direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Uitbr. Langs de Gewannen 20 Ulestraten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0938.BP05016-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Ter plaatse van Langs de Gewannen 20 te (6235 NV) Ulestraten wordt een landschapsbegraafplaats geëxploiteerd. Het bestemmingsplan voor die landschapsbegraafplaats werd vastgesteld in 2019. Dat bestemmingsplan geldt voor zover de landschapsbegraafplaats ligt op toenmalig grondgebied van de gemeente Meerssen. Het oorspronkelijke principebesluit over dit planvoornemen is opgenomen als Bijlage 1 bij voorliggende toelichting. Het bestemmingsplan voor deze landschapsbegraafplaats is door de raad van de gemeente Meerssen vastgesteld op 26 september 2019. Dit vaststellingsbesluit is opgenomen als Bijlage 2 bij onderhavige toelichting.
Het volledige planvoornemen, zoals in 2017 voorgelegd aan het college, viel echter in zowel de gemeente Meersen alsook in de gemeente Beek. Op grond van het positieve principebesluit van de gemeente Meerssen is toentertijd een bestemmingsplanprocedure in gang gezet voor het grondgebied van de gemeente Meerssen en een landschappelijk inpassingsplan uitgewerkt voor beide grondgebieden (Meerssen en Beek). Die landschappelijke inpassing (zie Bijlage 5) omvat het volledige plangebied.
Inmiddels heeft er tussen de gemeenten Meerssen en Beek een grenscorrectie/grondruil plaatsgevonden. Deze grenscorrectie is ingegaan per 1 januari 2022. Door deze grenscorrectie valt het volledige plagebied binnen de gemeente Meerssen en kan een bestemmingsplanregeling voor het gehele plangebied worden uitgewerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0938.BP05016-VG01_0001.jpg"

Uitsnede topografische kaart met indicatieve aanduiding plangebied (rode omlijning met aanduiding voormalige gemeentegrens Beek (oranje stippellijn))

De gemeente Meerssen heeft middels de brief d.d. 10 maart 2022 kenbaar gemaakt principemedewerking te verlenen aan het voornemen om het plangebied over het voormalige grondgebied van de gemeente Beek uit te breiden en een wijziging (omissie) binnen de bestaande landschapsbegraafplaats door te voeren. Betreffend schrijven is toegevoegd als Bijlage 3 bij voorliggende toelichting. Teneinde de uitbreiding te faciliteren, dient een separate bestemmingsplanprocedure te worden doorlopen. Daartoe dient voorliggend document, dat voorziet in een toelichting op bijbehorende regels en verbeelding.

Hoofdstuk 2 Plangebied en planontwikkeling

In dit hoofdstuk worden het plangebied, de huidige situatie en het project beschreven. Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de ruimtelijke effecten van het project.

2.1 Ligging plangebied

Onderhavig plangebied is gelegen ten noorden van de kern Ulestraten. Ten westen van het plangebied ligt het vliegveld Maastricht Aachen Airport. Direct te noorden van het plangebied is het bedrijventerrein Aviation Valley (MAA) gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0938.BP05016-VG01_0002.jpg"

Luchtfoto met aanduiding plangebied

Het plangebied betreft de percelen kadastraal bekend als gemeente Meerssen - sectie - nummers: 4032, 3896, 4039, 4008, 4007, 233, 232, 4031, 4040, 4009, 4041, 4013, 4029 (ged.), 4332, 3583, 3745, 4334, 4331, 4333, 3578, 3577, 3575, 4330 en 4339.

afbeelding "i_NL.IMRO.0938.BP05016-VG01_0003.jpg"

Kadastrale kaart met aanduiding plangebied

Het plangebied valt gedeeltelijk binnen het perceel 4329 (vóór de grondruil met de gemente Beek betrof dit perceel L, nr 00056). Dit perceel is in eigendom van een derden partij. Desbetreffende eigenaar is op de hoogte gesteld van het planvoornemen om op zijn grond de bestemming te wijzigen naar een landschapsbegraafplaats. Hij heeft aangegeven bereid te zijn medewerking te verlenen aan die uitbreiding. Onderhavige correspondentie is toegevoegd als Bijlage 4 bij voorliggende toelichting. Het desbetreffende perceel is met de kleur groen aangeduid op onderstaande afbeelding. Dit valt dus deels binnen het plangebied (het gedeelte binen de rode omlijning).

afbeelding "i_NL.IMRO.0938.BP05016-VG01_0004.png"

 Kadastrale kaart met aanduiding plangebied en deel perceel van derden dat binnen plagebied valt

2.2 Beoogde planontwikkeling

2.2.1 Aanleiding

In de bestaande situatie wordt op een groot deel van het plangebied reeds een landschapsbegraafplaats geëxploiteerd. Het oorspronkelijke plan bestond uit twee fases:

  • 1. realisatie gedeelte landschapsbegraafplaatsop grondgebied gemeente Meersen
  • 2. realisatie gedeelte landschapsbegraafplaats op (voormalig) grondgebied gemeente Beek (Sinds 1 januari 2022 grondgebied gemeente Meerssen)

Om onderhavig ontwikkeling af te ronden dient het resterende eerder op voormalig Beeks grondgebied gelegen gedeelte aan het vigerende bestemmingsplan Langs de Gewannen 20 te worden toegevoegd. Daarnaast is sprake van het herstellen van een omissie in het vigerende bestemmingsplan. Dientengevolge wordt een volledig bestemmingsplan voor de gehele landschapsbegraafplaats opgesteld.

2.2.2 Voornemen

Een landschapsbegraafplaats is een vorm van begraven die essentieel afwijkt van een reguliere begraafplaats. Zo wordt er bijvoorbeeld niet met reguliere grafstenen gewerkt (hooguit een tijdelijk herkenningspunt) en is de relatie met de natuur het centrale uitgangspunt. De afgelopen jaren heeft dit relatief nieuwe concept zijn meerwaarde bewezen. In Zuid-Limburg is nog één natuur-/landschapsbegraafplaats in exploitatie.

Om het planvoornemen verder te concretiseren is een ontwerp voor een landschapsbegraafplaats uitgewerkt (zie landschapsplan; Bijlage 5). Het geheel wordt gerealiseerd in een landgoedachtige sfeer, waarbij wordt gewerkt met een aantal 'landschapskamers' met elk hun eigen thema (zie onderstaande figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0938.BP05016-VG01_0005.png"

Figuur landschapsplan met inpassing, indeling in 'kamers' bebouwing en parkeergelegenheid

Het uitgangspunt bij dit schetsontwerp zijn de inpassingsmaatregelen zoals die vastliggen voor de compensatie van de uitbreiding van het bedrijventerrein. Van daaruit is gekeken hoe dit verder kan worden versterkt t.b.v. de realisatie van een landschapsbegraafplaats.

De oppervlakte van het gehele gebied bedraagt circa 9,7 hectare. Het plangebied op grond van de voormalige gemeente Beek hheeft ee nomvang van circa 2,1 hectare. Dit is het gebied waar de uitbreiding nu plaatsvindt. Gemiddeld zullen er op basis van normgetallen ongeveer 50 - 100 begravingen (kist/urn) per jaar plaatsvinden. Het aantal is echter afhankelijk van de vraag in de praktijk.
In onderstaande figuur is de uitbreiding van de landschapsbegraafplaats op voormalig grondgebied van de gemeente Beek weeergegeven (kleur oranje).

afbeelding "i_NL.IMRO.0938.BP05016-VG01_0006.png"

Oppervlakte plagebied op voormalig grondgebied van de gemeente Beek.


Gedenkhuis/dienstengebouw 
Vooreen goede exploitatie en ontvangst is een bedrijfsgebouw belangrijk. Initiatiefnemer doet dit door één nieuw bedrijfsgebouw (gedenkhuis) te bouwen met bijbehorende functies/voorzieningen. Het bedrijfsgebouw zal een integraal gebouw worden dat kan worden gebruikt voor meerdere functies. Hierbij kan gedacht worden aan ontvangst-/gedenkruimte, sanitaire voorzieningen, kantoorruimte, opslagruimte, enzovoort.

Een belangrijke functie van het te realiseren bedrijfsgebouw is het bieden van een verblijfsruimte/schuilgelegenheid voor bezoekers van de landschapsbegraafplaats. Nabestaanden die het graf van hun dierbare bezoeken kunnen zich als de weersomstandigheden daartoe aanleiding geven even terugtrekken in het 'gedenkhuis'.

Alvorens overledenen worden begraven op de landschapsbegraafplaats kan er een korte herdenking plaatsvinden naar eigen wens. Daartoe dient in het te realiseren gebouw ook een centrale ruimte te worden ingericht om een rouw-/herdenkingsdienst te kunnen organiseren. De afgelopen jaren blijkt dat overledenen, zeker bij kleinere gezelschappen, steeds minder vaak kiezen voor een rouwdienst in een kerk.

Verder zal er in het gebouw een kantoorruimte worden ingericht voor de ontvangst van mensen, de dagelijkse bedrijfsvoering en administratie.

Tenslotte zal er een ruimte nodig zijn om het materiaal en werktuigen voor het beheer en onderhoud van de landschapsbegraafplaats te stallen. Het gaat daarbij om klein materieel en kleine werktuigen. Door deze voorziening in een kelderruimte te realiseren ontstaat er boven maaiveld geen extra oppervlakte.

De oppervlakte van dat nieuwe gebouw bedraagt circa 225 m2. Parkeerruimte wordt daarbij volledig voorzien op eigen terrein.
Dit deel van het planvoornemen is reeds geregeld binnen het grondgebied van Meerssen en planologisch verankerd in het vigerende bestemmingplan 'Langs de Gewannen 20 te Ulestraten'. Op de uitbreiding van de landchapsbegraafplaats (circa 2,1 ha) op voormalig Beeks grondgebied wordt geen bebouwing gerealiseerd. Op dat deel van het plangebied wordt dus ook geen bouwvlak toegevoegd.

2.3 Ruimtelijke effecten

Onderhavig planvoornemen voorziet niet in het optreden van nieuwe ruimtelijke bouwkundige effecten daar de bouwactiviteiten (het gedenkhuis) planologisch al is geregeld; evenals de aanleg van een parkeerplaats en de aanleg van een vijver.

Voor het overige blijft het landschap, gezien van buiten het plangebied, vrijwel ongewijzigd. De fruitboomgaarden worden deels gehandhaafd evenals de aanwezige grondwallen; welke volledig intact blijven. Daarnaast worden er nieuwe bomen/nieuwe landschapselementen gerealiseerd binnen het plangebied. Ook wordt er elders in het buitengebied een bestaande stalling met een oppervlakte van circa 120 m2 gesloopt. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar het landschapsplan (zie Bijlage 5).

De Kwaliteitscommissie heeft op 16 november 2017 positief over het inpassingplan geadviseerd (zie Bijlage 7). Dat advies had op dat moment formeel betrekking op het grondgebied van de gemeente Meerssen, maar inhoudelijk gaat dat advies in op het volledige landschapsplan voor het gehele plangebied. Voor de beoordeling is ook het gehele landschapsplan aan de adviescommissie voorgelegd.

Gezien het bovenstaande kan worden gesteld dat de (mogelijk optredende) ruimtelijke effecten van onderhavig planvoornemen aanvaardbaar worden geacht en tevens voor een landschapsversterking zorgen.

Hoofdstuk 3 Planologisch-juridische situatie

3.1 Geldende bestemmingsplannen

Ter plekke van onderhavig plangebied gelden de bestemmingsplannen 'Maastricht Aachen Airport, Businesspark Aviation Valley' en 'Langs de Gewannen 20 te Ulestraten'.

3.1.1 Bestemmingsplan 'Langs de Gewannen 20 te Ulestraten'

Onderhavig plangebied is, voor zover dit betrekking heeft op de bestaande landschapsbegraafplaats, gelegen binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Langs de Gewannen 20 te Ulestraten'. Op grond van dit bestemmingsplan geldt vooraleerst ter plekke de bestemmingen 'Agrarisch met waarden'. Voorts zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie', 'Waarde - Ecologie' en 'Waarde - Landschapselementen'; de functieaanduidingen 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing', 'specifieke vorm van maatschappelijk - landschapsbegraafplaats', 'parkeerterrein' en 'vijver', bouwaanduiding - 'gedenkhuis', en de gebiedsaanduiding 'milieuzone - bodembeschermingsgebied' van toepassing.

Daarnaast is ter plekke van de bestaande woning de bestemming 'Wonen' met - ter plekke van de woning - een bouwvlak. Voorts zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie', 'Waarde - Ecologie' en 'Waarde - Landschapselementen', de functieaanduidingen 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' en de bouwaanduiding 'bijgebouwen' van toepassing.

Ook is een gedeelte tussen de bestemmingen bestemd als 'verkeer' met daarop de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie', 'Waarde - Ecologie' en 'Waarde - Landschapselementen', de functieaanduidingen 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' en de gebiedsaanduiding 'milieuzone - bodembeschermingsgebied' van toepassing.

Als laatste is het zuidelijkste deel van het vigerende bestemmingsplan bestemd als 'agrarisch met daarop de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie', 'Waarde - Ecologie' en 'Waarde - Landschapselementen', de functieaanduidingen 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' en de gebiedsaanduiding 'milieuzone - bodembeschermingsgebied' van toepassing.

Ter verduidelijking is in onderstaande afbeelding zijn desbetreffende aanduidingen ingetekend (met kleuren omlijnd) in de bestemmingplankaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0938.BP05016-VG01_0007.jpg"

Uitsnede bestemmingsplankaart met aanduidingen

3.1.2 Bestemmingsplan 'Maastricht Aachen Airport, Businesspark AviationValley'

Ter plekke van de uitbreiding van de landschapsbegraafplaats is het bestemmingsplan 'Maastricht Aachen Airport, Businesspark Aviation Valley' van kracht, op grond waarvan de bestemming 'Agrarisch agrarisch met waarden' geldt. Voorts is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4', 'Waarde - Archeologie 3' en de gebiedsaanduidingen 'luchtvaartverkeerzone - eurocontrol 200-1000m', 'luchtvaartverkeerzone - Eurocontrol 200-1000m nieuw', 'luchtvaartverkeerzone - ILS', ''luchtvaartverkeerzone - noodontvangers Beek', 'luchtvaartverkeerzone - noodzenders Beek Toren', 'luchtvaartverkeerzone - ontvangststation Beek', 'luchtvaartverkeerzone - VDF', 'luchtvaartverkeerzone - zendstation Beek' van toepassing.

3.1.3 Strijdigheid

Vooraleerst is de fysieke uitbreiding (circa 2.1 hectare) van de landschapsbegraafplaats op het voormalige grondgebied van de gemeente Beek strijdig met de bouw- en gebruiksregels van de ter plekke van toepassing zijnde bestemming 'Agrarisch met waarden'. Binnen deze bestemming zijn geen binnenplanse afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen om de fysieke uitbreiding van de landschapbegraafplaats alsnog mogelijk te maken.

Voorts is op de bestemmingsplankaart van het vigerende bestemmingsplan 'Langs de gewannen 20 te Ulestraten' de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - landschapsbegraafplaats' opgenomen. Deze functieaanduiding wordt ter plekke van de bestaande landschapsbegraafplaats in zuidelijke en oostelijke richting uitgebreid tot aan de plangrens (zie onderstaasnde afbeelding). Dit is de omissie die hersteld wordt binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Langs de Gewannen 20 te Ulestraten'. Alle andere bestemming binnen het plangebied van het bestemmingsplan Langs de Gewannen 20 blijven gelijk (zie figuur hieronder).

afbeelding "i_NL.IMRO.0938.BP05016-VG01_0008.jpg"

Uitsneden gewenste wijziging functieaanduiding 'landschapbegraafplaats' in Zuid-oostelijke richting

Gelet op de regels behorende bij de bestemmingsplannen 'Maastricht Aachen Airport, Businesspark Aviation Valley' en 'Langs de gewannen 20 te Ulestraten' is onderhavige planontwikkeling enkel mogelijk middels het doorlopen van een separate ruimtelijke procedure. Daartoe is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het Rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid. Het Rijksbeleid wordt besproken aan de hand van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Voor de beschrijving van het provinciaal beleid is gebruik gemaakt van de Provinciale Omgevingsvisie (POVI) en de Omgevingsverordening Limburg 2014 (OvL2014). Het gemeentelijke beleid is ontleend aan het bestemmingsplan en de 'Structuurvisie Buitengebied Meerssen' vastgesteld door de gemeenteraad op 31 mei 2012.

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Deze visie is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal, waarmee wordt bedoeld dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden.

In de NOVI wordt gebruik gemaakt van afwegingsprincipes bij het maken van keuzes:

  • 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen.

In de NOVI zijn de volgende belangrijkste keuzes opgenomen:

  • een klimaatbestendige inrichting van Nederland. Dat betekent dat Nederland zodanig wordt ingericht dat het land de klimaatverandering aan kan. Daarvoor is nodig dat functies meer in evenwicht met natuurlijke systemen (bodem en water) worden ingepast;
  • de verandering van de energievoorziening. Bij de inpassing van duurzame energie dient oog te zijn voor omgevingskwaliteit;
  • de overgang naar een circulaire economie, waarbij Nederland tegelijk goed kan blijven concurreren en een aantrekkelijk vestigingsklimaat kan bieden;
  • de ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland, waarmee wordt gestuurd op een goed bereikbaar netwerk van steden;
  • het bij elkaar plaatsen van zogenaamde logistieke functies (bijvoorbeeld distributiecentra, datacenters) om hiermee de openheid en de kwaliteit van het landschap te behouden;
  • het toekomstbestendig maken van het landelijk gebied in goed evenwicht met de natuur en landschap.

Daarbij wordt bijvoorbeeld gewerkt aan de overgang naar de kringlooplandbouw zodat gebruik van de grond meer wordt afgestemd op de natuurlijke water- en bodemsystemen.

Ter uitvoering van de in de NOVI gemaakte keuzes is een Uitvoeringsagenda opgesteld. Daarin staat hoe samen met mede overheden en de samenleving uitvoering zal moeten worden gegeven aan de NOVI. In de Uitvoeringsagenda staat een overzicht van instrumenten voor de verschillende beleidskeuzes uit de NOVI. De NOVI wordt uitgewerkt in algemene rijksregels, bestuurlijke afspraken, beleidsprogramma's, inzet van financiële middelen en kennisontwikkeling. Daarnaast wordt gebiedsgericht gewerkt met Omgevingsagenda's en NOVI-gebieden.

In de NOVI wordt ten aanzien van Zuid-Limburg aangegeven dat de regio sociaaleconomische en fysieke opgaven heeft die van betekenis zijn in een bijzondere grensoverschrijdende omgeving (met regio's rond het Duitse Aken, het Waalse Luik en het Vlaamse Hasselt). De opgaven die te maken hebben met bereikbaarheid (drielandentrein), circulaire economie (Chemelot) en bevolkingsdaling (voormalige mijnstreek) zijn stuk voor stuk fors en vragen alle drie internationale afstemming en overleg. Een rijksrol is daarbij noodzakelijk.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro voorziet in de juridische borging van het nationale ruimtelijke beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Navolgende onderwerpen met nationaal belang zijn opgenomen in het Barro en de eerste aanvulling (Stb. 2012, nr. 388):

  • project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • kustfundament en de daarbuiten gelegen primaire waterkeringen;
  • grote rivieren en rijksvaarwegen en de veiligheid daarom heen;
  • toekomstige rivierverruiming van de Maastakken;
  • Waddenzee en Waddengebied, en IJsselmeergebied;
  • verstedelijking in het IJsselmeer;
  • defensie;
  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
  • hoofdwegen en landelijke spoorwegen;
  • elektriciteitsvoorziening;
  • ecologische hoofdstructuur.
4.1.3 Regeling algemene regels ruimteljike ordening (Rarro)

Naast het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) in werking getreden. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen, gebieden, objecten en zones worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. In de Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven.

4.1.4 Conclusie Rijksbeleid

De beoogde planontwikkeling levert geen strijd op met de Nationale Omgevingsvisie, het Barro en de Rarro. Het Rijksbeleid is niet aan de orde, omdat sprake is van een kleinschalige ontwikkeling en er geen onderwerpen vanuit de NOVI en Barro op het plangebied van toepassing zijn. Ook gelden er vanuit de Rarro geen beperkingen ten aanzien van het planvoornemen.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POVI)

De nieuwe Omgevingswet treedt naar verwachting op 1 januari 2023 in werking. De provincie moet dan beschikken over een Provinciale Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. De provincie heeft in dat verband het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (OvL2014) vervangen door de Omgevingsvisie Limburg (hierna ook: de POVl). De POVI richt zich op de langere termijn (2030-2050) en beschrijft onderwerpen zoals wonen, bodem, infrastructuur, milieu, ruimtelijke economie, water, natuur, luchtkwaliteit, landschap en cultureel erfgoed. Maar ook de aspecten gezondheid en een gezonde leefomgeving worden in de Omgevingsvisie meegenomen.

Onderhavig plangebied is voor een klein deel (zuid-ostzijde) gelegen binnen de zonering 'groenblauwemantel' en voor het overige in het 'buitengebied'. De fysieke uitbreiding op voormalig grondgebied van de gemeente Beek is enkel gelegen in het 'buitengebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0938.BP05016-VG01_0009.jpg"

Kaart POVI met aanduiding plangebied

Groenblauwe mantel
De 'groenblauwe mantel' betreft de gebieden die als een soort mantel tussen en om het Natuurnetwerk Limburg zijn gelegen. Het zijn gebieden waar de provincie goede combinatiemogelijkheden ziet voor duurzame vormen van (kringloop) land- en tuinbouw en andere economische functies, vooral door hergebruik van reeds aanwezige monumentale en beeldbepalende gebouwen. De focus ligt hier op het versterken van het klimaat-adaptieve karakter met meer ruimte voor de beken en Maas, de biodiversiteit en kernkwaliteiten van het landschap.

Buitengebied
De als 'buitengebied' aangewezen gebieden bieden voor volgens POVI kansen voor een breed scala aan vormen van landbouw maar ook voor andere functies. Het provinciale beleid is er op gericht om de stad-land relaties te versterken en de landschappelijke kernkwaliteiten te behouden, te beheren, te ontwikkelen en te beleven. Vanuit de principes 'Meer stad, meer land' en 'Zorgvuldig omgaan met onze ruimte en voorraden' streeft de provincie naar functiecombinaties en het optimaal benutten van bestaande functies.

4.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014

Naast de indeling in zoneringen is tevens sprake van diverse provinciale beschermingsgebieden, waartoe op grond van de Omgevingsverordening Limburg 2014 specifieke regelgeving geldt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0938.BP05016-VG01_0010.jpg"

Uitsnede kaart 'milieubeschermings-gebieden' Omgevingsverordening Limburg 2014 met ligging plangebied

Beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg
Onderhavig plangebied is volgens bovenstaande kaart gelegen in een beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg.

In Nederland zijn in totaal 20 zogenaamde nationale landschappen aangewezen. Dit zijn landschappen met elk een unieke combinatie van cultuurhistorische en natuurlijke elementen. De Nationale Landschappen kenmerken zich door de specifieke samenhang tussen de verschillende onderdelen van het landschap, zoals natuur, reliëf, grondgebruik en bebouwing.

De kernkwaliteiten zijn voor het Nationaal Landschap Zuid-Limburg betreffen: 'schaalcontrast van zeer open naar besloten', 'het groene karakter', 'reliëf en ondergrond' en 'rijk en gevarieerd cultuurhistorisch erfgoed'. Bij (ruimtelijke) ontwikkelingen binnen een nationaal landschap dienen de geformuleerde kernkwaliteiten in acht te worden genomen.

Op grond van de omgevingsverordening geldt primair een verbod op het verrichten van handelen in beekdalen, bronnen of bronzones, graften en holle wegen. Hiervan is ter plekke van onderhavig plangebied geen sprake. In paragraaf 6.5.1 wordt nader ingegaan op het Nationaal Landschap Zuid-Limburg.

4.2.3 Omgevingsverordening Limburg 2021 (OvL 2021)

Met de komst van de Omgevingswet is een nieuwe (provinciale) omgevingsverordening nodig die past binnen de kaders en het instrumentarium van de Omgevingswet. Daartoe hebben Provinciale Staten van Limburg in december 2021 de Omgevingsverordening Limburg 2021 (OvL2021) vastgesteld. In hoofdzaak is de nieuwe OvL2021 een beleidsneutrale omzetting van de OvL2014. Weliswaar is sprake van een aantal gewijzigde onderwerpen. Dit betreft instructieregels aan gemeenten op het gebied van wonen, zonne-energie, na-ijlende effecten van de steenkoolwinning en huisvestingsnormen voor internationale werknemers.

De inwerkingtreding van de OvL2021 zal gelijktijdig met inwerkingtreding van de Omgevingswet gaan plaatsvinden. Nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen worden door de provincie in de geest van de nieuwe OvL2021 beoordeeld.

4.2.4 Ladder voor duurzame verstedelijking

De zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' is opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid, Besluit ruimtelijke ordening en stelt dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Conform artikel 2.2.1 van de Omgevingsverordening Limburg 2014 (OvL2014) is de definitie van een stedelijke ontwikkeling een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties (indien twaalf of meer woningen worden gerealiseerd) of andere stedelijke voorzieningen'. Van een dergelijke stedelijke ontwikkeling is bij voorliggende planontwikkeling geen sprake, waardoor de verdere toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking niet aan de orde is.

De ladder voor duurzame verstedelijking is door de provincie verankerd in de Omgevingsverordening Limburg 2014 (OvL2014) in artikel 2.2.2, lid 1. Aanvullend op deze ladder heeft de provincie bepaald dat tevens de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen worden onderzocht.

4.2.5 Limburgs Kwaliteitsmenu

Voor (ruimtelijke) ontwikkelingen buiten de zogenaamde 'rode contouren' is het Limburgs Kwaliteitsmenu van kracht. In dit Kwaliteitsmenu geeft de provincie de Limburgse gemeenten een handreiking op welke wijze deze om moeten gaan met ontwikkelingen in het buitengebied. Gemeenten dienen in een structuurvisie dit provinciale beleidskader te verwerken en aan te geven op welke wijze zij toepassing geven aan het Limburgs Kwaliteitsmenu.

De gemeente Meerssen heeft het Limburgs Kwaliteitsmenu verankerd in een gemeentelijke structuurvisie 'Structuurvisie Buitengebied gemeente Meerssen' waarop nader wordt ingegaan in paragraaf 4.3.1

In z'n algemeenheid betreft het Limburgs Kwaliteitsmenu een beleidsregel die onder voorwaarden ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Limburg toestaat. Daarbij dient sprake te zijn van 'kwaliteitswinst'. Deze kwaliteitswinst kan op diverse wijze tot stand komen, zoals bijvoorbeeld het realiseren van een landschappelijke inpassing, het slopen van bedrijfsbebouwing of glasopstanden, het realiseren van natuur of het leveren van een financiële bijdrage in een (gemeentelijk) 'groenfonds'. De provincie geeft in het Limburgs Kwaliteitsmenu richtlijnen en drempelwaarde voor het bepalen van de hoogte van de tegenprestatie bij verschillende soorten ruimtelijke ontwikkelingen.

4.2.6 Conclusie provinciaal beleid

Gelet op vorenstaande uiteenzetting van het vigerende provinciale beleid, bestaan er geen onoverkomelijke belemmeringen met betrekking tot voorliggende planontwikkeling.

De ter plekke van onderhavig plangebied van toepassing zijnde provinciale zonering(en) 'buitengebied' en 'groenblauwemantel' impliceren geen belemmeringen vanuit beleidsoogpunt. Voorts is geen sprake van strijdigheid met de uitgangspunten van het beschermingsgebied 'Nationaal Landschap Zuid-Limburg' en eventuele andere beschermingsgebieden. Verder behoeft onderhavige planontwikkeling niet aan de ladder van duurzame verstedelijking te worden getoetst.

Voor wat betreft de van toepassing zijnde provincie beleidsregel 'Limburgs Kwaliteitsmenu' heeft de gemeente Meerssen deze vertaald in de haar gemeentelijke structuurvisie. Daarop wordt in paragraaf 4.3.1 van voorliggende toelichting nader ingegaan.

4.3 Gemeentelijk beleid

Het gemeentelijk beleid is vervat in de gemeentelijk structuurvisie, Wet op de lijkbezorging en het bestemmingsplan.

4.3.1 Structuurvisie Buitengebied gemeente Meerssen

De 'Structuurvisie Buitengebied gemeente Meerssen' is vastgesteld op 31 mei 2012. Ter plekke van het plangebied is ingevolge de Structuurvisie de Gebiedstypologie 'Plateau van Ulestraten' van toepassing. De landschappelijke kwaliteiten van dit gebied zijn gelegen in de afwisseling van het bodemgebruik en in het feit dat de bebouwing weinig verspreid is gelegen. De hoofdfuncties binnen dit gebied zijn landbouw, fruitteelt, natuur en bebouwing. De te nemen maatregelen voor dit gebied zijn het herstel van graften, erosiebeperking, plaatselijke natuurontwikkeling, waar mogelijk rond kernen herstel hoogstamboomgaarden en het in stand houden van kleine landschapselementen.

Onder andere op basis hiervan is door bureau Pouderoyen een landschapsplan uitgewerkt (zie Bijlage 5). Deze stukken zijn voorgelegd aan de Stichting Kwaliteitscommissie Limburg. Deze commissie heeft het planvoornemen in 2017 reeds getoetst en positief geadviseerd (zie Bijlage 7). Verder heeft de raad van de gemeente Meerssen op 25 oktober 2017 een motie aangenomen ten behoeve van het bespoedigen van de planologische procedure voor het realiseren van deze landschapsbegraafplaats (zie motie d.d. 25 oktober 2017 bij Bijlage 6).

4.3.2 Conclusie gemeentelijk beleid

Gelet op het vorenstaande uiteenzetting van het gemeentelijke beleid wordt geconcludeerd dat onderhavige planontwikkeling niet strijdig is met dit beleid.

Hoofdstuk 5 Milieutechnische aspecten

Bij de realisering van een planontwikkeling moet in de eerste plaats rekening worden gehouden met aspecten uit de omgeving die een negatieve invloed kunnen hebben op het plangebied. Dit geldt omgekeerd ook voor de uitwerking die het project heeft op zijn omgeving. Voor de locatie zijn in dit hoofdstuk de milieuaspecten bodem, geluid, milieuzonering, luchtkwaliteit en externe veiligheid onderzocht.

5.1 Bodem

Indien sprake is van een planologische functiewijziging, dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plekke geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Hiertoe is bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 8, Bijlage 9 en Bijlage 10 en 10a). Uit deze rapporten blijkt dat de bodem ter plekke van het plangebied na het opruimen van enkele verontreinigingen en het saneren van asbest (gebouwen en erfverharding) geschikt is voor het voorgenomen gebruik. De aangetoonde verontreinigingen bevinden zich binenn het grondgebied van het vigerende bestemmingsplan 'Langs de gewannen 20 te Ulestraten'. De aangetroffen verontreinigingen zijn inmiddels allen gesaneerd.

Ten behoeve van begraven in het landschap kan worden gesteld dat de bezoekers van de begraafplaats slechts een korte tijd op de begraafplaats aanwezig zijn. Hetzelfde geldt voor initiatiefnemer. Een graf graven voor een kist of urn en het na begraving afwerken van het graf is kortdurend werk. Gezien deze verblijfsduur kan worden gesteld dat er geen sprake is van een intensiever gebruik van de gronden dan in de bestaande situatie het geval is.

Gelet op vorenstaande vormt het aspect bodem geen belemmeringen voor de beoogde planontwikkeling.

5.2 Geluid

Met betrekking tot het aspect geluid kan sprake zijn van geluidbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai, industrielawaai en spoorweglawaai.

In onderhavige situatie is geen sprake van de realisatie van een nieuw geluidgevoelig object op basis van de Wet geluidhinder. Derhalve zijn de aspecten wegverkeerslawaai, industrielawaai en spoorweglawaai niet aan de orde.

Gelet op vorenstaande vormt het aspect geluid geen belemmeringen voor de beoogde planontwikkeling.

5.3 Milieuzonering

Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat (andersom) nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. Het waar mogelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
  • het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

De gemeente beslist zelf of zij op een bepaalde locatie bedrijven of woningen mogelijk wil maken. Dit besluit dient echter wel zorgvuldig te worden afgewogen en te worden verantwoord.

Ten aanzien van de milieubelasting van de natuur/landschapsbegraafplaats op de in de omgeving gelegen woningen (in casu de woning Langs de Gewannen 20), kan worden gesteld dat een natuurbegraafplaats valt onder categorie 1 (SBI- 2008 code 96031 'Begraafplaatsen'). De grootste hierbij behorende milieuafstand bedraagt 10 meter (voor geluid).

Ten aanzien van milieuzonering kan worden gesteld dat binnen een straal van 12 meter (gemeten vanaf de grens van de aanduiding 'landschapsbegraafplaats' geen gebouwen zijn gelegen. Op ca. 12 m afstand is de woning Langs de Gewannen 20 aanwezig.

Gezien de milieu-uitstraling van het planvoornemen kan derhalve worden gesteld dat het planvoornemen er niet toe leidt dat er bij gevoelige objecten een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat wordt gecreëerd. Daar komt bij dat parkeren, het gedenkhuis en verkeersbewegingen plaatsvinden op een afstand van meer dan 100 meter van de aanwezige woning Langs de Gewannen 20 en de verkeersafwikkeling plaats vindt via de Waselderweg.

Daarnaast kan op basis van deze gegevens worden gesteld dat, gezien het feit dat het planvoornemen niet voorziet in de bouw van gevoelige objecten, ruimten of functies, in de omgeving gelegen bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd door onderhavig planvoornemen.

Geur 
De handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' geeft voor geur een richtafstand van 0 meter voor natuurbegraafplaatsen

Stof 
De handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' geeft voor stof een richtafstand van 0 meter voor natuurbegraafplaatsen.

Gevaar 
De handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' geeft voor gevaar een richtafstand van 0 meter voor natuurbegraafplaatsen.

Gelet op vorenstaande vormt het aspect milieuzonering geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling. Onderhavig planvoornemen vormt verder ook geen belemmering voor mogelijke ontwikkelingen van de in de omgeving gelegen bedrijven.

5.4 Luchtkwaliteit

Algemeen
Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen inzake de luchtkwaliteit opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna ook: Wm). Omdat de luchtkwaliteitseisen op zijn genomen in titel 5.2 van de Wm, staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'.

Het doel van titel 5.2 Wm is om de mensen te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op hun gezondheid. In de wet- en regelgeving zijn de richtlijnen uit de Europese regelgeving opgenomen, waaraan voorgenomen ontwikkelingen dienen te voldoen.

Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid van een bestuursorgaan ex. artikel 5.16 Wm:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • een project leidt al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) of een regionaal programma van maatregelen.


Het besluit NIBM
Deze Algemene maatregel van Bestuur (AmvB) legt vast wanneer een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de toename van concentraties van bepaalde stoffen in de lucht. Een project is NIBM wanneer het aannemelijk is dat het een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2.

Het NSL is vanaf augustus 2009 van kracht, zodat de 3% grens aangehouden dient te worden.

In de regeling NIBM is (onder andere) aangegeven dat een plan tot 1.500 woningen niet in betekenende mate bijdraagt aan de toename van de concentratie fijn stof en stikstofdioxide in de lucht.

Ten aanzien van de realisatie van een natuur/landschapsbegraafplaats in een bestaand agrarisch gebied en in de nabijheid van het vliegveld Maastricht Aachen Airport kan worden gesteld dat deze voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling niet in betekenende mate zal bijdragen aan de luchtverontreiniging, zodat niet aan de grenswaarden uit de Wet Luchtkwaliteit getoetst hoeft te worden.

NIBM-tool InfoMil
Ook zal het plan niet leiden tot een dusdanig aantal toenemende verkeersbewegingen dat de grenswaarde van de luchtkwaliteit daarmee wordt overschreden. InfoMil heeft een NIBM-tool ontwikkeld waarmee een 'worst-case' berekening kan worden verricht voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van een plan op de luchtkwaliteit. Dit rekenmodel toont aan dat tot 2.138 extra voertuigen (weekdaggemiddelde) niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Hierbij wordt uitgegaan van 0% vrachtverkeer.

Besluit gevoelige bestemmingen
Dit besluit is gericht op de beperking van de vestiging in de nabijheid van provinciale en rijkswegen van gevoelige bestemmingen, zoals gebouwen voor kinderopvang, scholen, verzorgings- of verpleegtehuizen. Dit besluit is niet van toepassing op onderhavig planvoornemen.

Gelet op vorenstaande vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen voor onderhavige planontwikkeling.

5.5 Ammoniak

5.5.1 Wet Natuurbescherming - Natura 2000 gebieden

De Wet natuurbescherming vervangt vanaf 1 januari 2017 drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora en Fauna-wet. In de Wet natuurbescherming blijft de bescherming van Natura 2000-gebeiden vrijwel hetzelfde. De bescherming van 'Beschermde Natuurmonumenten' komt te vervallen. Wel kunnen provincies ervoor kiezen om deze gebieden alsnog te beschermen via provinciaal beleid.

De Wet bepaalt dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of die een significant verstorend effect kunnen hebben op soorten waarvoor het gebied is aangewezen, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning.

De nieuwe functie, natuurbegraafplaats, op het voormalige grondgebied van de gemeente Beek zal geen extra ammoniakemissie met zich meebrengen. Binnen dit uibreidingsgebied van de begraafplaats vindt geen autoverkeer plaats. Verkeersbewegingen en parkeren vindt plaats binnen het plangebied van het vigerende bestemmingsplan 'Langs de Gewannen 20'. Binnen dat plangebied vinden geen wijzigingen plaats die een extra stikstofemissie met zich meebrengen. Daarbij speelt tevens dat de realisatiefase van een initatief niet getoetst hoeft te worden. Derhalve is een nadere toetsing niet aan de orde.

Geconcludeerd wordt dat, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, de aangevraagde activiteiten geen (significante) negatieve effecten zullen veroorzaken op de Natura 2000-gebieden.

5.6 Externe veiligheid

In onderhavig geval is sprake van het realiseren van een zogenaamd kwetsbaar object (gedenkhuis). Het beleid is derhalve van toepassing en er is een afweging gemaakt of de planontwikkeling ertoe leidt dat er een onaanvaardbaar risico ontstaat in het kader van de externe veiligheid.

Beleid
Het beleid in het kader van de externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving voor wat betreft handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen, als op het vervoer van deze stoffen.

Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, vloeit de verplichting voort om in het kader van ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied als gevolg van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze risico's worden beoordeeld op twee soorten risico: het groepsrisico en het plaatsgebonden risico.

Groepsrisico
Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen tegelijkertijd komt te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek. In het Bevi is een verantwoordingsplicht binnen het invloedsgebied opgelegd, i.c. het gebied binnen de zogenaamde 1%-letaliteitsgrens, zijnde de afstand vanaf een risicobedrijf waarop nog slechts 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving overlijdt bij een ongeval op het risicobedrijf.

Voor elke verandering van het groepsrisico, dit kan een af- of toename zijn, in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd. Deze verantwoording ziet toe op de wijze waarop de toelaatbaarheid van de verandering van het groepsrisico in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van het groepsrisico, worden ook andere aspecten meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Hieronder vallen onder meer de zelfredzaamheid en de bestrijdbaarheid van een calamiteit.

Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans dat een onbeschermd individu in een jaar komt te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron. Voorbeelden van risicobronnen zijn bedrijven, wegen en spoorlijnen. De 10-6-contour is de maatgevende grenswaarde. Dit houdt in dat er een kans van 1 op 1 miljoen is op overlijden.

(Beperkt) kwetsbare objecten
Er moet getoetst worden aan de richtlijnen voor vervoer van gevaarlijke stoffen, waarbij de realisatie van (beperkt) kwetsbare objecten wordt toegestaan. Voorbeelden van dergelijke objecten zijn woningen, ziekenhuizen, scholen, hotels en restaurants.

Situatie plangebied
Ten behoeve van de beoordeling van de voor onderhavig kwetsbare object mogelijk externe veiligheidsrisico's, is de Risicokaart Limburg geraadpleegd. Op de risicokaart is informatie opgenomen over transportroutes, buisleidingen en risicovolle inrichtingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0938.BP05016-VG01_0011.jpg"

Uitsnede Risicokaart Limburg met aanduiding plangebied

In de omgeving van het plangebied zijn geen inrichtingen gelegen op korte afstand (binnen 1 km) van het voorziene gedenkhuis. De grens van de milieukundige inrichting van het vliegveld is gelegen op een afstand van ca. 300 m. De start- en landingsbaan bevindt zich op een afstand van circa 900 meter afstand. Echter, dit betreft geen BEVI-inrichting. Tevens is er geen sprake van een PR 10-6-risicocontour. Het plaatsgebonden risico vormt derhalve geen belemmering voor de planontwikkeling.

Transportroutes gevaarlijke stoffen
Op grond van de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen, paragraaf 5.2.3 hoeven er (in principe) geen beperkingen aan het ruimtegebruik te worden gesteld in het gebied dat op meer dan 200 meter van een route of tracé ligt.

De in de omgeving van het bouwplan gelegen A2 bevindt zich op een afstand van ca. 1,2 kilometer, dus op een ruimschoots grotere afstand dan de gestelde 200 meter.

Het vorenstaande betekent dat met de A2 geen rekening hoeft te worden gehouden bij de toetsing en beoordeling van het groepsrisico. Kortom, de A2 vormt voor wat betreft het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de ingebruikname van de bebouwing bij de landschapsbegraafplaats.

Transportleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Deze AMvB regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen, zoals aardgas.

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan, op grond waarvan de bouw van een beperkt kwetsbaar object bij een buisleiding wordt toegelaten:

wordt een waarde in acht genomen van 10-6 per jaar met betrekking tot het plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten ofwel binnen de PR-contour is de bouw van een beperkt kwetsbaar object niet toegestaan;

wordt tevens het groepsrisico in het invloedgebied van de buisleiding verantwoord (invloedsgebied: het gebied waarin personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico van de buisleiding tot de grens waarbinnen de letaliteit van die personen 1% is).

Situatie plangebied inzake transportleidingen
In de omgeving van het te realiseren gedenkhuis bevindt zich op ca. 500 meter afstand een aardgasleiding. De PR 10-6-risicocontour ligt ter plekke van de leidingsecties op de leiding/bedraagt 0 meter. Het plaatsgebonden risico vormt derhalve geen belemmering voor het bouwplan. Met de ligging op ca. 500m geldt ten aanzien van het groepsrisico dat het gedenkhuis ook is gelegen buiten de 1% letaliteitsgrens en de 100% letaliteitsgrens. Dit betekent dat vanwege deze afstand tot deze leiding er geen uitvoering behoeft te worden gegeven aan de verantwoording van het groepsrisico.

Conclusie externe veiligheid

Als gevolg van onderhavige planontwikkeling ontstaan er geen (extra) risico's in het kader van externe veiligheid. Daarbij kan worden gesteld dat de zelfredzaamheid in casu goed te noemen is. Ook is de bereikbaarheid van de locatie bij een eventuele calamiteit goed. Hierdoor is de planontwikkeling in het kader van de externe veiligheid verantwoord te noemen.

Gelet op vorenstaande vormt het aspect externe veiligheid geen belemmeringen voor onderhavige planontwikkeling.

Hoofdstuk 6 Overige ruimtelijke aspecten

Naast de diverse milieutechnische aspecten, zoals uiteengezet in Hoofdstuk 5, dient tevens te worden gekeken naar de overige ruimtelijke aspecten. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de aspecten archeologie, kabels en leidingen, verkeer en parkeren, waterhuishouding, natuur- en landschap, flora en fauna en duurzaamheid.

6.1 Archeologie

6.1.1 Archeologische monumentenzorg (Monumentenwet 1988)

Archeologische waarden zijn bij wet beschermd (Monumentenwet 1988, hoofdstuk vijf 'Archeologische monumentenzorg').

Het is wettelijk bepaald dat gemeenten in nieuwe bestemmingsplannen rekening moeten houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten, archeologische waarden.

Het plan heeft betrekking op het realiseren van een gebouw, het slopen van bestaande bebouwing, het uitvoeren van (landschappelijke) maatregelen en het begraven van mensen.

Op de planlocatie rust conform het bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie'. Deze bestemming is bestemd voor het behouden en beschermen van de verwachte archeologische waarden in de bodem. Door deze bestemming zijn verschillende regels verbonden aan het bouwen op gronden met deze bestemming.

Ter plekke van het plangebied geldt op basis van de beleidskaart een hoge en lage trefkans.

Voor het planvoornemen is van toepassing dat, voor het bouwen en voor andere bodemverstorende ingrepen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, de aanvrager van een omgevingsvergunning, een rapport moet overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

De locatie heeft op de archeologische kaart van de gemeente grotendeels een 'hoge trefkans'. De hoogste beleidscategorie is bepalend. Volgens het gemeentelijk beleid is het in een gebied van die categorie bij een project van deze omvang (ca. 7 ha) noodzakelijk vast te stellen wat de archeologische waarde van het terrein is. De beleidsnorm voor 'hoge trefkans' is: plangebied groter dan 500 m², indien de omvang van de verstoring bekend is, plangebied groter dan 1000 m², indien de omvang van de verstoring onbekend is.

Bij brief van 7 november 2017 heeft bureau Archeocoach namens de gemeente (zie Bijlage 11) een advies uitgebracht inzake het te verrichten archeologisch onderzoek in het plangebied. Op grond daarvan is door bureau ArcheoPro een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd ter plekke van de gehele plangebied. Het volledige rapport (d.d. 05 februari 2019) van dit onderzoek is als Bijlage 12 opgenomen bij deze toelichting. De conclusies van dit onderzoek zijn als volgt: 'Op basis van deze bevindingen wordt geadviseerd om voorafgaand aan grootschalige toekomstige graafwerkzaamheden binnen het plangebied archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren. Binnen het plangebied zijn deelgebieden gelegen waar geen archeologische vervolgonderzoek noodzakelijk wordt geacht. Binnen de contouren van deze twee deelgebieden zijn zonder restricties graafwerkzaamheden mogelijk. De locatie van het gedenkhuis en de parkeerplaats valt binnen een van de deelgebieden.

Het archeologisch rapport van bureau Archeopro is door de gemeente ter toetsing voorgelegd aan bureau Archeocoach. Deze komt op grond van dat rapport ook tot de conclusie dat binnen het plangebied twee gebieden vrij kunnen worden gegeven (zie kaartje figuur 30; pag 57 uit Archeologisch onderzoek van Archeopro).

Voor het overige blijft de archeologische waarde-aanduidingen in het plangebied behouden (categorie 3; zeer hoge trefkans). Wel dient te worden opgenomen, dat geen graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm zijn toegestaan. Uitzondering daarop vormt het graven en grafkuilen (circa 1 x 2 meter), mits er niet meer dan 1 grafkuil per 25 m2 komt. Door de gespreide ligging van de grafkuilen is de kans op schade aan het bodemarchief bij deze vrij kleine gaten gering. Toevalsvondsten bij het graven dienen wel te worden gemeld.

Bij grotere kuilen wordt de kans op vondsten groter, doch het wordt redelijk geacht om ook familiegraven binnen een 25 m2 zone mogelijk te maken. Het delven van twee graven per 25 m2 dient dan wel beperkt te worden tot 10% van het aantal begravingen op jaarbasis. Wanneer er nog meer leden van één familie in een familiegraf worden bijgezet, dan dient de buffer vergroot te worden om de trefkans te verminderen.

De uitkomsten van dit namens de gemeente uitgebrachte advies van bureau Archeocoach zijn verwerkt in de regels bij onderhavig bestemmingsplan (artikel 7.4; Waarde-archeologie; het uitvoeren van werken).

6.1.2 Cultuurhistorie

Per 1 januari 2012 is de Modernisering Monumentenzorg in werking getreden. Als gevolg van de MoMo is het Bro (artikel 3.6.1, lid 2) gewijzigd. In een bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Ook de facetten historische bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.

De locatie/het plangebied met de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing is niet aangemerkt als een monument of andere bijzondere eenheid vanuit het aspect cultuurhistorie. Ook in bestemmingsplan- technisch opzicht is er geen aanduiding of dubbelbestemming opgenomen.

In de totaalopzet van de planontwikkeling is voldoende rekening gehouden met de inpasbaarheid en vormgeving van de plannen (met name ten aanzien van landschap). Dit is ook door de Kwaliteitscommissie bevestigd in haar advies van 16 november 2017 (zie Bijlage 7).

Met inachtneming van het vorenstaande vormt het aspect archeologie en cultuurhistorie geen belemmering voor onderhavige planontwikkeling.

6.2 Kabels en leidingen

Door het plangebied lopen geen boven- en/of ondergrondse leidingen. Er is op dat gebied derhalve geen sprake van bijbehorende (planologische) beschermingszones en/of belangen van derden op dit punt.

De aanwezigheid van kabels en leidingen met betrekking tot de nutsvoorzieningen in de omgeving is evident. Bij het nader uitwerken van de aansluitingen, dient met de verschillende netwerkbeheerders contact te worden opgenomen.

6.3 Verkeer en parkeren

Met betrekking tot onderhavige planontwikkeling dienen de (eventuele) gevolgen voor de verkeersstructuur alsmede het parkeren inzichtelijk te worden gemaakt.

6.3.1 Verkeersstructuur

Op het moment dat de landschapsbegraafplaats in gebruik wordt genomen komen de bezoekers naar de begraafplaats via de bestaande in het gebied aanwezige wegen. De toegangsweg tot het plangebied betreft de Waselderweg. Bezoekers zullen komen uit de richting Ulestraten en uit de noordelijke richting Geverik, Oensel, Kelmond. Vanaf de straat Langs de Gewannen is het plangebied via de Waselderweg goed bereikbaar. Deze wijze van ontsluiting vindt vooralsnog plaats. Binnen het plangebied zijn geen wegen waar bezoekers met de auto's over rijden.

Gezien het feit dat de Waselderweg een lage gebruiksintensiteit heeft, is een lichte toename van autoverkeer aanvaardbaar. De bestaande verkeersstructuur vormt derhalve geen probleem voor het planvoornemen.

Op dit moment wordt er onderzoek gedaan naar een nieuwe verkeersontsluiting (Oostwesttangent). Dit is een nieuwe verbindingsweg ten noorden van de kern Ulestraten om sluipverkeer door de kern te weren. De exacte locatie en inrichting van deze weg verkeert echter nog in de onderzoeksfase. Bij de inrichting van die nieuwe weg wordt ook rekening gehouden met onderhavig planvoornemen en een mogelijke directe/indirecte aansluiting van het plangebied op die nieuwe rondweg.

6.3.2 Parkeren

Parkeren is voor onderhavig planvoornemen een aandachtspunt. Parkeren zal geschieden op de centrale parkeerplaats met een capaciteit van ca. 40 parkeerplaatsen. Deze grote centrale parkeerplaats dient ook voor momenten dat er grotere groepen mensen in het gedenkhuis aanwezig zijn.

Bij urnbegravingen (waarvoor de natuur/landschapsbegraafplaats ook zal worden gebruikt) is het aantal gasten/bezoekers laag (2-3 voertuigen). Dit vanwege het feit dat de dienst al 6 weken eerder is gehouden in het crematorium. De bijzetting op de natuur/landschapsbegraafplaats wordt bijna altijd in zeer beperkte kring gehouden.

Ten aanzien van kengetallen van de CROW kan worden gesteld dat deze niet beschikbaar zijn voor landschaps- en/of natuurbegraafplaatsen. Uit ervaringsgegevens van andere vergelijkbare begraafplaatsen blijkt, dat het aantal bezoekers van een plechtigheid gemiddeld lager is dan bij een reguliere dienst.

Op basis van de 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (CROW; uitgave oktober 2012), geldt voor een (reguliere) begraafplaats in het buitengebied een norm van 37 parkeerplaatsen per plechtigheid. Het aantal van 40 parkeerplaatsen is derhalve voldoende om in de parkeerbehoefte te voorzien.
De uitbreiding van de begraafplaats (het gebied waar begravingen plaats kunnen vinden) op voormalig grondgebied van de gemeente Beek, heeft geen gevolgen voor de parkjeerbehoefte daar die parkeerbehoefte is afgestemd en gebaseerd op een begrafenisdienst (op een plechtigheid) en niet op het gebied waar begravingen plaatsvinden.

6.4 Waterhuishouding

6.4.1 Provinciaal beleid

De provincie Limburg kent ook als uitgangspunt dat verdroging zo veel mogelijk moet worden tegengegaan en dat de waterkwaliteit, met het oog op een duurzaam gebruik in de toekomst, erg belangrijk is. Verder sluit de provincie aan bij het beleid van de Vierde Nota Waterhuishouding om infiltratie van water in de bodem te bevorderen en water meer terug te brengen in stedelijk gebied.

Binnen de waterbeheersplannen van Limburg is integraal waterbeheer een belangrijk begrip. Ook hier speelt verdroging en waterkwaliteit een belangrijke rol in het beleidsproces. Ter invulling van (specifiek) ecologische functies stelt het Waterschap onder andere dat, ter voorkoming van verdroging, grondwaterstanden (daar waar dat mogelijk is) verhoogd moeten worden door peilbeheer. Ook dient het rioleringsbeheer door gemeenten op en aan de aan watergangen en -plassen toegekende functies, afgestemd te worden. Naast die ecologische functie dienen er ook mensgerichte hoofdfuncties ten behoeve van industrie of drinkwater ingepast te worden. Tevens dient er plaats te zijn voor mensgerichte nevenfuncties.

6.4.2 Watertoets

Vanaf 1 november 2003 zijn de overheden wettelijk verplicht om alle ruimtelijke plannen, die van invloed zijn op de waterhuishouding, voor advies voor te leggen aan de waterbeheerders. In dat kader hebben de Limburgse waterbeheerders afgesproken om alle aanvragen in het hun betreffende gebied af te handelen via één loket: het zogenaamde watertoetsloket. Het loket is ondergebracht bij het Waterschap Limburg.

Niet alle ruimtelijke plannen behoeven de watertoets te doorlopen. Daartoe heeft het waterschap een stroomschema, met daarbij behorende notitie ondergrens, opgesteld waaruit het toepassingsbereik van de watertoets blijkt. Aan de hand van de 'digitale watertoets' kunnen (ruimtelijke) plannen vervolgens voor advies worden voorgelegd aan het betreffende waterschap.

Onderhavige planontwikkeling is gelegen binnen het werkgebied van het Waterschap Limburg.

Het nieuwe gedenkhuis krijgt een oppervlakte van ca. 225 m². Daarnaast wordt daar omheen nog ca. 500 m² aan verharding gerealiseerd.

6.4.3 Afvalwater en hemelwater

Op welke wijze wordt omgegaan met het afval- en hemelwater binnen het onderhavige plangebied wordt hierna uiteengezet.

Afvalwater
Het afvalwater afkomstig van onderhavige bedrijfslocatie zal worden geloosd op de gemeentelijke riolering van de gemeente Meerssen, conform de huidige situatie. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt is het afvoeren van afvalwater via de gemeentelijke riolering vereist en daarmee tevens de beste optie. Dit afvalwater zal alleen sanitair afvalwater betreffen dat afkomstig is van het nieuw te bouwen bedrijfsgebouw (gedenkhuis).

Hemelwater van onverhard en semi-verhard terrein
Het hemelwater dat valt op de onverharde en semi-verharde terreindelen binnen het plangebied zal, zo nodig na beperkte oppervlakkige afstroming, rechtstreeks infiltreren in de bodem.

Hemelwater verhardingen
Het hemelwater dat valt op de nieuwe verharding wordt afgevoerd naar de ten westen gelegen infiltratievijver. Deze heeft een inhoud van ca. 2000 m3.

In de infiltratievijver moet een bui van T=100 (80 mm) binnen 24 uur gebufferd kunnen worden. Hieruit volgt dat bij een verhard oppervlak van ca. 225 m2 (gedenkhuis) + 500 m2 (verharding) de buffercapaciteit van de infiltratiepoel circa ((725 x 80): 1000= 58 m3 moet bedragen.

Bij de bouw van het nieuwe bedrijfsgebouw worden geen materialen toegepast die kunnen uitlogen. Mocht de vijver bij zeer extreme omstandigheden overlopen, dan stroomt dit water af naar het rondom liggende land dat in gebruik/eigendom is bij initiatiefnemer. Er is daarmee geen sprake van wateroverlast voor derden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0938.BP05016-VG01_0012.jpg"

Ligging infiltratie voorzieningen (vijver) nabij nieuw te realiseren gedenkhuis

6.4.4 Conclusie

Op basis van vorenstaande wordt geconcludeerd dat het aspect waterhuishouding geen belemmeringen oplevert voor onderhavige planontwikkeling.

6.5 Natuur en landschap

Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) in werking getreden. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet.

6.5.1 Kernkwaliteiten

In het POL2014 is de provincie opgedeeld in zoneringen. Het projectgebied is gelegen binnen de zone 'Buitengebied' (zie tevens sub paragraaf 3.2.1). Zoals reeds gesteld in sub paragraaf 3.2.1 is het planvoornemen aanvaardbaar en passend binnen het provinciale beleid ten aanzien van deze zone. Het planvoornemen past in het landschap. Het betreft tevens een duurzame ontwikkeling van het bedrijf van initiatiefnemer.

Naast de indeling in zoneringen is tevens sprake van een provinciale beschermingsgebieden, waartoe op grond van de Omgevingsverordening Limburg 2014 specifieke regelgeving geldt (zie ook sub paragraaf 4.2.2). De locatie is gelegen in het 'Beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg' en langs de weg Langs de Gewannen voor een klein deel in een beekdal.

Zoals uit de conclusie van sub paragraaf 4.2.2 blijkt, wordt het planvoornemen niet belemmerd door de aanwezigheid van milieubeschermingsgebieden nabij of op de locatie.

Gesteld kan worden dat het aspect natuur en landschap geen belemmering oplevert voor onderhavig planvoornemen.

6.5.2 Wet natuurbescherming - Natura2000

Natura2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. In Natura2000 gebieden worden bepaalde diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving beschermd door de biodiversiteit te behouden. Natura2000 gebieden worden beschermd door de 'Wet natuurbescherming'.

Zoals aangegeven in paragraaf 5.5.1 vervangt de Wet natuurbescherming vanaf 1 januari 2017 drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora en Fauna-wet.

Het planvoornemen in relatie tot de Natura-2000 gebieden is behandeld in paragraaf 5.5.1 van deze toelichting. Het planvoornemen heeft geen negatieve effecten op de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden en de instandhoudingsdoelstellingen van de habitattypen en -soorten waarvoor de gebieden zijn aangewezen. Het uitvoeren van een passende beoordeling is niet noodzakelijk.

6.5.3 Wet natuurbescherming - flora & fauna

Algemeen
Zowel in de Flora- en Faunawet als in de nieuwe Wet natuurbescherming stonden/staan verbodsbepalingen: activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten zijn verboden. Verboden activiteiten zijn nauwelijks gewijzigd. Wel zijn enkele definities aangepast. Zo is onopzettelijk verstoren niet meer strafbaar en is opzettelijk verstoren van vogels in sommige situaties toegestaan.

Verstoren zonder dat vooraf goed onderzoek is uitgevoerd naar beschermde soorten, blijft strafbaar.

Met de nieuwe Wet is ook de lijst van beschermde soorten gewijzigd. Waar de Flora- en Faunawet nog uitging van drie beschermingsniveaus, verdeelt de Wet natuurbescherming beschermde soorten in twee groepen:

  • 1. strikt beschermde soorten waaronder soorten uit de Vogel- en Habitatrichtlijn en
  • 2. andere beschermde soorten, bijvoorbeeld uit de Rode Lijst.

De bescherming van vaatplanten uit tabel 1 en tabel 2 is vervallen.

Onder de Wet natuurbescherming worden nog 75 soorten vaatplanten beschermd, waaronder ook soorten die eerder niet beschermd werden. De bescherming van mieren is vervallen. Ook blijven vrijwel alle zoogdieren beschermd en worden nu ook meer soorten libellen en vlinders beschermd.

Vrijstelling van Flora- en Faunawetverboden door gebruik van goedgekeurde gedragscodes wordt in de Wet natuurbescherming voortgezet.

Bij een ontheffingsaanvraag onder de nieuwe Wet wordt nog steeds getoetst aan drie criteria:

  • Is er sprake van bepaalde, in de wet genoemde belangen?
  • Is er een 'andere bevredigende oplossing' mogelijk?
  • Doet de ontheffing afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de soort?

Artikel 1.11 Wet natuurbescherming voorziet in een algemene verplichting voor een ieder om voldoende zorg te dragen voor Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving.

Daarmee is er weinig veranderd in vergelijking met toepassingspraktijken onder de oude Flora- en Faunawet.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet, behoudens op de plaatsen waar voorheen bebouwing stond, in het versterken van de natuurwaarden in het gebied. Om te bezien of er binnen de uitbreidingslocatie beschermde soorten voorkomen zij de natuurgegevens geraadpleegd.
Ten behoeve van onderhavige ontwikkeling aan Langs de Gewannen 20 te Ulestraten is de website www.waarneming.nl geraadpleegd welke recente data bevat met waarnemingen over flora en fauna. Uitgaande van waarneming.nl is tot voor kort in het gebied waar de landschapsbegraafplaats wordt uitgebreid (voormalig grondgebied van de gemeente Beek) één waarneming bekend. Het betreft de waarneming van een Beemdkroonschildwans. Dit betreft echter geen soort welke voorkomt op de Lijst beschermde soorten van de Wet natuurbescherming. De overige waarnemingen betreffen waarnemingen in het gebied van het vigerende bestemmingsplan 'Langs de Gewannen 20'. Hier betreft het drie waarnemingen; zijnde blauvleugelsprinkhaan, Duitse schorpioenvlieg en de kleine bijvlieg. Ook dit zijn geen soorten welke voorkomen op de Lijst beschermde soorten van de Wet natuurbescherming. In onderstaande figuur zijn de vindplaatsen van voornoemde waarnemingen nader gevisualiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0938.BP05016-VG01_0013.png"

Uitsnede website www.waarneming.nl met aanduiding projectgebied met locaties van 'waarnemingen'


Verder is in oktober 2017 door bureau FF-advies een onderzoek verricht naar de ecologische aspecten van de landschapsbegraafplaats (rapportnummer R201707-A; d.d. 5 oktober 2017; Bijlage 13)

Een van de belangrijkste aspecten benoemd in dit onderzoek, is dat bij de uitbreiding van het naastgelegen AviationValley natuurcompensatie is uitgevoerd in het kader van het verlies van het leefgebied van de das aldaar. Het plangebied omvat een deel van het compensatiegebied voor de das. Uit het onderzoek blijkt dat de transitie van het huidige compensatiegebied naar een landschapsbegraafplaats (natuurbegraafplaats) geen afbreuk doet aan de dassenbiotoop. Het planvoornemen (de inrichting van het gebied als landschapsbegraafplaats) is een verbetering van de huidige situatie (fruitteelt).
Bij de uitbreiding van de landschapsbegraafplaats op voormalig grondgebied van de gemeente Beek vinden er geen bouw- en/of sloopwerkzaamheden plaats. Het betreft uitsluitend het vergroten van het gebied waar begravingen plaats kunnen vinden.

Alles overziend is een onderzoek naar de aanwezigheid van mogelijke beschermde soorten in het kader van de Wet natuurbescherming dan ook niet noodzakelijk.

Conclusie soortenbescherming (flora en fauna)
Gelet op vorenstaande is het onwaarschijnlijk dat er binnen het plangebied beschermde soorten voorkomen die door het planvoornemen worden aangetast. Mochten er toch diersoorten in het plangebied voorkomen dan zullen dit algemene soorten zijn zoals bosmuis, de spitsmuis, en veldmuis. Hiervoor gelden geen verboden zoals bedoeld in artikel 3.10 eerste lid, onderdelen a. en b. van de Wet natuurbescherming. Voor onderhavig planvoornemen hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd.

6.5.4 Inpassingsplan

Met betrekking tot voorliggende planontwikkeling is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Dit vloeit voort uit het feit dat sprake is van toepassing van het Limburgs Kwaliteitsmenu.

Voor de realisatie van een landschapsbegraafplaats is een schetsontwerp uitgewerkt. Het schetsontwerp laat zien hoe verschillende landschappelijke thema's zijn uitgewerkt tot een landschapsbegraafplaats met een eigen identiteit.

Voor een landschapsproject van het ten noorden gelegen bedrijventerrein zijn in het verleden reeds grondwallen aangelegd, die vervolgens beplant zijn met struweel en bomen. Deze grondwallen met tussengelegen boomgaarden vormen de basis voor het ontwerp van de begraafplaats. tussen de bestaande grondwallen enkele 'landschapskamers' aangelegd. De 'gaten', de open delen tussen de grondwallen, zullen worden opgevuld met toe te voegen groensingels zodat vrijwel volledige omsloten landschapskamers ontstaan. De begraafplaats krijgt hierdoor een introvert karakter wat de rust en de sereniteit ten goede zal komen. De landschapskamers hebben ieder een eigen thema, waardoor de begraafplaats verschillende soorten groene omgevingen kan bieden. Hierbij wordt niet uitsluitend gebruik gemaakt van natuurlijk ogende omgevingen zoals een heideveld, maar ook van 'cultuurlandschappen' zoals een fruitboomgaard.

afbeelding "i_NL.IMRO.0938.BP05016-VG01_0014.jpg"

 Figuur landschapsplan met inpassing, indeling in 'kamers' bebouwing en parkeergelegenheid

In de paragraaf 2.3 en subparagraaf 4.2.5 van deze toelichting, is op de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van het landschapsplan ingegaan. Voor het volledige inpassingsplan wordt verwezen naar Bijlage 5).

6.5.5 Conclusie natuur en landschap

Op basis van de beschikbare gegevens zijn geen belemmeringen vanuit het aspect natuur en landschap geconstateerd welke voorliggende planontwikkeling zouden belemmeren. Het planvoornemen zal de natuur versterken.

Te allen tijde geldt de algemene zorgplicht. Dit houdt in, dat handelingen die niet noodzakelijk zijn met betrekking tot de voorgenomen ingreep en die nadelig zijn voor de in en om het plangebied eventuele voorkomende flora en fauna, achterwege moeten blijven.

6.6 Duurzaamheid

Duurzame stedenbouw verbreedt de aandacht naar meer aspecten dan alleen de verkaveling en ontsluiting. Duurzaamheid gaat ook om een zuinig ruimtegebruik, milieuvriendelijkheid, veilig verkeer en vervoer en natuur en rekening houden met het waterhuishoudingsysteem, omgevingsinvloeden, landschapsstructuren en landschapselementen.

Dit betekent in de praktijk dat gelet moet worden op het materiaalgebruik, de vormgeving, gebruik van alternatieve energiebronnen, compact bouwen, intensief ruimtegebruik en flexibel bouwen (levensloopbestendig).

Duurzaam bouwen heeft een volwaardige plaats in het ontwerp, het bouwen en beheren van de bebouwing. Tijdens de bouw kan door zuinig om te gaan met bouwmaterialen worden voorkomen dat er onnodig afval ontstaat.

In onderhavig plan zijn met name de bouwkundige aspecten van belang. Deze zullen verder worden uitgewerkt in de aanvraag van de omgevingsvergunning/bouwvergunning.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid van de planontwikkeling dient in relatie tot de gemeentelijke financiën te zijn gewaarborgd. Daarbij dient ook te worden onderzocht of en in hoeverre de voorgenomen afwijkingen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan aanleiding kunnen geven tot aanspraken om planschade als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening.

7.1 Grondexploitatie

7.1.1 Algemeen

Afdeling 6.2 van de Wet ruimtelijke ordening draagt de titel 'Grondexploitatie'. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de mogelijkheden voor gemeenten (en ook provincie en Rijk indien deze als planwetgever optreden) om langs publiekrechtelijke weg eisen te stellen aan het in exploitatie brengen van gronden. Het gaat dan onder andere om eisen op het gebied van kostenverhaal, sociale woningbouw, particulier opdrachtgeverschap en fasering van de invulling van den openbare ruimte. Ook zijn in afdeling 6.2 Wro twee bepalingen opgenomen over de wijze waarop langs privaatrechtelijke weg eisen gesteld kunnen worden aan het in exploitatie brengen van gronden.

7.1.2 Exploitatieplan

Afdeling 6.4 Wro beschrijft een publiekrechtelijk stelsel waarbinnen door gemeenten (en in voorkomend geval provincie of Rijk) eisen gesteld kunnen worden aan de grondexploitatie. Dit publiekrechtelijk instrumentarium is aanvullend van aard. Het primaat ligt bij vrijwillige civielrechtelijke afspraken. Deze civielrechtelijke afspraken worden gemaakt in hetzij een anterieure overeenkomst (er is nog geen exploitatieplan vastgesteld) hetzij een posterieure overeenkomst (er is al een exploitatieplan vastgesteld).

Artikel 6.12, lid 1 Wro bepaalt dat de gemeenteraad wordt verplicht om de gronden, waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen, een exploitatieplan op te stellen. Artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening geeft aan om welke bouwplannen het gaat.

Hoofdregel is dat er een plicht bestaat voor het opstellen van een exploitatieplan. Onder artikel 6.12, lid 2 Wro wordt hierop echter een aantal uitzonderingsmogelijkheden geboden:

  • het verhaal van kosten over de in het plan of besluit begrepen kosten is anderszins verzekerd;
  • het is niet nodig een tijdvak te bepalen waarbinnen de grondexploitatie zal plaatsvinden;
  • het is niet nodig een fasering op te nemen waarbinnen werken, werkzaamheden en bouwplannen uitgevoerd moeten worden;
  • het is niet nodig eisen en/of regels omtrent de uitvoering te stellen aan het bouwrijp maken en/of de inrichting van de openbare ruimte en/of de aanleg van nutsvoorzieningen;
  • het is niet nodig regels te stellen omtrent de uitvoering van de in het bestemmingsplan opgenomen bepalingen omtrent sociale huur en/of koopwoningen, kavels voor particulier opdrachtgeverschap of branches in de detailhandel.

Het voorliggende plan heeft betrekking op een particulier initiatief, waarbij de financiële consequenties uitsluitend door de initiatiefnemer zullen worden gedragen. Er is derhalve geen exploitatieplan noodzakelijk. Daar de kosten voor de planontwikkeling geheel voor rekening zijn van de initiatiefnemer, heeft onderhavig plan géén gevolgen voor de gemeentelijke begroting en/of gemeentelijke financiën. Tussen de gemeente Meerssen en de initiatiefnemer zal een anterieure exploitatieovereenkomst worden gesloten, waarin onder andere financiële afspraken worden gemaakt.

7.2 Planschade

Artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening biedt de grondslag voor de vergoeding van zogenoemde planschade. Deze schadevergoeding wordt (in beginsel) door het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente toegekend aan degene die als gevolg van een planontwikkeling schade lijdt.

Artikel 6.4a Wro bepaalt dat de gemeente de mogelijkheid heeft om met een initiatiefnemer van een planontwikkeling een overeenkomst te sluiten. De strekking van dergelijke planschadeovereenkomst is dat de door derden geleden schade geheel (of gedeeltelijk) voor rekening komt van de initiatiefnemer, omdat de schade voortvloeit uit het op zijn of haar verzoek ten behoeve van een planontwikkeling wijzigen van het bestemmingsplan of verlenen van een omgevingsvergunning.

De gemeente Meerssen zal met de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst afsluiten.

Hoofdstuk 8 Planstukken

Het bestemmingsplan 'Uitbr. Langs de Gewannen 20 Ulestraten' van de gemeente Meerssen bestaat uit voorliggende toelichting, regels en een verbeelding schaal.

8.1 Algemeen

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Behalve een vernieuwd stelsel voor processen voor de ruimtelijke ordening in Nederland, worden met de inwerkingtreding van de nieuwe Wro ook de resultaten van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen) wettelijk verankerd. Dit houdt in dat nagenoeg alle instrumenten uit de Wro door bronhouders digitaal beschikbaar zijn, waardoor de bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar worden. Hiervoor is het pakket 'RO Standaarden 2008' ontwikkeld, dat wettelijk is vastgelegd in de bij de Wro behorende 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening'.

Vergelijkbaarheid van bestemmings- en inpassingsplannen wordt door de SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012) op drie manieren gerealiseerd:

  • er is een begrippenkader gegeven dat in de plannen toegepast moet worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om lijsten van bestemmingshoofdgroepen met mogelijke gebruiksdoelen, dubbelbestemmingen, aanduidingen, indeling van regels etc. Voor het hanteren van het begrippenkader is geen specifieke software vereist;
  • er is een verplichte 'analoge verbeelding' voorgeschreven, hetgeen inhoudt de manier waarop het plan op papieren kaarten moet worden getoond. Er zijn dwingende regels inzake de opmaak van het plan. Voor het opmaken van plannen is in de praktijk speciale software benodigd;
  • er is een verplichte 'digitale verbeelding' voorgeschreven, waarmee wordt gedoeld op het tonen van het plan in een digitale omgeving (website).

Vanaf 1 januari 2010 dient een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar te zijn. Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan deze digitaliseringverplichting.

8.2 Toelichting, regels en verbeelding

Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. De regels en verbeelding vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderling verband te worden bezien. De regels en de verbeelding zijn namelijk onlosmakelijk met elkaar verbonden, aangezien op de verbeelding de bestemmingen visueel zijn weergegeven en de regels onder andere het gebruik en de bouwmogelijkheden bij deze bestemmingen geven.

8.2.1 Toelichting

De toelichting van het bestemmingsplan heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het totale plan. De toelichting geeft namelijk een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten zoals deze aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting een belangrijk hulpmiddel bij de interpretatie van het bestemmingsplan.

8.2.2 Regels

Conform de SVBP2012 dienen de regels van een bestemmingsplan volgens een bepaalde opbouw te worden opgesteld, waarbij opgemerkt dient te worden dat niet elk bestemmingsplan alle elementen van navolgende opbouw bevat:

  • 1. Hoofdstuk 1: Inleidende regels
  • Begrippen
  • Wijze van meten

  • 2. Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
  • Bestemmingen
  • Voorlopige bestemmingen
  • Uit te werken bestemmingen
  • Dubbelbestemmingen

  • 3. Hoofdstuk 3: Algemene regels
  • Anti-dubbeltelregel
  • Algemene bouwregels
  • Algemene gebruiksregels
  • Algemene aanduidingsregels
  • Algemene afwijkingssregels
  • Algemene wijzigingsregels
  • Verwezelijking in de naaste toekomst
  • Algemene procedureregels
  • Overige regels

  • 4. Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
  • Overgangsrecht
  • Slotregel

De regels van de verschillende bestemmingen worden als volgt opgebouwd, waarbij eveneens geldt dat een bestemmingsregel niet alle elementen hoeft te bevatten:

  • Bestemmingsomschrijving
  • Bouwregels
  • Nadere eisen
  • Afwijken van de bouwregels
  • Specifieke gebruiksregels
  • Afwijken van de gebruiksregels
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • Wijzigingsbevoegdheid

Vorenstaande gestandaardiseerde opbouw is gehanteerd bij het opstellen van de regels behorende bij voorliggend bestemmingsplan.

Vorenstaande gestandaardiseerde opbouw is gehanteerd bij het opstellen van de regels behorende bij voorliggend bestemmingsplan.

In dit bestemmingplan zijn de enkel- en dubbelbestemmingen van het vorige bestemmingsplan 'Buitengebied' overgenomen. Binnen het plan komen de enkelbestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden', 'Verkeer' en 'Wonen' en de dubbelbestemmingen 'Waarde – Archeologie', 'Waarde – Ecologie' en 'Waarde – Landschapselementen' voor.

Binnen deze bestemmingen zijn functieaanduidingen opgenomen om de landschapsbegraafplaats mogelijk te maken in het bestemmingsplan. Het betreft de functieaanduidingen 'specifieke vorm van maatschappelijk – landschapsbegraafplaats', 'vijver' en 'parkeerterrein'. Tevens zal de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gedenkhuis' worden opgenomen.

Verder is er een voorwaardelijke verplichting opgenomen met betrekking tot de landschappelijke inpassing. Het gebruiken en/of het laten gebruiken van de gronden binnen de aanduiding 'overige zone – landschappelijke inpassing' is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing binnen 2 jaar na afgifte van de omgevingsvergunning en/of de planologische maatregel is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.

8.2.3 Verbeelding

De 'vroegere' plankaart wordt in het kader van het huidige planologische regime aangeduid als 'verbeelding'. Op een verbeelding wordt de grens van het plangebied weergegeven waarbinnen onder meer de verschillende (dubbel)bestemmingen, bouwvlakken en bouw-/functie-/maatvoeringsaanduidingen (en de ligging daarvan) visueel zijn weergegeven.

De verbeelding met betrekking tot voorliggend bestemmingsplan is ingetekend op schaal en digitaal raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl.

Verder voorziet bijbehorende verbeelding in de naam van voorliggend bestemmingsplan en een tekeningnummer. Dit zijn verplichtingen in het kader van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.

De verbeelding is direct (juridisch) verbonden met de bijbehorende regels. In deze regels worden de condities en voorwaarden gesteld behorende bij de verschillende bestemmingen.

Hoofdstuk 9 Vooroverleg, inspraak en formele procedure

9.1 Inleiding

De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerp bestemmingsplan ter visie kan worden gelegd. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.

9.2 Vooroverleg

Artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, waar nodig, overleg plegen andere betrokken overheden en overheidsdiensten (wettelijke adviseurs). Daarbij moet worden gedacht aan naburige gemeenten, het waterschap, en de diensten van het Rijk en de provincie. Overleg met het waterschap is altijd verplicht, terwijl het tot de verantwoordelijkheid van de gemeente behoort om te beoordelen of overleg met de desbetreffende diensten van het Rijk en de provincie nodig is. Artikel 3:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is van overeenkomstige toepassing.

De bedoeling van dit vooroverleg is voornamelijk om de opstellers van het plan tijdig de mogelijkheid te geven het plan desgewenst aan opmerkingen van andere overheden aan te passen.

Voorliggende planontwikkeling is door de gemeente in het kader van artikel 3.1.1 Bro voorgelegd voor advies aan de betreffende instanties.

9.3 Inspraak

Ingevolge artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening dienen burgemeester en wethouders te besluiten en te publiceren of er terinzagelegging van het bestemmingsplan plaatsvindt, of er zienswijzen kunnen worden ingediend en of een onafhankelijke adviesinstantie advies uitbrengt. Ook is in voornoemd artikel bepaald dat het voornemen tot het voorbereiden van een bestemmingsplan, waarbij geen MER wordt opgesteld, dient te worden gepubliceerd conform artikel 3:12, lid 1 en 2 van de Algemene wet bestuursrecht en langs elektronische weg.

De gemeente Meerssen heeft kenbaar gemaakt dat zij conform haar inspraakverordening, alvorens de formele bestemmingsplanprocedure op te zullen starten, geen voorontwerp van voorliggend bestemmingsplan ter inzage zullen leggen, maar direct het ontwerp-bestemmingsplan ter inzage leggen.

9.4 Formele procedure

9.4.1 Algemeen

De wettelijke (formele) bestemmingsplanprocedure, die circa 26 weken in beslag neemt, bestaat uit navolgende stappen:

  • 1. Openbare kennisgeving van het ontwerp bestemmingsplan.
  • 2. Ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan met alle bijbehorende stukken gedurende 6 weken. Tevens wordt de bekendmaking toegezonden aan Gedeputeerde Staten, belanghebbenden en betrokken Rijksdiensten.
  • 3. Gedurende de termijn van ter inzage legging kan een ieder zienswijzen naar voren brengen.
  • 4. Vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad binnen 12 weken.
  • 5. Algemene bekendmaking van het bestemmingsplan door ter inzage legging met voorafgaande kennisgeving en toezending van het besluit tot vaststelling aan Gedeputeerde Staten en betrokken Rijksdiensten, Waterschappen en gemeenten: binnen 2 weken dan wel, indien Gedeputeerde Staten of de inspecteur zienswijzen hebben ingebracht of het bestemmingsplan gewijzigd is vastgesteld, binnen 6 weken na vaststelling.
  • 6. Mogelijkheid tot beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen 6 weken na bekendmaking voor belanghebbenden.
  • 7. Inwerkingtreding op de dag na afloop van de beroepstermijn, zijnde 6 weken na de bekendmaking, tenzij binnen deze termijn een verzoek om voorlopige voorziening is ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
9.4.2 Zienswijzen

Het ontwerp van voorliggend bestemmingsplan heeft vanaf 1 maart 2023 tot en met 13 april 2023 voor zienswijzen ter visie gelegen. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingekomen.