direct naar inhoud van Artikel 16 Maatschappelijk
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0938.BP05000-VG01

Artikel 16 Maatschappelijk

16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1 Algemeen

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. religieuze doeleinden;
  • b. onderwijskundige doeleinden;
  • c. sociaal-culturele doeleinden;
  • d. gezondheidszorg;
  • e. zorginstelling;

met de daarbij behorende:

  • f. verkeersvoorzieningen;
  • g. groen- en speelvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. parkeervoorzieningen uitsluitend voor het toegestane gebruik en met inachtname van het parkeerbeleid uit artikel 51.3.2 en 51.3.3;
  • j. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • k. doeleinden van openbaar nut.
16.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 51.5.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, ten behoeve van de in 16.1.1 genoemde doeleinden;
  • b. de daarbij behorende andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen, die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
16.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen in het bouwvlak te worden opgericht;
  • b. de voorgevel van gebouwen zal in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3,50 meter of de bestaande goothoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, indien deze hoger is;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 5,50 meter of de bestaande bouwhoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, indien deze hoger is;
  • e. gebouwen dienen plat of met een kap van ten minste 30° en ten hoogste 60° te worden afgedekt;
  • f. indien niet in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, zal ten minste 3,00 meter uit de erfscheiding worden gebouwd;
16.2.3 Overige regels met betrekking tot bebouwing

Binnen het bestemmingsvlak mag de bouwhoogte van andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen, ten hoogste 3.50 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of de bijgebouwgrens niet meer dan 1.00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of bijgebouwgrens niet meer dan 2.00 meter mag bedragen.

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 51.4.

16.4 Afwijken van de bouwregels
16.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen binnen de bestemming 'Maatschappelijk', respectievelijk het vergroten van het bouwvlak, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen niet onevenredig nadelig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind;
  • c. bij monumentale en beeldbepalende panden de inhoud van de bebouwing daardoor met niet meer dan 10% mag toenemen;
  • d. de goothoogte ten hoogste 6.50 meter mag bedragen;
  • e. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 48.2.
16.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. ten behoeve van de verkeersveiligheid, voldoende afstand tot de bestemming 'Verkeer' wordt aangehouden;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten hoogste 6.00 meter mag bedragen;
  • c. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 48.2.
16.4.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van de oprichting van kunstobjecten

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van de oprichting van kunstobjecten, zoals (stand)beelden en uitingen van moderne kunst, en dergelijke, met dien verstande dat:

  • a. deze qua aard en omvang in de omgeving passen met een maximum oppervlakte van 10 m² per object;
  • b. in het geval van speelvoorzieningen: uit onderzoek naar de gesteldheid van de bodem is gebleken, dat er vanuit milieuhygiënisch opzicht geen belemmeringen aanwezig zijn. Voor zover uit dat onderzoek een verontreiniging naar voren komt, dienen de gronden te worden gesaneerd in overeenstemming met de saneringsaanpak zoals opgenomen in de Wet bodembescherming;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 3.50 meter;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 48.2.
16.5 Specifieke gebruiksregels
16.5.1 Gebruik van de grond

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de grond anders dan voor:

  • a. tuin en/of groenvoorzieningen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. opslagdoeleinden, ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van explosie- en/of brandgevaarlijke goederen en stoffen.
16.5.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. groothandel;
  • c. detailhandel, anders dan als ondergeschikte activiteit, zowel naar aard als naar afmetingen, bij ter plaatse gevestigde maatschappelijke doeleinden;
  • d. horeca, anders dan als ondergeschikte activiteit in verband met het toegestane gebruik;
  • e. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van explosie- en/of brandgevaarlijke goederen en stoffen.
16.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Maatschappelijk' wijzigen in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:

  • a. de volgens de bestemming toegestane activiteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • b. de woningbouw past binnen de Provinciale Woonvisie;
  • c. geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
  • d. de woningen inpasbaar zijn vanuit het stedenbouwkundig beeld;
  • e. de geluidsbelasting, blijkens een geluidsniveaukaart dan wel een akoestisch onderzoek, niet hoger is dan de voor wegverkeerslawaai geldende voorkeursgrenswaarden, of een hogere grenswaarde in het kader van de Wet geluidhinder, in welk geval de verblijfsruimten van de woning in overwegende mate aan de geluidsluwe zijde dienen te worden gesitueerd;
  • f. uit onderzoek naar de gesteldheid van de bodem is gebleken, dat er vanuit milieuhygiënisch opzicht geen bezwaren bestaan tegen de realisering van woningen. Voor zover uit dat onderzoek een verontreiniging naar voren komt, dienen de gronden te worden gesaneerd in overeenstemming met de saneringsaanpak zoals opgenomen in de Wet bodembescherming;
  • g. de luchtkwaliteit niet zodanig is of kan worden beïnvloed dat wettelijke bezwaren bestaan tegen de realisering van woningen;
  • h. voordat aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing wordt gegeven, middels een vooronderzoek inzicht in de flora en fauna waarden van het gebied dient te zijn gegeven.
  • i. rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);
  • j. voordat aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing wordt gegeven, middels een vooronderzoek inzicht in de archeologische waarden van het gebied dient te zijn gegeven;
  • k. bij de wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 27, met dien verstande dat, het wijzigingsplan duidelijkheid geeft over (nieuwe) bouwvlakken en de aanduiding 'bijgebouwen', alsmede het aantal en de aard van de woningen.