwingspercentage

een op de verbeelding van het plan of in de regels aangegeven percentage, dat het deel van het bestemmingsvlak dan wel van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.9 begane grond

de eerste bouwlaag boven het peil.

1.10 bestaand

  1. bij bouwwerken: bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  2. bij gebruik: bestaand op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bijgebouw (aangebouwd en vrijstaand)

een gebouw dat in stedenbouwkundig en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat het functionele gebruik van het gebouw in relatie tot het hoofdgebouw niet relevant is.

1.14 bijgebouwgrens

de grens van de (bouw)aanduiding 'bijgebouwen'.

1.15 borstwering

het bovenste deel van de gevel dat boven de zoldervloer uitsteekt, waarop de muurplaat rust.

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.18 bouwlaag (voor woningen)

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grondlaag en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder.
 
ter verduidelijking:
bij bepaling van één bouwlaag gelden de bepalingen zoals die zijn opgenomen in het Bouwbesluit en de Bouwverordening en overige zich onder de kap bevindende ruimten met een maximale hoogte van 3,20 meter voor woningen en 4,50 meter voor andere gebouwen.

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 cultuurhistorische waarde

de aan het bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.
 
ter verduidelijking:
daarbij gaat het om archeologisch, historisch-landschappelijk en/of historisch-bouwkundig waardevolle zaken, zoals die tot uitdrukking kunnen komen in archeologische elementen, bodemprofiel en reliëf (met name oude akkers), beplanting, verkaveling, slotenpatroon en bebouwing.

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop of te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop of verhuur of leasing, alsmede het verkopen en/of leveren en/of bewaren van goederen aan personen die, die goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitwerking van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
ter verduidelijking:
dienstverlening door een horecabedrijf, een coffeeshop en een sekswinkel worden hieronder niet begrepen.

1.25 dienstverlening

bedrijf of instelling voor het bedrijfsmatig verrichten van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen een kapperszaak, schoonheidsinstituut, fotostudio, uitzendbureau, bank, stomerij, wasserette, apotheek, reisbureau en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf, een horecabedrijf, een centrum voor fysiotherapie, een fitnesscentrum, een seksinrichting en een coffeeshop.
 

1.26 doeleinden van openbaar nut

kleinschalige nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, kabels en leidingen, straatvoorzieningen, telefooncellen e.d.

1.27 escortbedrijf

bedrijf gevoerd door een natuurlijk persoon, groep van personen en/of rechtspersonen die prostitutie aanbiedt, die uitgeoefend wordt op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte of woning.

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, situering, afmetingen of bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.30 horecabedrijf

een bedrijf of instelling, waar bedrijfsmatig dranken, en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt en/of waarin een zaalaccommodatie wordt geëxploiteerd.
 
ter verduidelijking:
onder exploitatie van een zaalaccommodatie wordt verstaan: het bieden van ruimte en voorzieningen voor congressen, feesten en dergelijke, zulks met uitsluiting van een discotheek, seksinrichting, detailhandel en/of van 'vliegende' winkels die zijn ingericht voor tijdelijke verkoop.

1.31 kantoor

een ruimte of bij elkaar horende ruimten, die bedoeld zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden.
 
ter verduidelijking:
kantoren kunnen worden onderscheiden in kantoren met en zonder baliefunctie.

1.32 maatschappelijke doeleinden

doeleinden ten behoeve van educatieve, sociale, religieuze, culturele, sportieve, recreatieve, verzorgende en overheidsfuncties.

1.33 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1.20 meter boven peil is gelegen.

1.34 ondergronds bouwen

het bouwen en in gebruik nemen van de ruimte onder het peil.

1.35 peil

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de hoogte van het terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw. 
ter verduidelijking:
over het algemeen kan aangenomen worden dat het peil bij bestaande bebouwing gelijk is aan de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer.

1.36 perceel

een deel van het Nederlands grondgebied van welk deel de Dienst voor het kadaster en het openbare register, de begrenzing met behulp van landmeetkundige gegevens heeft vastgelegd op grond van gegevens betreffende de rechtstoestand, bestemming en het gebruik dat door zijn kadastrale aanduiding is gekenmerkt.

1.37 regels van stedenbouwkundige aard

regels met betrekking tot:
  1. de wegen waaraan gebouwd mag worden;
  2. de rooilijnen, en;
  3. de plaatsing van bouwwerken ten opzichte van elkaar.

1.38 ruimtelijke kwaliteit

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte.

1.39 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.40 stedenbouwkundig beeld

ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de aansluitende terreinen, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvorm.

1.41 straatmeubilair

verkeersgeleiders, rampalen/amsterdammertjes, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, speeltoestellen, en draagconstructies voor reclame, telefooncellen, abri's, kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen, pinautomaten, kleinschalige constructies voor een jongerenontmoetingsplaats en daarmee vergelijkbare objecten.

1.42 verblijfsgebied

gedeelte van één of meer bouwwerken op een perceel met dezelfde bestemming, met ten minste één verblijfsruimte bestaande uit één of meer op dezelfde bouwlaag gelegen aan elkaar grenzende ruimten, anders dan een toilet-, bad-, technische of verkeersruimte.

1.43 verblijfsruimte

ruimte voor het verblijven van mensen, dan wel een ruimte van één of meer bouwwerken op een perceel met dezelfde bestemming, waarin dezelfde kenmerkende activiteiten plaatsvinden.

1.44 voorgevel

gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de openbare weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt.

1.45 voorgevelrooilijn

de bouwgrens/lijn die is gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens, die behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde of de van de weg afgekeerde zijde niet mag worden overschreden.
 
ter verduidelijking:
onder bouwgrens valt zowel de grens van een bouwvlak als de grens van de aanduiding 'bijgebouwen'.

1.46 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten, etc.

1.47 weg

een voor rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.

1.48 woning/wooneenheid

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van een huishouden. Hiervan is ook sprake bij een kamerverhuurbedrijf, waarbij de kamers afzonderlijke wooneenheden vormen, indien daarbij centrale voorzieningen aanwezig zijn, zoals een keuken, een douche en andere centrale voorzieningen.

1.49 zolder

ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn)afgedekt met schuine daken, met een borstwering van maximaal 1,00 meter hoog, en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.2 het bebouwingspercentage

het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover in de verbeelding van het plan bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.

2.3 de bedrijfsvloeroppervlakte

binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de brutovloeroppervlakte van een bouwlaag

op de vloer van de bouwlaag, tussen de binnenzijde van de gevelmuren (en/of gemeenschappelijke scheidingsmuren).

2.6 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van een goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 de hoogte van een bouwlaag

de afstand tussen de scheidende vloerdelen, gemeten van bovenkant afgewerkte vloer tot bovenkant afgewerkte vloer.

2.9 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.1.1 Algemeen
De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. dienstverlening, waaronder een dierenartsenpraktijk, uitsluitend op de begane grond;
  2. maatschappelijke doeleinden, uitsluitend op de begane grond;
  3. kantoren, uitsluitend op de begane grond;
  4. comsumentverzorgende en kleinschalige ambachtelijke bedrijven, uitsluitend op de begane grond;
  5. informatie- en telecommunicatiedoeleinden, uitsluitend op de begane grond;
  6. wonen, in de vorm van kamerverhuur, met dien verstande dat maximaal vier niet-zelfstandige wooneenheden op de verdiepingen zijn toegestaan. 
met daarbij behorende: 
  1. tuinen, erven en verharding;
  2. parkeervoorzieningen, uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtneming van het parkeerbeleid uit  artikel 10 lid 3;
  3. groenvoorzieningen;
  4. verkeersvoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 
 
3.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing, met inachtneming van het bepaalde artikel 10 lid 4.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen
Op de voor Gemengd aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: 
  1. gebouwen ten behoeve van de in artikel 3 lid 1 genoemde doeleinden, met dien verstande dat hoofdgebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  2. vrijstaande, geschakelde, aaneengesloten woningen en bovenwoningen;
  3. bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat deze uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  4. de daarbij behorende andere bouwwerken die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
3.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak
Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels: 
  1. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
  2. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan aangegeven middels de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen';
  3. de hoogte van een bouwlaag bedraagt ten hoogste 3.20 meter;
  4. de voorgevel wordt voor ten minste 70% in de naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd;
  5. de voorgevelbreedte van een gebouw bedraagt ten minste 5.50 meter;
  6. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 12.50 meter, met dien verstande dat:
    1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen 1' geldt een maximum bouwhoogte van 3.00 meter ;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen 3' geldt een maximum bouwhoogte van 12.00 meter.
  7. gebouwen worden met een plat dak of met een kap van ten minste 30o en ten hoogste 60o afgedekt. Overkappingen en serres worden afgedekt met een kap van ten hoogste 30o;
  8. indien niet in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, wordt ten minste 3.00 meter uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd;
  9. andere bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 3 lid 2.3;
  10. ondergrondse bouwwerken voldoen aan het bepaalde in artikel 6 lid 3
 
3.2.3 Overige regels met betrekking tot bouwwerken
 
Binnen het bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 3.50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte van de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 1.00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 2.00 meter bedraagt;

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen van de bestemming Gemengd, met dien verstande dat: 
  1. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  2. de overschrijding van de bouwgrenzen niet meer dan 5.00 meter bedraagt;
  3. voor het overige de regels gelden binnen het bouwvlak;
  4. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 9 lid 2.
3.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van andere bouwwerken met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:
  1. de noodzaak vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  2. ten behoeve van de privacy voldoende afstand tot aangrenzende percelen wordt aangehouden;
  3. ten behoeve van de verkeersveiligheid voldoende afstand tot de weg wordt aangehouden;
  4. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 10.00 meter bedraagt;
  5. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen zoals opgenomen in artikel 9 lid 2.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Gebruik van de grond
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de grond anders dan voor: 
  1. parkeervoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen en/of tuin;
  3. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.
3.4.2 Gebruik van opstallen
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:
  1. bewoning, indien het een vrijstaand bijbehorend bouwwerk betreft;
  2. beroeps- bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte, anders dan toegestaan conform artikel 3 lid 1.1;
  3. groothandel;
  4. verkooppunt voor motorbrandstoffen of andere explosiegevaarlijke stoffen;
  5. industriële doeleinden;
  6. horeca;
  7. aan horeca verwante bedrijvigheid, zoals speelautomatenhal, bingozaal, discotheek of winkels ingericht voor tijdelijke verkoop;
  8. seksinrichting of escortbedrijf;
  9. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van gevaarlijke goederen en stoffen.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van de realisering van functies anders dan wonen op de verdieping, met dien verstande dat: 
  1. de noodzaak vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  2. de voorzieningen bedoeld zijn ter ondersteuning, dan we uitbreiding van de toegestane functie op de begane grond;
  3. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 9 lid 2.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 5

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.1.1 Algemeen
 
De voor Waarde - Archeologie 5 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van oudheidkundige waardevolle elementen en terreinen.
4.1.2 Dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen
 
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 10 lid 4

4.2 Bouwregels

4.2.1 Onderzoeksplicht
 
De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen welke betrekking heeft op gronden die zijn aangewezen voor Waarde - Archeologie 5, dient een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. 
4.2.2 Toepassingscriteria
 
Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend indien naar hun oordeel uit rapport als bedoeld in artikel 4 lid 2.1 genoegzaam blijkt dat:
  1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  2. dan wel nadat door nader archeologish onderzoek de aanwezige archeologische waarden veilig zijn gesteld;
  3. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de bouwvergunning verbonden voorschriften.
4.2.3 Voorschriften aan vergunning
 
In de situatie als bedoeld in artikel 4 lid 2.2 onder b, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan een omgevingsvergunning voor het bouwen verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  4. indien sub c van toepassing is, een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden.
4.2.4 Uitzonderingen
 
Het bepaalde in artikel 4 lid 2.1, artikel 4 lid 2.2 en artikel 4 lid 2.3 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
  1. normale onderhoudswerkzaamheden;
  2. werken of werkzaamheden vna ondergeschikte betekenis;
  3. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  4. werken of werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of krachtens een voor dat tijstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  5. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  6. een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m²;
  7. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst, of;
  8. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd, waarvan de bouwhoogte maximaal 3.00 meter mag bedragen.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.3.1 Vergunningplicht
 
Het is verboden op of in de voor Waarde - Archeologie 5 aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ophogen, ontginnen, tot een diepte van meer dan 50 centimeter en het aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 50 centimeter;
  2. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van (scherpe) voorwerpen in de bodem;
  3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  4. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  5. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  6. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen;
  7. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
  8. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  9. het aanleggen of verbreden/verharden van wegen, voet-, ruiter-, of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
4.3.2 Uitzonderingen
 
Het bepaalde in artikel 4 lid 3.1 is niet van toepassing op:
  1. normale onderhoudswerkzaamheden;
  2. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  3. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  4. werken of werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  5. werken of werkzaamheden die worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerken waarop artikel 4 lid 2 van toepassing is;
  6. werken of werkzaamheden die een oppervlakte beslaan van ten hoogste 1.000 m²;
  7. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  8. werken of werkzaamheden die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
4.3.3 Onderzoeksplicht
 
De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in artikel 4 lid 3.1 , die betrekking hebben op gronden die zijn aangewezen voor Waarde - Archeologie 5 dient een archeologisch rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
4.3.4 Toepassingscriteria
 
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 4 lid 3.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 4 lid 1.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
4.3.5 Voorschriften aan vergunning
 
In de situatie als bedoeld in artikel 4 lid 3.4 onder b, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  4. indien sub c van toepassing is, een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

 
Grond die eenmaal in aanmerking is gekomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Verbodsbepaling overschrijding bouwgrens

 
Het is verboden op de in dit bestemmingsplan begrepen gronden enig bouwwerk te bouwen, waarbij de in de verbeelding van het bestemmingsplan aangegeven bouwgrens wordt overschreden, behoudens overschrijdingen die volgens deze regels zijn toegestaan.

6.2 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten

6.2.1 Maximale maten
Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan meer bedragen dan ingevolge de bestemmingsregels van dit plan is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
6.2.2 Minimale maten
Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan minder bedragen dan in de bestemmingsregels van dit plan is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

6.3 Ondergronds bouwen

6.3.1 Algemeen
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens beperkingen als gevolg van dubbelbestemmingen en aanduidingen, geen beperkingen.
6.3.2 Bouwregels
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, in aanvulling op het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, de volgende bepalingen:
  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, mits voldaan wordt aan het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen voor wat betreft de maximale oppervlakte en het maximale bebouwingspercentage. Deze maximale oppervlakte en dit maximale bebouwingspercentage gelden voor de ondergrondse en bovengrondse werken tezamen;
  2. ondergrondse bouwwerken worden minimaal 1.00 meter uit de perceelsgrens opgericht;
  3. de bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3.50 meter onder peil. 

6.4 Woningsplitsing en nieuwbouw van woningen

 
Woningsplitsing en nieuwbouw van woningen anders dan vervangende nieuwbouw is, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingsregels, niet toegestaan, behoudens met een omgevingsvergunning ter afwijking van de regels indien de bevoegdheid daartoe in de afzonderlijke bestemmingsregels is opgenomen.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Algemeen gebruiksverbod

 
Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

7.2 Gebruiksverbod

 
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor het beroepsmatig verlenen van diensten op het gebied van prostitutie en/of een seksinrichting en/of escortbedrijf.

7.3 Woningsplitsing en toename aantal woningen

 
Woningsplitsing of anderszins een gebruikswijziging met toename van het aantal woningen tot gevolg is, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingsregels, niet toegestaan, behoudens met een omgevingsvergunning ter afwijking van de regels, indien de bevoegdheid daartoe in de afzonderlijke bestemmingsregels is opgenomen.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 geluidzone - grote luchtvaart

 
Ter plaatse van de aanduiding geluidzone - grote luchtvaart van de luchthaven Maastricht Aachen Airport geldt het gestelde in de Luchtvaartwet, het Besluit Geluidsbelasting Grote Luchtvaart (BGGL) en de Aanwijzing Luchtvaartterrein Maastricht, overeenkomstig de kaart met KE-contouren, die als bijlage 2 bij de regels is gevoegd. Woningbouw is uitsluitend mogelijk op de door de gemeente Meerssen, provincie Limburg en het Rijk overeengekomen locaties, aangegeven in de brief 'woningbouwlocaties in de gemeente Meerssen' d.d. 14 september 2004.

8.2 geluidzone - spoor

8.2.1 Verbod
Ter plaatse van de aanduiding geluidzone - spoor mogen geen geluidsgevoelige objecten worden gerealiseerd.
8.2.2 Omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 8 lid 2.1, met dien verstande dat de geluidsbelasting vanwege spoorweglawaai aan de gevels van de te realiseren objecten niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verleende hogere grenswaarde. 

8.3 milieuzone - beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg

 
Ter plaatse van de aanduiding milieuzone - beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg is duurzaam behoud van kwetsbare functies en waarden als bijzondere bescherming van de bodem noodzakelijk. Het streven is naar een kwaliteit van bodem, grondwater en landschap die voldoet aan de eisen die de aanwezige bijzondere biotische, abiotische en cultuurhistorische waarden stellen. Daarbij dient rekening gehouden te worden met dan wel afstemming te worden gezocht met het beleid ter zake van de Provinciale Omgevingsverordening Limburg en het Provinciaal Omgevingsplan Limburg.

8.4 vrijwaringszone - luchtvaart

 
Ter plaatse van de aanduiding vrijwaringszone- luchtvaart is het verboden bouwwerken op te richten met een grotere bouwhoogte dan 45.00 meter. Deze bouwhoogte in meters ten opzichte van N.A.P. mag evenmin overschreden worden door schoorstenen, dakkapellen, antennes, vlaggenmasten, opbouwen ten behoeve van lift- en luchtbehandelingsinstallaties, reclameborden of verlichting en dergelijke, alsmede door enig deel van windturbines.

8.5 vrijwaringszone - weg 50-100 meter

 
Ter plaatse van de aanduiding vrijwaringszone weg 50-100 meter mag uitsluitend worden gebouwd, nadat vooraf overleg is gevoerd met en overeenstemming is bereikt met de wegbeheerder, i.c. Rijkswaterstaat.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

  

9.1 Algemene afwijkingsregels

 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bepalingen van het bestemmingsplan ten aanzien van:
  1. de bebouwing van de gronden met gebouwen en andere bouwwerken, ten dienste van het openbare nut met een bouwhoogte van ten hoogste 3.50 meter en een inhoud van ten hoogste 50 m³ en met dien verstande dat bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 9 lid 2;
  2. het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering, met dien verstande dat:
    1. de totale bouwhoogte van de antenne-installatie inclusief de bebouwing ten hoogste 40 meter bedraagt;
    2. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 9 lid 2.
  3. de in de bestemmingsregels genoemde en in de verbeelding van het bestemmingsplan aangeduide maten en percentages, met uitzondering van bestemmingsgrenzen, met dien verstande dat:
    1. de afwijking niet meer bedraagt dan 10 %;
    2. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 9 lid 2.

9.2 Algemene voorwaarden bij afwijken

 
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de regels van het bestemmingsplan, wordt het onderstaande in acht genomen:
  1. er wordt geen substantiële afbreuk gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  2. belangen van derden worden niet onevenredig nadelig geschaad of kunnen niet onevenredig nadelig geschaad worden;
  3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:
    1. de milieusituatie;
    2. het woonmilieu en de leefbaarheid ter plaatse;
    3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    4. de verkeersveiligheid;
    5. de parkeerbalans in de directe omgeving, waarbij de parkeernormen overeenkomstig het CROW in acht worden genomen.

Artikel 10 Overige regels

10.1 (Wettelijke) regels

 
Indien en voor zover in deze regels of in deze verbeelding wordt verwezen naar wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

10.2 Gemeentelijke regels

10.2.1 Algemeen
Indien en voor zover in deze regels of in deze verbeelding wordt verwezen naar gemeentelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze gelden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

10.3 Bouwen en parkeernormen

 
Ten aanzien van bouwen en parkeernormen geldt dat:
  1. op eigen terrein in voldoende mate in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
  2. de op het tijdstip van aanvraag van de omgevingsvergunning geldende parkeernorm moet worden gehanteerd. De gemeente beschouwt de parkeerkencijfers van het CROW in het kader van dit bestemmingsplan als een gemeentelijke regeling.

10.4 Voorrangsregels

10.4.1 Strijdigheid belangen
  1. in het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, krijgt het belang van de dubbelbestemming voorrang;
  2. in het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een aanduiding, zoals opgenomen in artikel 8, krijgt het belang van de aanduiding voorrang;
  3. in het geval van strijdigheid van belangen tussen een dubbelbestemming  en  een aanduiding, zoals openomen in artikel 8, geldt de meest beperkende regeling. 

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouw kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan of de daarvoor geldende omgevingsverordening, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan of die verordening.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het bestemmingsplan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering te afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode van langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten, of te laten hervatten;
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan of de voorheen geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan of die verordening.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Sint Josephstraat 101 van de gemeente Meerssen.