direct naar inhoud van Artikel 23 Sport - Manege
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0938.BP05000-VG01

Artikel 23 Sport - Manege

23.1 Bestemmingsomschrijving
23.1.1 Algemeen

De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het bedrijfsmatig exploiteren van een manege;
  • b. een kantine, ondergeschikt aan de exploitatie van een manege;
  • c. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. de landschappelijke inpassing in de vorm van gebiedseigen groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, zoals hagen, bomen en opgaande/afschermende beplanting, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 1' tot en met 'specifieke vorm van groen - 24' en een en ander overeenkomstig het landschapsplan zoals weergegeven in bijlage 15 van de regels;

met de daarbij behorende:

  • e. tuinen, erven en verharding;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtname van het parkeerbeleid uit artikel 51.3.2 en 51.3.3;
  • h. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • i. doeleinden van openbaar nut.
23.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 51.5.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Algemeen

Op de voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in 23.1.1 genoemde doeleinden;
  • b. de daarbij behorende andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, waaronder in ieder geval een bovengrondse mestopslag tot maximaal 250 m3 wordt verstaan.
23.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen in het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen mag ten hoogste 4.50 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste 8.00 meter bedragen;
  • d. de dakhelling van gebouwen mag minimaal 30º en maximaal 60º bedragen;
  • e. het vloeroppervlak van gebouwen in gebruik als kantine dient ondergeschikt te zijn aan de hoofdbestemming;
  • f. een bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen dienen te voldoen aan het bepaalde in artikel 23.2.3.
23.2.3 Regels met betrekking tot de bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen

Voor het bouwen van de bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning dient ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' te worden gebouwd;
  • b. de bedrijfswoning mag in ten hoogste 2 bouwlagen worden gebouwd;
  • c. de hoogte van een bouwlaag mag niet meer dan 3,50 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 12.50 meter bedragen;
  • e. de voorgevelbreedte van een bedrijfswoning dient ten minste 5.50 meter te bedragen;
  • f. bedrijfswoningen dienen plat of met een kap van ten minste 30o en ten hoogste 60o te worden afgedekt. Overkappingen en serres mogen worden afgedekt met een kap van ten hoogste 30o; 
  • g. bijgebouwen mogen uitsluitend 3,00 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • h. voor zover bijgebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3.00 meter te bedragen;
  • i. per bedrijfswoning mag het oppervlakte aan bijgebouwen ten hoogste 70 m² bedragen;
  • j. bijgebouwen mogen maximaal 20.00 meter achter de achtergevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • k. bijgebouwen mogen in ten hoogste 1 bouwlaag worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw (waaronder begrepen carports en overkappingen) ten hoogste gelijk zal zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het woonhuis plus 0.25 meter;
    • 2. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw ten hoogste 3.00 meter zal bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van een bijgebouw ten hoogste 5.00 meter zal bedragen.
23.2.4 Overige regels met betrekking tot bebouwing

Binnen het bestemmingsvlak mag de bouwhoogte van andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen, ten hoogste 3.50 meter bedragen, met uitzondering van:

  • a. erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of de bijgebouwgrens niet meer dan 1.00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of bijgebouwgrens niet meer dan 2.00 meter mag bedragen;
  • b. lichtmasten waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6.00 meter mag bedragen.
23.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 51.4.

23.4 Afwijken van de bouwregels
23.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen, respectievelijk het vergroten van het bouwvlak, met dien vestande dat:

  • a. de noodzaak vanuit de bedrijfsvoering daartoe is aangetoond;
  • b. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen niet onevenredig nadelig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind;
  • c. de bouwhoogte ten hoogste 8.00 meter mag bedragen;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 48.2.
23.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte, met dien vestande dat:

  • a. ten behoeve van de verkeersveiligheid, voldoende afstand tot de bestemming 'Verkeer' wordt aangehouden;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten hoogste 6.00 meter mag bedragen;
  • c. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 48.2.
23.5 Specifieke gebruiksregels
23.5.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de grond anders dan voor en/of als:

  • a. manege;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. opslagdoeleinden, ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van explosie- en/of brandgevaarlijke goederen en stoffen.
23.5.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor en/of als:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. detailhandel en groothandel;
  • c. horeca, anders dan ondergeschikt en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
  • d. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;
  • e. permanente of tijdelijke bewoning anders dan in de bedrijfswoning.
23.5.3 Landschappelijke inpassing

Het gebruiken en/of het laten gebruiken van de voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden conform de bestemming 'Sport - Manege' is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 23.1.1 onder d. conform het landschapsplan zoals opgenomen in bijlage 15 van de regels, binnen 2 jaar na afgifte van de omgevingsvergunning en/of de planologische maatregel is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.