direct naar inhoud van Artikel 11 Bedrijventerrein - Luchthaven
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0938.BP05000-VG01

Artikel 11 Bedrijventerrein - Luchthaven

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijventerrein - Luchthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 bij de regels: Toegesneden lijst van bedrijfstypen MAA onder de categorieën 2, 3 en 4 met uitzondering van:
    • 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    • 2. risicovolle inrichtingen.
  • b. één hotel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - hotel’;
  • c. één transportservicecentre, met bijbehorende voorzieningen zoals een horecavoorziening, motorbrandstoffenverkooppunt en truckwasvoorziening;

met de daarbij behorende:

  • d. voorzieningen, zoals verharding, wegen, paden en groen;
  • e. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • f. in-/uitritten, met dien verstande dat:
    • 1. per bouwperceel het aantal in-/uitritten niet meer mag bedragen dan 2;
    • 2. de breedte van een in-/uitrit niet meer dan 8.00 meter mag bedragen;
  • g. interne ontsluitingswegen, met dien verstande dat:
    • 1. per zijde van een bestemmingsvlak niet meer dan 2 aansluitingen op de bestemming 'Verkeer' worden aangesloten;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtname van het parkeerbeleid uit artikel 51.3.2 en 51.3.3;
  • j. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • k. doeleinden van openbaar nut.
11.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 51.5.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijventerrein - Luchthaven' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, geen woningen zijnde, ten behoeve van de in 11.1.1 genoemde doeleinden;
  • b. de daarbij behorende andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen, die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
11.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen uitsluitend in het bouwvlak te worden opgericht;
  • b. de voorgevel dient te zijn gericht naar de de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • c. het bouwvlak moet per bouwperceel voor minimaal 50% en mag per bouwperceel voor maximaal 80% worden bebouwd;
  • d. indien op het bouwperceel een bouwvlak is aangegeven, dienen de gebouwen met de gevel in de grens van dit bouwvlak te worden gebouwd;
  • e. voor percelen niet grenzend aan het bouwvlak van het bestemmingsvlak geldt:
    • 1. dat de afstand tussen de bebouwing en de zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 meter dient te bedragen;
    • 2. de bebouwing minimaal 6 meter uit de naar de weg gekeerde perceelsgrens dient te liggen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrij gebied’ mogen geen gebouwen ten behoeve van bedrijven worden opgericht;
  • g. de bouwhoogte van gebouwen mag niet minder en niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale bouwhoogte (m)', met dien verstande dat kleine ondergeschikte (delen van) gebouwen zoals fietsenbergingen, afvalcontainerruimten, portiersloges en ingangspartijen alsmede beperkte uitbouwen van gebouwen in één bouwlaag zoals kantines, niet aan de minimale bouwhoogte behoeven te voldoen;
  • h. uitgangspunt voor de inrichting en bebouwing van het bedrijventerrein is het Beeldkwaliteitplan zoals opgenomen in het Masterplan Businesspark MAA (Hoofdstuk 06) d.d. mei 2005 en de wijziging/aanvulling daarop 'Erf- en perceelafscheidingen en Verleggen interne weg' d.d. 8 juni 2012.
11.2.3 Overige regels met betrekking tot bebouwing

Binnen het bestemmingsvlak mag de bouwhoogte van andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen, ten hoogste 4.00 meter bedragen, met uitzondering van:

  • a. erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of de bijgebouwgrens niet meer dan 1.00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of bijgebouwgrens niet meer dan 2.00 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 9.00 meter.
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 51.4.

11.4 Afwijken van de bouwregels
11.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van afwijkend minimum bebouwingspercentage

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het afwijken van het minimum bebouwingspercentage, met dien verstande dat:

  • a. het bouwvlak per bouwperceel voor minimaal 30% mag worden bebouwd;
  • b. het bouwvlak per bouwperceel voor minimaal 10% mag worden bebouwd ten behoeve van de bouw en vestiging van bebouwingsextensieve bedrijven;
  • c. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 48.2.
11.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van gebouwen met een grotere bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het afwijken van de maximale bouwhoogte, voor de bouw van nietzelfstandige kantoorruimten als bovenste bouwlaag van bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4.00 meter;
  • b. de oppervlakte van de kantoorruimten niet meer mag bedragen dan 15% van de onderliggende bouwlaag;
  • c. alvorens een omgevingsvergunning te verlenen burgemeester en wethouders advies vragen aan Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) en aan Eurocontrol;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 48.2.
11.4.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het toestaan van hogere lichtmasten

Burgemeester en wethouders kunnen, in afwijking van het bepaalde in artikel 11.2.3 sub b, een omgevingsvergunning verlenen en toestaan dat lichtmasten worden gebouwd met een bouwhoogte groter dan 9.00 meter, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15.00 meter;
  • b. indien de bouwhoogte meer bedraagt dan de ingevolge artikel 47.10 toegestane bouwhoogte eerst een positief advies wordt verkregen van Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) en Eurocontrol.
11.5 Specifieke gebruiksregels
11.5.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de grond anders dan:

11.5.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. detailhandel;
  • b. horeca, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - hotel';
  • c. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt opslag buiten de bedrijfsgebouwen en de opslag van explosie- en/of brandgevaarlijke goederen en stoffen.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels
11.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van vestiging bedrijven die niet worden genoemd in de Staten van bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in 11.1.1 onder a. en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die niet worden genoemd in de 'Toegesneden lijst van bedrijfstypen MAA' (bijlage 2), met dien verstande dat:

  • a. die bedrijven naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die genoemd zijn in de 'Toegesneden lijst van bedrijfstypen MAA' onder de categorieën 1, 2, 3 en 4;
  • b. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft
  • c. het geen risicovolle inrichtingen betreft;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 48.2.
11.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van de aanleg van een derde in-/uitrit

Burgemeester en wethouders kunnen, in afwijking van het bepaalde in artikel 11.1.1 sub f, een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van de aanleg van een derde in-/uitrit, met dien verstande dat de noodzaak van de derde in-/uitrit is aangetoond.

11.6.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van buitenopslag

Burgemeester en wethouders kunnen, in afwijking van het bepaalde in artikel 11.5.2 sub c, een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van buitenopslag, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak van de buitenopslag is aangetoond;
  • b. de hoogte van de buitenopslag niet meer bedraagt dan 5.00 meter;
  • c. de buitenopslag niet zichtbaar is vanaf de openbare weg dan wel aan het zicht is onttrokken door een niet/transparante afscheiding.
11.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat op de gronden met de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrij gebied’ gebouwen ten behoeve van bedrijven mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. er geen sprake mag zijn van milieuhygiënische belemmeringen, zoals hindercirkels van agrarische bedrijven;
  • b. voor het bouwen van gebouwen de regels gelden als opgenomen artikel 11.2.2.